De veertigdagentijd in de leerschool van de heiligen! Dat belooft triestig te worden! Maar vergis u niet, "de wet van God is een wet vol liefde en heel zachtmoedig" zegt ons de heilige Franciscus van Sales! Zodanig dat onze veertigdagentijd een verjongingskuur zal zijn met de geschriften van de heiligen, om de geesteskracht van ons doopsel als een nieuwe lente terug te vinden.
In dit jubeljaar is de christen een pelgrim onderweg en zoals men een kerk bezoekt als men door een dorp trekt, zo zullen wij opgaan naar Pasen en daarbij de schoonheden van onze spirituele Traditie ontdekken en de liturgie van de dag overwegen: veertig dagen om twintig eeuwen te doorlopen en ons bewust te worden van onze christelijke hoop.
Wijden wij minstens een kwartier per dag aan het lezen en overwegen van die teksten: een kwartier aan eeuwigheid, dat ons de blijde boodschap van ons heil in heel zijn frisheid laat herontdekken!
Vasten en vlees derven (*)
"Vandaag is het de dag van het heil!" De liturgie die ons binnenleidt in de veertigdagentijd, kondigt de vervulling aan van al de beloften van God aan Zijn volk; wij zijn gered! Niet: "gered" in de hemel en als wij heel braaf zijn op aarde om hem te verdienen, maar nu al gered. Dit heil vat alle hoop van een christen samen:
Mijn Evangelie is dat God ons Zijn Zoon gegeven heeft, die door mens te worden uit liefde voor ons en die ons waarheden verkondigd heeft die men evangelisch noemt, dat Hij ons door de beoefening van deze waarheden niet alleen naar de zaligheid van het andere leven leidt dat de verkondigers in Zijn Naam aan de mensen beloven, maar ook naar een toestand van geluk waarin degenen die alles uit liefde voor Hem verlaten, zich in dit leven reeds kunnen bevinden.
Het is naar dit geluk dat de veertigdagentijd ons leidt, niet door ons de zorgen te doen vermijden van een bestaan dat door de erfzonde ontketend is, maar te midden van die moeilijkheden zelf: door ons op het kruis te vervoegen maakt Jezus van de hindernissen een springplank naar geluk:
Zoals Jezus Christus zegt, ongeacht de vervolgingen en dwarsliggers van de wereld, ongeacht de kruisen die God niet ophoudt naar Zijn vrienden te zenden, dorheid, lusteloosheid, innerlijk verdriet, ziekten en lichaamskwalen: dat is mijn Evangelie.
Hoe is dat mogelijk? Wij zullen veertig dagen hebben om het te ontdekken, maar vergissen wij ons niet, dit is onze hoop:
Voor mij, die al oud ben, ik heb zoveel mensen gezien die de waarheid ervaren hebben van wat ik zeg, dat ik helemaal niet bang ben voor vermetel door te gaan wanneer ik op hun getuigenis voortga dat het alleen van ons afhangt of we het ervaren en of we ons al in dit leven gelukkig maken.
Jean-Joseph Surin, Brief van 2 december 1664
Laten wij om het te ervaren in deze hoop binnengaan door gebed, vasten en delen, deze drie elementen van de christelijke veertigdagentijd, evenals door oefeningen waartoe de Kerk ons in dit jubeljaar uitnodigt:
Heilige John Henry Newman, Sermoen voor de Parochie VII
Heilige Johannes Chrysostomus, Homilie voor de Goede Week
Heilige Augustinus, Sermoen 207
Gebed is de eerste stap in het christenleven. Het is ook de tweede, de derde ... want eerlijk gezegd, het is niets anders dan het christenleven zelf:
De mens is alleen voor God geschapen, om in gemeenschap met Hem te zijn, en een christen is slechts op aarde om daar te doen wat Jezus Christus gedaan heeft toen Hij hier was.
Heel het leven van Jezus Christus was slechts één onophoudelijk gebed, dat wij in ons leven moeten voortzetten en tot uiting brengen, als iets dat zo belangrijk en absoluut noodzakelijk is als de aarde die ons draagt, de lucht die wij inademen, het brood dat ons in stand houdt, het hart dat in onze borst klopt, dingen die voor een mens helemaal niet zo noodzakelijk zijn om menselijk te leven als het gebed noodzakelijk is voor een christen om christelijk te leven.
Beschouw daarom, bij dit begin van de veertigdagentijd,
deze zaak als de eerste, de belangrijkste, de meest noodzakelijke, de dringendste en belangrijkste van al uw zaken en ontdoe u in de mate dat het voor u mogelijk is, van de andere minder noodzakelijke dingen.
Heilige Jean Eudes, Het Leven en het Koninkrijk van Jezus
De bekoring zal er altijd in bestaan ons te ontmoedigen, omdat onze gebeden schijnbaar zelden verhoord worden. Maar zijn wij het niet eerder die niet aan God vragen wat Hij ons zou willen geven?
Velen beklagen zich dat God hun niet alle genaden geeft die zij verlangen. Maar de heilige Bernardus zegt dat het eerder God is die zich over hen beklaagt omdat zij niet bidden en zij Hem daardoor dwingen karig te worden met de weldaden die Hij voor ons weglegt en die Hij vurig over ons wil uitspreiden. "Nee, beklaag u niet over Mij, zegt de Heer, als ge de genaden die ge nodig hebt, niet ontvangen hebt, maar beklaag uzelf omdat ge ze Mij helemaal niet gevraagd hebt en ge ze daarom niet gekregen hebt!"
God houdt meer van ons dan wij van onszelf houden; dat doet de heilige Augustinus zeggen dat God ons Zijn genaden meer verlangt te geven dan wij ze verlangen te ontvangen. God is degenen die Hem iets vragen enigszins dankbaar, alsof Hij hun lijkt te zeggen : "O christenziel, Ik dank u omdat ge Mij om Mijn genade komt vragen!" Ongetwijfeld omdat de ziel dan voor God de weg lijkt te banen Zijn weldaden te verspreiden en Zijn Goddelijke neiging tevreden te stellen die erin bestaat goed te doen aan de mensen.
Zo zeker als God trouw is aan Zijn beloften, moet ons vertrouwen zijn dat Hij ons zal verhoren. Misschien bevinden wij ons soms in een toestand van geestelijke dorheid of worden we in de war gebracht door een of andere fout en voelen wij in het gebed niet het vertrouwen dat wij zouden wensen? Spannen wij ons echter in te bidden want God zal niet nalaten ons te verhoren; Hij zal dat zelfs eerder doen wanneer wij bidden en onszelf wantrouwen door alleen te steunen op de goedheid en de trouw van God, die beloofd heeft te verhoren wie tot Hem bidt.
Heilige Alfonsus van Liguori, Kleine verhandeling over het gebed
vlees derven (*)
Wat is de rol van vasten, inspanningen en heel wat dingen die in het christenleven niet heel aangenaam zijn? Er is om te beginnen de noodzaak om het evenwicht terug te vinden van een bestaan dat naar beneden getrokken wordt door allerlei prikkels van onze "consumptiemaatschappij", waarvan heel de welvaart in feite berust op de erfzonde:
Wij hebben in ons hart een leegte die geen schepsel zou kunnen vullen. Dat kan God alleen, die ons begin en ons einde is. God bezitten vult deze leegte en maakt ons gelukkig. God ontberen laat ons in die leegte en maakt ons ongelukkig. Een schepsel zegt ons: kom naar mij, ik zal u vullen. Wij geloven het, maar het bedriegt ons. Dan zegt een ander schepsel ons hetzelfde, daarna nog een en het bedriegt ons op dezelfde manier, en dat zolang dit leven duurt. De schepselen spreken ons aan van alle kanten en beloven ons te vullen. Maar al hun beloften zijn slechts leugens; en toch zijn wij altijd bereid ons te laten misleiden.
Louis Lallemant, Geestelijke Leer
Heel wat wijzen en filosofen hebben deze leugens aangeklaagd en zagen in vasten en soberheid een terugkeer naar een bepaald geluk. Maar wij zijn nog heel ver van de vasten die ons in de veertigdagentijd gevraagd wordt:
Soms denk ik bij mijzelf dat men in heiligenlevens alleen schrijft over wat hen heilig maakt: hun waken, vasten, gebed, boete, gestrengheden, uiterlijke devoties en dergelijke, maar het is niet dat wat hen heilig maakt, dat zijn slechts middelen om tot heiligheid te geraken. Heiligheid bestaat helemaal niet uit deze dingen, aangezien zij kunnen beoefend worden door heel boosaardige mensen en soms met meer schijn van devotie dan door echt deugdzame mensen.
Claudine Moine, Relation spirituelle (Geestelijk verslag)
Vasten is slechts een eerste stap, zij het een noodzakelijke stap, maar een om verder te gaan:
Door vasten alleen te zien als het derven van voedsel, doen we het onrecht aan. Als u werkelijk vast, toon het door uw werken. Wat zullen die werken zijn? Als u een arme ziet, heb medelijden met hem ; als u uw vijand ziet, verzoen u met hem; als uw vriend een lofwaardige daad stelt, wees niet jaloers op hem: niet alleen onze mond moet vasten, ook onze ogen, oren, voeten, handen, al onze ledematen. Dat onze handen vasten, dat wil zeggen dat zij zuiver zijn van roof en gierigheid. Dat onze voeten vasten, wil zeggen dat zij zich onthouden van ongeoorloofde voorstellingen. Dat onze ogen vasten, wil zeggen dat zij het zich gewoon maken om geen onbescheiden blik te werpen. Ook de oren vasten en hun vasten bestaat erin om niet naar kwaadspreken en laster te luisteren. Dat de mond vast door zich te onthouden van ieder oneerlijk en beledigend woord. Waartoe dient het ons te onthouden van het vlees van vogels en vissen, als wij onze broeders verscheuren?
Heilige Johannes Chrysostomus, Derde homilie over de beelden
Vasten heeft honger en dorst wanneer men hem geen naastenliefde laat eten en barmhartigheid laat drinken. Vasten lijdt en verzwakt wanneer hij zich niet met aalmoezen bedekt, wanneer hij zich niet kleedt met het gewaad van erbarmen. Wat de lente is voor de aarde, is barmhartigheid voor de vasten – dat weten wij: zoals de lentebries de veldbloemen laat bloeien, zo laat barmhartigheid alles vrucht dragen wat door vasten gezaaid werd en maakt zij van zijn deugd een hemelse oogst.
Heilige Petrus Chrysologus, Sermoen 8
Door ons te herstellen in onze roeping als kinderen van God, herstellen gebed en vasten ons in ware broederlijkheid met iedereen die deze roeping deelt. In deze broederlijkheid ontdekken wij dat wij ten dienste staan van elkaar, wat impliceert dat wij de goederen die God ons tot beschikking stelde toen Hij ons schiep, in gemeenschap brengen: materiële goederen maar ook alle immateriële goederen zoals gezondheid, verstand, onze sociale positie ... Inderdaad,
alleen God heeft eigenlijk het recht ik te zeggen en alles tot Hem terug te brengen, de regel te zijn, de maat, het middelpunt van alles omdat alleen God is, en het overige is er maar door Zijn wil , is er slechts voor Hem, heeft slechts de waarde die Hij eraan geeft terwijl het op zichzelf genomen niets is, niets waard is, niets verdient. Eens dit fundament gelegd, is de ongerechtigheid van het menselijke ik gemakkelijk aan te voelen. Deze ongerechtigheid bestaat erin dat de mens op zichzelf beschouwd, achting heeft voor zichzelf, van zichzelf houdt en denkt waardering en liefde waardig te zijn; door zichzelf tot middelpunt van alles te maken en alles tot zichzelf terug te brengen.
Door het menselijk "ik" te vernietigen, verdwijnen alle misdaden van de aarde, leven alle mensen als broeders onder elkaar, delen zij zonder jaloezie de goederen van hier beneden, verlichten zij elkaar in hun kwalen en ziet ieder in de ander een ander zichzelf.
Jean-Nicolas Grou, Handboek van innerlijke zielen
Maar het gaat met delen zoals met gebed en vasten: het volstaat niet er zin in te hebben. Aalmoezen en delen zijn slechts authentiek als zij tot concrete daden leiden; laat ons bij het begin van deze veertigdagentijd concrete beslissingen nemen. Niet "ik zal edelmoedig zijn", maar "Ik zal op het einde van de veertigdagentijd aan dat behoeftige gezin discreet geven wat vasten en opruiming in mijn leven, mij hebben doen sparen." Inderdaad,
Voor een christen is er geen manier om van God te houden zonder van de mensheid te houden; geen manier om van de mensheid te houden zonder van alle mensen te houden; geen manier om van alle mensen te houden zonder van de mensen te houden die hij kent, met een concrete liefde, een actieve liefde. Deze wet is op zich de wet van goed en kwaad. Zij maakt voor de mensheid de scheiding tussen goed en kwaad. Het is de vitale wet van de onsterfelijke mensheid.
Madeleine Debrêl, Nous autres gens des rues (Wij mensen van de straat)
Voor het jaar 1950 hebben de bisschoppen van België de volgende bepalingen afgekondigd:
I. Voortaan verplicht de wet op het vlees-derven op iedere Vrijdag gedurende gans het jaar, alsook op iedere Woensdag gedurende de vasten.
De wet op het vlees-derven verbiedt het gebruik van vlees en van vleesnat. Vis, eieren en alle andere eetwaren, zelfs met vet voorbereid, worden toegelaten.
II. Krachtens de machten ons door de Heilige Stoel verleend, ontslaan wij van de wet op het vlees-derven op alle andere onthoudingsdagen van het jaar, uitgenomen de vigilie van Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming.
Wij ontslaan van de wet op het vasten op alle vastendagen van het jaar, met uitzondering van Aswoensdag, Goede Vrijdag en de vigilie van Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming.
III. Eenieder blijft verplicht de algemene wet van de christelijke versterving, die nooit wordt opgeheven, naar best vermogen te onderhouden Men zal zich van deze verplichting kwijten door de ontberingen die de huidige omstandigheden nog opleggen, in geest van boetvaardigheid aan God op te dragen.
IV. Wij verlenen vrijstelling van de wet op het vlees-derven op alle Vrijdagen van het jaar, uitgenomen op Goede Vrijdag.
V. De pastoors hebben de macht, in afzonderlijke gevallen en om billijke redenen, de personen en de families aan hun gezag onderworpen,
alsook de vreemdelingen op doortocht in hun parochie, van het vasten en van het vlees-derven te ontslaan.
Wij verlenen dezelfde macht aan de biechtvaders; zij mogen er evenwel slechts gebruik van maken ter gelegenheid van de biecht en ten opzichte van elke biechteling afzonderlijk.
De zieken en personen met zwakke gezondheid zullen zich schikken naar de raad van een gewetensvol geneesheer.
VI. De gelovigen worden verzocht drie Onze Vaders en drie Weesgegroeten en eenmaal de akten van geloof, hoop, liefde en berouw te bidden, iedere dag van de Vasten waarop zij zullen gebruik maken van een gehele of van een gedeeltelijke vrijstelling van de wet op het vasten en op het vlees-derven.
Groot gebedenboek ten gebruike
van katholieke christenen voor
alle dagen en tijden van het jaar
en alle omstandigheden des levens
(1951–Cornelis Adrianus Bouman), p.93-94.
Dank bij voorbaat voor uw steun