Onze hoop berust niet op de waarschijnlijkheid dat de zaken beter zullen gaan, maar op het engagement dat God op de dag van ons doopsel ten opzichte van ons genomen heeft: sinds Abraham en tot het einde der tijden is de heilsgeschiedenis die van een onherroepelijk verbond tussen God en degenen die Hij naar het beloofde land leidt. Dit vertrouwen, gefundeerd op het Woord van God zelf, zal onze tweede week in de veertigdagentijd verlevendigen.
De heilige Paulus is zeer realistisch. Hij weet dat het leven bestaat uit vreugde en verdriet, dat de liefde op de proef wordt gesteld, wanneer de moeilijkheden toenemen en de hoop door het lijden lijkt ineen te stuiken. En toch schrijft hij: "Wij zijn zelfs trots op onze beproevingen, in het besef dat verdrukking leidt tot volharding, volharding tot beproefde deugd en deze weer tot hoop" (Rom 5,3-4).
Spes non confundit, 4
Hoop ... maakt het mogelijk niet tot angst te vervallen. Het oordeel van God, die liefde is (vgl. 1 Joh 4, 8.16) zal zich alleen maar op liefde kunnen baseren, in het bijzonder op wat wij zo goed mogelijk in praktijk hebben gebracht ten opzichte van de meest behoeftigen, in wie Christus, de Rechter zelf, tegenwoordig is (vgl. Mt 25,31-46). Daarom betreft het een oordeel dat anders is dan dat van mensen en aardse rechtbanken; het moet verstaan worden als een relatie van waarheid met God-liefde en met zichzelf binnen het onpeilbare mysterie van de goddelijke barmhartigheid. De Heilige Schrift zegt hierover: "Gij hebt uw volk geleerd, dat de rechtvaardige menslievend moet zijn en hebt uw zonen goede hoop gegeven, dat Gij, waar gezondigd is, gelegenheid tot inkeer geeft [...] en als wij geoordeeld worden, op uw barmhartigheid mogen hopen" (Wijsh 12,9.22). Zoals Benedictus XVI schreef, "op het ogenblik van het oordeel ervaren en ontvangen wij de overmacht van zijn liefde over al het kwaad in de wereld en in ons. De pijn van de liefde wordt onze redding en onze vreugde".
Spes non confundit, 22
De sacramentele verzoening is niet alleen een goede geestelijke gelegenheid, maar is een definitieve, wezenlijke en onontbeerlijke stap voor de weg van het geloof van ieder. Daar laten wij de Heer onze zonden tenietdoen, ons hart genezen, ons weer oprichten en ons omarmen, ons Zijn teder en medelijdend gelaat doen aanschouwen. Er is immers geen betere manier om God te leren kennen dan ons met Hem te laten verzoenen (vgl. 2 Kor 5,20) en Zijn vergeving te smaken. Laten wij dus niet afzien van de biecht, maar laten wij opnieuw de schoonheid van het sacrament van de genezing en de vreugde, de schoonheid van de vergeving van de zonden ontdekken!
Spes non confundit, 23
TWEEDE ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD
Op deze tweede zondag van de veertigdagentijd, keert psalm 26 als een refrein terug om ons eraan te herinneren dat onze hoop bovennatuurlijk is, wat betekent dat zij zich baseert op de belofte van God zelf, Heer van de tijd en van de geschiedenis. Daarom zegt de heilige Paulus ons in de tweede lezing, "houdt aldus stand in de Heer, mijn geliefden". Houd stand want
God bekommert zich om ieder van ons alsof er slechts één van ons op de wereld is: laten wij ons om God bekommeren alsof God de enige ter wereld is. Om God overal en altijd aanwezig te hebben en om zich met Hem te verenigen, dient men zich niet alleen uiterlijk van de schepselen te onttrekken, maar ook innerlijk; men dient een eenzaamheid in zich mee te dragen waarin de ziel, waar en in welk gezelschap zij zich ook bevindt, opgesloten blijft.
Houd stand, niet op eigen kracht alleen, maar door een absoluut vertrouwen in God en des te meer wanneer de omstandigheden ongunstig voor ons lijken en wij ons onwaardig voelen:
Aan de mensen in de wereld predikt men de vreze Gods; ik predik aan gelovige mensen het vertrouwen in God. Terwijl dit altijd nuttig is voor hen, is het voor hen bijzonder noodzakelijk wanneer zij in een of andere fout vervallen zijn. Na een fout hebben wij meer vertrouwen nodig dan voordien omdat wij, nu wij zwakker zijn, meer steun en kracht nodig hebben. Het vertrouwen is onze kracht en onze steun.
Houd stand wanneer na tien dagen vasten, ontmoediging u bedreigt:
Waarom onszelf ontmoedigen onder het voorwendsel dat wij dikwijls verslagen worden? Raakt de duivel, al wordt hij duizend keren overwonnen, ontmoedigd en houdt hij op met ons alle dagen aan te vallen? Hij verhoopt alles van zijn boosaardigheid en van onze zwakheid. Waarom verhopen wij niet alles van de goedheid van God en van de hulp van Zijn genade? Zij zijn oneindig machtiger dan alle bekoringen van de duivelen.
Houd stand wanneer uw voorbije leven u misschien doet twijfelen aan de beloften voor de toekomst:
Wij zouden de duivel geen grotere teleurstelling kunnen bereiden dan door ons vertrouwen in God te verlevendigen na onze fouten: want waar de duivel naar streeft, is ons terneergeslagen te houden wat op kleine wanhoop gelijkt en dat is niet één enkele fout maar een ononderbroken reeks van fouten. Laten wij ons, om dit plan van de duivel te verijdelen, oefenen in het vertrouwen en wel in het grootst mogelijke vertrouwen.
Houd stand, vooral wanneer het licht van God u bewust maakt van uw zwakheid, niet om ze u te verwijten, maar opdat u zich door Zijn licht zou laten leiden:
Ons vertrouwen kent geen volmaaktere oefening dan wanneer wij ons bevinden in grotere gevaren of in grotere smarten: het hart dat het meest overgegeven is aan God, wordt het best bewaard.
Vincent Huby, Spirituele uitspraken
De liturgie van vandaag spreekt ons over barmhartigheid: de ware bekoring die ons bedreigt, is niet zozeer weg te zinken in de ondeugd dan niet te geloven in de onbegrensde welwillendheid van God voor ons, arme zondaars.
De menselijke broosheid is meelijwekkend maar de macht van de genade in de mens is wonderbaar: men moet de eerste geheel vrezen en van de andere alles verhopen. Nederigheid en vertrouwen zijn de twee meest noodzakelijke deugden voor de mens, die een breekbaar riet is en die slechts sterk is door de genade van Jezus Christus in wie de arme kleine mens gekroond wordt, en Hij in hen.
Jean de Bernières-Louvigny, De inwendige christen
Deze kroon is niet alleen degene die wij in de hemel ontvangen, maar
mijn Evangelie is dat God ons Zijn Zoon gegeven heeft, die door mens te worden uit liefde voor ons en die ons waarheden verkondigd heeft die men evangelisch noemt, dat Hij ons door de beoefening van deze waarheden niet alleen naar de zaligheid van het andere leven leidt dat de verkondigers in Zijn Naam aan de mensen beloven, maar ook naar een toestand van geluk waarin degenen die alles uit liefde voor Hem verlaten, zich in dit leven reeds kunnen bevinden. Zoals Jezus Christus zegt, ongeacht de vervolgingen en dwarsliggers van de wereld, ongeacht de kruisen die God niet ophoudt naar Zijn vrienden te zenden, dorheid, lusteloosheid, innerlijk verdriet, ziekten en lichaamskwalen: dat is mijn Evangelie. Voor mij, die al oud ben, ik heb zoveel mensen gezien die de waarheid ervaren hebben van wat ik zeg, dat ik helemaal niet bang ben voor vermetel door te gaan wanneer ik op hun getuigenis voortga dat het alleen van ons afhangt of we het ervaren en of we ons al in dit leven gelukkig maken.
Jean-Joseph Surin, Brief van 2 december 1664
Door de hoop moet de gelovige ziel doordrongen zijn van onwankelbare standvastigheid in het vertrouwen dat God hem alle noodzakelijke hulp zal verlenen om de daden van zijn sterfelijk leven te stellen in overeenstemming met Zijn wet en om tot het eeuwige leven te geraken: niet dat zij het uit zichzelf verdient dat Hij haar die weldaden verleent, maar omdat Zijn goedheid ze haar beloofd heeft, Hij die even trouw is aan Zijn beloften als onfeilbaar in Zijn waarheden en onverzoenbaar met de leugen.
Eigenlijk is er niets zo simpel als deze hoop:
Om de houding van de ziel beter te begrijpen, zeggen wij dat zij in staat moet zijn om deze vragen aldus te beantwoorden:
Innocent Le Masson, Spirituele onderrichtingen
Of hij een optimistisch of een pessimistisch temperament heeft, een christen rekent niet op het min of meer gunstige verloop van de gebeurtenissen, maar op de Voorzienigheid. Daarom is zijn hoop geen zorgeloosheid of onverantwoordelijkheid:
Het vertrouwen dat een christen in de goddelijke Voorzienigheid moet hebben, is zo groot dat het iedere onrust totaal uitsluit, en dat zonder enig voorbehoud. Want de Zoon van God wil zelfs niet dat men zich zorgen maakt om dingen die absoluut noodzakelijk zijn, zoals eten, drinken en kleding. Deze afwezigheid van iedere onrust, die een christen in een bestendige rust moet brengen, belet niet de redelijke bezorgdheid die men moet hebben; men moet die zorg zelfs hebben doch volgens de ordening van God en zoals God het wil, in vrede en rust, door van zijn kant te doen wat men terecht en vredig moet doen, maar zonder natuurlijke haast en door de goede afloop geheel van de goddelijke Voorzienigheid te verwachten, waarop men al zijn hoop en vertrouwen dient te stellen en op niets anders.
De Heilige Geest leert ons in het evangelie volgens de heilige Johannes, dat de aanbiddelijke Jezus aan Zijn Vader vraagt dat Hij van ons zou houden met de liefde waarmee Hij Hem die in ons is, heeft liefgehad. Zo zijn wij dus door goddelijke liefde heilig overgeleverd aan de liefde en aan de leiding van de eeuwige Vader die ons bemint en die voor ons zorgt zoals voor Zijn Zoon, aangezien wij één zijn met Hem. Is het niet op grond van dit principe dat onze Meester ons zegt dat het volstaat dat onze hemelse Vader onze noden kent? Want hoe zou Hij niet kunnen zorgen voor wat een deel is van Zijn Zoon? Waarvoor zou deze God van alle goedheid en Vader van erbarmen geen zorg dragen? O christenziel, ge wordt door een oneindige liefde bemind! Moge deze liefde ons ver leiden!
Henri-Marie Boudon, Kennis en Praktijk van een christen
Waarom ons zorgen maken? Het scheelde weinig of de apostelen hadden schipbreuk geleden omdat Christus sliep in de boot. Christus sliep en de leerlingen maakten zich zorgen. De wind was stormachtig, de golven waren hoog, de boot dreigde te zinken. Waarom? Omdat Jezus sliep.
Zo ook, wanneer de storm van de bekoringen op de zee van de wereld losbarst, is je hart, je boot onrustig. Waarom? Omdat je geloof slaapt. Wek Christus in je hart; moge je geloof waken, moge je ziel gerustgesteld zijn en je boot zal in veiligheid verkeren. Denk daaraan. Hij die het belooft, is de waarachtigheid zelf. Hij geeft er het bewijs van; het zal op zijn tijd komen. Wat zeg ik? Er zijn al talloze bewijzen: Hij heeft Zijn Christus beloofd, Hij heeft Hem gegeven; Hij heeft beloofd dat Hij Hem zou opwekken, Hij heeft Hem opgewekt; Hij heeft Zijn Evangelie beloofd; wij hebben het; Hij heeft de verspreiding van Zijn Kerk over de wereld beloofd, het is gebeurd ... Wanneer je God alles ziet doen dat Hij voorzegd heeft, twijfel je dan om te geloven dat Hij zal geven wat Hij beloofd heeft? In plaats van te twijfelen, begin te geloven.
Heilige Augustinus, Sermoen 38
Onder de personages van het Nieuwe Testament, is de heilige Jozef ongetwijfeld degene die ons het beste voorbeeld geeft van hoop "ondanks alles": hoe het onwaarschijnlijke moederschap van zijn verloofde aanvaarden, tenzij alleen door in te stemmen met de beloften van God? Meer nog, hoe aanvaarden er de beschermer van te worden en aldus de meest doorslaggevende persoon in de heilsgeschiedenis na de Maagd Maria?
De heilige Jozef bestuurde het gezin van Jezus Christus slechts met vrees en hij kweet er zich van met onkreukbare trouw. Zie hoe hij zich in zo een delicate aangelegenheid gedroeg. Hij beschuldigt zijn echtgenote niet: het paste niet bij zijn goedheid noch bij zijn rechtvaardigheid zo met Haar om te gaan. Hij onthult Haar de reden van zijn onrust niet, uit angst dat deze opheldering haar schaamtegevoel enigszins zou verontrusten. Hij lijkt in haar ogen en op haar gelaat overtuigende bewijzen van haar onschuld te zien. Hij weet dat een maagd zou baren en hij gelooft dat deze maagd Maria zou kunnen zijn. Hij veronderstelt liever een wonder in Haar dan Haar van een fout te verdenken; hij gelooft liever dat een maagd moeder werd dan dat Maria schuldig zou zijn.
Maar te midden van de moeilijkheden die het verstand en de natuur hem voor ogen houden, laat hij het oordeel over aan God en wenst dat de Voorzienigheid hem een verborgen weg toont om een schepsel te rechtvaardigen dat hij geneigd is als onschuldig te beschouwen. En de Voorzienigheid rechtvaardigt Haar; de wolk drijft uiteen, de Engel verschijnt, Jozef wordt bevestigd in de waarheid en beloond voor zijn geloof door de onthulling en de kennisneming van het mysterie waaraan hij in zo’n mate zou deelnemen.
Esprit Fléchier, Sermoen van 19 maart 1682
En waar een wonder normaal zou lijken om de Zoon van God en van Maria uit het gevaar te redden, kent Jozef alleen het geloof van Abraham om zich van zijn zending te kwijten:
De engel beveelt hem spoedig te vertrekken en Onze-Lieve-Vrouw en haar zeer dierbare Zoon naar Egypte te leiden: en zie hij vertrekt onmiddellijk zonder een woord te zeggen. Hij stelt zichzelf geen vragen: waar zal ik heen gaan? welke weg zal ik nemen? wat zullen wij eten? wie zal ons daar ontvangen? Hij vertrekt als op avontuur met zijn gereedschap op zijn rug, om zijn armoedig leven en dat van zijn gezin, in het zweet van zijn aanschijn te verdienen.
Als de heilige Paulus de gehoorzaamheid van Abraham zozeer bewonderd heeft, toen God hem beviel zijn land te verlaten, zich op weg te begeven en te gaan waar de geest van God hem leidde, hoe bewonderenswaardig is deze volmaakte gehoorzaamheid van de heilige Jozef dan niet! De engel zegt hem helemaal niet hoelang hij in Egypte zou blijven, en hij vraagt er ook niet naar: hij zal er vijf jaar blijven, zoals de meesten denken, zonder te informeren naar zijn terugkeer. En hij stelde zichzelf gerust dat degene die hem het bevel had gegeven erheen te gaan, hem wederom zou bevelen wanneer hij moest terugkeren; waaraan hij altijd bereid was te gehoorzamen.
Heilige Franciscus de Sales, Gesprek over de gehoorzaamheid
Onze christelijke hoop richt zich niet op gebeurtenissen, maar op Degene die ze leidt: God zelf. Het komt ons niet toe te voorzien wat Hij zal doen, maar te vertrouwen op Zijn absolute goedheid, welke wegen Hij ook zal gaan, en die dikwijls de wegen zijn waartoe onze zonde Hem zal verplichten. Maar zelfs dat belet niet dat deze wegen altijd de goede zijn. Daarom,
denk helemaal niet aan wat je zal doen en aan wat je zal overkomen; geef heel je ziel, geest en zelfs je lichaam over aan het hart van de Goddelijke Voorzienigheid en aan de gehoorzaamheid, ook de zorg voor je volmaaktheid; want Onze Heer zal daar voldoende voor zorgen, Hij die meer liefde en zorg voor ons heeft dan de meest geestdriftige moeder om haar kind te voeden en op te voeden. Ja zeker, God denkt meer en in detail aan onze behoeften, hoe klein die ook mogen zijn, en Hij draagt er meer zorg voor dan een liefdevolle moeder en voedster voor haar kleintje dat zij teder bemint. Weet echter dat de maat van Gods Voorzienigheid voor ons, dezelfde is als die van ons vertrouwen in Hem en dat Zijn zorg meer volkomen is wanneer onze overgave aan Zijn heilige handen volmaakter en vollediger is.
Heilige Franciscus van Sales, Spiritueel gesprek over het vertrouwen
Indien Gods wegen onthutsend zijn, dan is dat omdat onze plannen niet de Zijne zijn, al zijn zij altijd oneindig beter dan de onze. De erfzonde bestond erin te vertrouwen op de uiterlijke schijn ("een lust voor het oog ..."), en door greep te willen hebben op de toekomst vluchten wij weg van de werkelijkheid en van onszelf:
Het werk van God voltrekt zich in ons door ons van onszelf te ontdoen, dank zij het veelvuldig verzaken aan ieder vertrouwen op onze eigenliefde en de voldoening ervan. Ge zoudt u goed willen voelen, rechtschapen, sterk en onbekwaam voor ieder kwaad? **Als het zo met u gesteld is, dan is dat erger dan wanneer ge denkt goed te zijn! **Men dient zich arm te voelen, bedorven en onrechtvaardig, men dient alleen ellende in zichzelf te vinden, er afkeer van te hebben, aan zichzelf te wanhopen, alleen nog op God te hopen, en zichzelf te verdragen met nederig geduld zonder zichzelf te vleien.
Fénelon, Brief XCXII
Op de wegen van de hoop,
komen alle hypotheses of voorwaardelijkheden die alleen maar verwarring brengen, van de duivel, zoals bijvoorbeeld: "Als God mij in zo een situatie in de steek zou laten, wat zou ik dan doen?" enz. Daarop moet men helemaal niet antwoorden en er evenmin blijven bij stilstaan, omdat de vijand ze ons suggereert om ons het vertrouwen in God te ontnemen en ons in onrust en ontmoediging te brengen. Laten wij op God vertrouwen, die trouw is en nooit zal tekortschieten tegenover hen die zich helemaal aan Hem geven en die Hem alleen in alles willen behagen.
Louis Lallemant, Spirituele leer
vlees derven (*)
De lafheid van Petrus is niet minder schuldig dan het verraad van Judas. Maar Petrus kon de heilige Petrus worden omdat hij nooit het vertrouwen in Jezus verloren heeft, terwijl de tweede niet in Jezus’ vergeving heeft willen geloven, zodat het beter was dat hij nooit geboren was, zoals Jezus zelf verklaart (Mt 26,24). Met andere woorden, alleen wanhoop kan niet vergeven worden.
Als je vallen je in de war brengt en droevig maakt, als het je tot een of andere wanhoop brengt niet meer vooruit te kunnen en het goede te doen, is dat een zeker teken dat je op jezelf vertrouwde en niet op God. En als die droefheid en die wanhoop groot zijn, is het omdat je veel op jezelf vertrouwde en weinig op God: inderdaad wie zichzelf sterk wantrouwt en op God vertrouwt, is niet verwonderd over zijn vallen en voelt er geen bitterheid om, want hij weet dat het door zijn zwakheid komt en zijn klein vertrouwen op God.
Beter nog: hoe meer hij zichzelf wantrouwt, des te nederiger is hij om zich aan God toe te vertrouwen. Door fouten en ongeordende hartstochten die hem tot val brachten, te verfoeien, was zijn verdriet om God beledigd te hebben, groot, doch ook rustig en vredig, en het is met des te meer energie en vastberadenheid dat hij zijn vijanden nu tot de dood gaat vervolgen.
Bij het naderen van Pasen herinneren velen zich dat zij gedoopt zijn, zoals het hanengekraai Petrus’ bekering inleidde. Zij moeten nu nog de weg van Petrus gaan, de weg van de hoop:
Een andere aanval waarmee de perverse duivel ons zonder respijt wil terneerslaan, is de ontzetting die hij ons geeft wanneer wij terugdenken aan onze zonden, om ons in de afgrond van de wanhoop te storten. Neem bij dit gevaar als zekere regel dat de gedachte aan je zonden van de genade komt en voor je heil, en dat het effect daarvan nederigheid is, smart om God beledigd te hebben en vertrouwen in Zijn goedheid. Maar wanneer dergelijke gedachten je onrustig maken en je onderdompelen in argwaan en kleinmoedigheid - ook al hebben ze volgens jou betrekking op reële zaken die voldoende zijn om je te doen geloven dat je verdoemd bent - en dat er geen kans op heil meer voor je is, dan moet je daarin een effect van de leugenaar zien: een reden te meer om je te vernederen en je vertrouwen op God te stellen. Zo overwin je de vijand met zijn eigen wapens en geef je glorie aan God.
Ja, betreur de belediging aan God telkens ze je te binnen schiet, maar laat het zijn om Hem vergeving te vragen en vertrouwen te stellen in Zijn Lijden. Ik ga nog verder: indien het je lijkt dat God zelf je zegt dat je niet tot Zijn schapen behoort, dan moet je dat vertrouwen toch niet achterwege laten, maar Hem nederig zeggen: "U heeft gelijk, Heer, mij te verwerpen omwille van mijn zonden; maar ik heb nog meer gelijk te geloven dat U ze in Uw barmhartigheid zal vergeven. Daarom vraag ik U om het heil van Uw ellendig schepsel, verdoemd door zijn boosheid, zeker, maar vrijgekocht door de prijs van Uw Bloed."
Lorenzo Scupoli, De geestelijke Strijd
God verlost ons. Het is dus niet dat God ons beloont. Niets is zo moeilijk om toe te geven sinds de erfzonde ons als concurrent naast God geplaatst heeft. Daarom moeten wij telkens opnieuw terugkeren naar dit vertrekpunt van het christelijk geloof.
Maar waartoe dienen dan onze goede werken, zal u zeggen? Waartoe? Om voor ons de genade te verkrijgen van een groter vertrouwen en een grotere hoop op God alleen: zo maakten de heiligen gebruik van hun grote werken. Zij zeiden, zo verwend en bedorven te zijn door onze slechtheid, dat als God ons daarvoor streng zou beoordelen, wij eerder kastijding verdienen dan beloning.
Spreek mij dus niet meer over goede werken om iets te hebben waarop je kan steunen bij de dood; spreek mij alleen over de barmhartigheid van God, de verdiensten van Jezus Christus, de voorspraak van de heiligen, de gebeden van goede zielen, maar niet over iets – hoe klein ook - dat je het gevoel zou geven op jezelf te steunen, op je werken, dat je daarop je vertrouwen zou stellen. Het grote kwaad is dat onze eigenliefde zich overal verbergt, zich met alles mengt en alles bederft.
Jean-Pierre de Caussade, Brief aan Zuster Bourcier de Monthureux
Het gaat er dus niet om in het christenleven niets te doen, maar alles te doen in de zekerheid dat onze Verlosser de weg voor ons opent en dat Hij ons Zijn kracht geeft om die weg te gaan in de mate van onze behoeften.
Ik zeg je in één woord: verlang niets, maar laat jezelf en al je zaken helemaal en volmaakt over aan de zorg van de goddelijke Voorzienigheid. Laat je door Hem doen zoals kinderen zich laten gezeggen door hun oppas: of zij je draagt op haar rechter- of linkerarm, laat haar doen, want een kind geeft daar helemaal niet om; of zij je neerlegt of rechtzet, laat haar doen, want zij is een goede moeder die beter weet dan jij wat je nodig hebt. Ik bedoel: als de goddelijke Voorzienigheid toelaat dat je beproevingen kent, tegenspraak of vernederingen, weiger ze niet, maar aanvaard ze van harte, met liefde en rustig; als Zij je er geen zendt of niet toelaat dat ze op je afkomen, verlang er geenszins naar en vraag er ook niet om.
Heilige Franciscus van Sales, Gesprek over de Hoop
Laat ons ook, eerder dan te beven bij de gedachte aan wat ons hier beneden of in het hiernamaals zou kunnen overkomen, naar dit gebed luisteren dat God tot ons richt, tot ons die zo dikwijls bang zijn van Hem:
Mijn dierbaar schepsel, al ben je niets, een kleine worm om met de voeten te treden, troost je; wees niet bang, want Ik ben je bevrijder, je veelgeliefde, die je trouw ben, en omdat Ik het ben die je bezweert dat de wereld eerder zal vergaan dan dat Ik toelaat dat jij zou vergaan of dat de duivelen je uit Mijn handen zouden rukken, en dat je geen enkel kwaad overkomt.
Michel Boutauld, Methode om met God te praten
De veertigdagentijd in de leerschool van de heiligen! Dat belooft triestig te worden! Maar vergis u niet, "de wet van God is een wet vol liefde en heel zachtmoedig" zegt ons de heilige Franciscus van Sales! Zodanig dat onze veertigdagentijd een verjongingskuur zal zijn met de geschriften van de heiligen, om de geesteskracht van ons doopsel als een nieuwe lente terug te vinden.
In dit jubeljaar is de christen een pelgrim onderweg en zoals men een kerk bezoekt als men door een dorp trekt, zo zullen wij opgaan naar Pasen en daarbij de schoonheden van onze spirituele Traditie ontdekken en de liturgie van de dag overwegen: veertig dagen om twintig eeuwen te doorlopen en ons bewust te worden van onze christelijke hoop.
Wijden wij minstens een kwartier per dag aan het lezen en overwegen van die teksten: een kwartier aan eeuwigheid, dat ons de blijde boodschap van ons heil in heel zijn frisheid laat herontdekken!
Voor het jaar 1950 hebben de bisschoppen van België de volgende bepalingen afgekondigd:
I. Voortaan verplicht de wet op het vlees-derven op iedere Vrijdag gedurende gans het jaar, alsook op iedere Woensdag gedurende de vasten.
De wet op het vlees-derven verbiedt het gebruik van vlees en van vleesnat. Vis, eieren en alle andere eetwaren, zelfs met vet voorbereid, worden toegelaten.
II. Krachtens de machten ons door de Heilige Stoel verleend, ontslaan wij van de wet op het vlees-derven op alle andere onthoudingsdagen van het jaar, uitgenomen de vigilie van Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming.
Wij ontslaan van de wet op het vasten op alle vastendagen van het jaar, met uitzondering van Aswoensdag, Goede Vrijdag en de vigilie van Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming.
III. Eenieder blijft verplicht de algemene wet van de christelijke versterving, die nooit wordt opgeheven, naar best vermogen te onderhouden Men zal zich van deze verplichting kwijten door de ontberingen die de huidige omstandigheden nog opleggen, in geest van boetvaardigheid aan God op te dragen.
IV. Wij verlenen vrijstelling van de wet op het vlees-derven op alle Vrijdagen van het jaar, uitgenomen op Goede Vrijdag.
V. De pastoors hebben de macht, in afzonderlijke gevallen en om billijke redenen, de personen en de families aan hun gezag onderworpen,
alsook de vreemdelingen op doortocht in hun parochie, van het vasten en van het vlees-derven te ontslaan.
Wij verlenen dezelfde macht aan de biechtvaders; zij mogen er evenwel slechts gebruik van maken ter gelegenheid van de biecht en ten opzichte van elke biechteling afzonderlijk.
De zieken en personen met zwakke gezondheid zullen zich schikken naar de raad van een gewetensvol geneesheer.
VI. De gelovigen worden verzocht drie Onze Vaders en drie Weesgegroeten en eenmaal de akten van geloof, hoop, liefde en berouw te bidden, iedere dag van de Vasten waarop zij zullen gebruik maken van een gehele of van een gedeeltelijke vrijstelling van de wet op het vasten en op het vlees-derven.
Groot gebedenboek ten gebruike
van katholieke christenen voor
alle dagen en tijden van het jaar
en alle omstandigheden des levens
(1951–Cornelis Adrianus Bouman), p.93-94.
Dank bij voorbaat voor uw steun