Omdat het eeuwig leven het leven van God zelf is, omdat het geloof ons het eeuwig leven geeft, heeft onze hoop de gedegenheid van God zelf. De hoop heeft niets te danken aan onze berekeningen maar alles aan het engagement dat God ten opzichte van ons genomen heeft toen Hij ons schiep en ons verloste. Het is deze geloofszekerheid die onze blik op de wereld en de gebeurtenissen leidt: De hoop nodigt ons uit te erkennen dat er altijd een uitweg is, dat wij ons altijd kunnen heroriënteren, dat wij altijd iets kunnen doen om de problemen op te lossen (Paus Franciscus, Encycliek Laudato Si).
"Ik geloof in het eeuwige leven"; zo belijdt ons geloof en de christelijke hoop vindt in deze woorden een fundamentele spil. Immers, zij "is de goddelijke deugd waardoor wij naar [...] het eeuwig leven verlangen als naar ons geluk". Het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie zegt: "Bij het ontbreken van een goddelijk fundament en van de hoop op het eeuwig leven lijdt de waardigheid van de mens ernstige schade, zoals tegenwoordig vaak valt te constateren, en de raadselen van leven en dood, van schuld en pijn blijven zonder oplossing, zodat de mensen niet zelden tot wanhoop vervallen". Wij hebben daarentegen krachtens de hoop waarin wij gered zijn, de zekerheid, wanneer wij naar de tijd kijken die voorbijgaat, dat de geschiedenis van de mensheid en die van ieder van ons niet naar een blind punt of een donkere afgrond gaan, maar gericht zijn op de ontmoeting met de Heer van de heerlijkheid. Laten wij dus leven in de verwachting van zijn terugkeer en in de hoop voor altijd in Hem te leven: laten wij in deze geest de bewogen smeekbede van de eerste christenen doen, waarmee de Heilige Schrift eindigt: "Kom, Heer Jezus!" (Apok. 20,20).
Spes non confundit, 19
De christelijke hoop bestaat nu juist hierin: ten overstaan van de dood, waar alles lijkt te eindigen, krijgt men de zekerheid dat dankzij Christus, dankzij zijn genade die ons in het doopsel is meegedeeld, "het leven niet van ons wordt afgenomen, maar nieuw gemaakt wordt voor eeuwig". Immers, in het doopsel samen met Christus begraven, ontvangen wij in Hem, die verrezen is, de gave van een nieuw leven, dat de muur van de dood omverhaalt door van de dood een doorgang naar de eeuwigheid te maken.
Spes non confundit, 20
DERDE ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD
"Ik ben de God van Abraham, de God van Isaäk
en de God van Jakob."
Deze derde zondag in de veertigdagentijd nodigt ons uit heel de heilsgeschiedenis te doorlopen vanaf Abraham tot op onze dagen: onze hoop is gefundeerd op werkelijke feiten, die de trouw van God bevestigen aan Zijn beloften om ons te redden en ons te leiden "waar de dood niet meer zal zijn, geen rouw, geen geween, geen smart" (Apok 21,4). Zowel als het gaat om de grote wereldgeschiedenis als om onze kleine persoonlijke heilsgeschiedenis.
Vermijd de ongelukken van dit leven hoegenaamd niet uit vrees, maar voorkom ze door de volmaakte hoop dat God, aan wie je toebehoort, je ervan zal bevrijden naarmate zij gebeuren. Hij heeft je tot nu toe bewaard; houd jij jezelf nu goed vast aan de hand van Zijn Voorzienigheid, en Hij zal je in alle omstandigheden bijstaan, en waar je niet kan gaan, daar zal Hij je dragen. Wat moet je vrezen, mijn zeer dierbare Dochter, jij die van God bent, Die ons zo sterk verzekerd heeft dat alles ten goede keert voor hen die Hem liefhebben? (Rom. 8,28) Denk helemaal niet aan wat morgen zal gebeuren, want dezelfde eeuwige Vader die vandaag zorg voor je draagt, zal ook morgen en altijd voor je zorgen: ofwel laat Hij je helemaal geen kwaad overkomen en doet Hij het toch, dan zal Hij je de onoverwinnelijke moed geven om het te dragen.
Heilige Franciscus van Sales, Brief van 16 januari 1619
En dit vertrouwen dat de veerkracht is van ons geloof, wordt de motor van onze hoop:
Mijn schapen, niemand zal ze van Mij wegroven (cfr. Joh 10,28). Kan men een beter schaap zijn van Jezus Christus, een schaap in Zijn handen, dan wanneer we na eenvoudigweg onze plicht gedaan te hebben, ons voor al het overige aan Hem overgeven en Hem blindelings laten doen? Wanneer wij na liefdevolle overgave van geheel onszelf aan de handen van Zijn goddelijke wil, blindelings aanvaarden al wat Hij doet? Kan men als echte schapen, beter de stem van de goede Herder horen dan door de nek te buigen, en beter nog het hart, voor al wat Hij ons beveelt, en al wat Hij met ons wil doen? En kan Hij ons nauwer en dichter in Zijn goddelijke handen drukken, dan wanneer wij ermee instemmen dat Hij over heel onszelf beschikt, zowel innerlijk als uiterlijk, naar lichaam en ziel, in tijd en eeuwigheid, en dat Hij erover beschikt volgens Zijn welbehagen en grootste glorie?
Aangezien het waar is dat men nooit méér het schaap van Jezus Christus is dan wanneer men tot dit punt van overgave gekomen is, overgave die in praktijk gebracht wordt door God te laten doen door instemming met al Zijn bevelen en door alles te aanvaarden wat Hij doet, is het dus niet in deze innerlijke gesteltenis en op deze weg dat men het best de deugd van hoop beoefent evenals de deugd van geloof, omdat wij dan bij de gelukkige schapen behoren van wie Jezus Christus zo duidelijk gezegd heeft dat niets of niemand ze uit Zijn handen zal roven?
Alexandre Piny, Voor God het volmaaktste
De liturgie van vandaag nodigt ons uit de wonderbare genezing te overwegen van een melaatse, een genezing waarbij God zich openbaart als meester van leven en dood. Zeker, onze hoop wacht niet op wonderen, omdat zij ze niet nodig heeft: zij berust op het geloof in de almacht van God, van een God die oneindig goed is; en dat volstaat voor haar om te weten dat door de wisselvalligheden van de gebeurtenissen, "God het heil bevordert van die Hem liefhebben" (Rom 8,28).
Laten wij ons overgeven aan de wil van deze almachtige Vader: Vader om ons lief te hebben en almachtig om onze kwalen te verhelpen, Vader om het goede met ons voor te hebben en almachtig om het ons te geven, Hij die dringender en doeltreffender zorg voor ons draagt, die een liefdevollere en sterkere voorzienigheid heeft voor ons allen, zijn geestelijke kinderen, dan alle vaders en moeders op aarde voor hun kinderen naar het vlees!
Oh! Het is dus waar dat er geen grotere reden is dan deze goddelijke hoedanigheid van Vader om ons tot oprechte overgave uit zuivere liefde te brengen, overgave vol vertrouwen, overgave van geheel onszelf in de handen van deze allerheiligste en alles heiligende wil van God. Hij wil dat wij deze hoedanigheid van Hem ten opzichte van ons zouden erkennen, niet alleen ten opzichte van iedereen in het algemeen maar van ieder in het bijzonder, want om die reden en omdat Hij een God Vader is, zijn wij verplicht te erkennen dat niets ons kan overkomen tenzij Hij dit het eerst bevolen en gewild heeft. Aangezien Hij God is, is Hij de eerste en algemene oorzaak die alles in beweging brengt, meer nog, deze God Vader zou hier beneden niets kunnen willen en bevelen ten opzichte van ons dat niet in ons voordeel en voor ons groter welzijn is, als wij "fiat" willen zeggen en met Zijn wil willen instemmen. Inderdaad, Hij is onze God, wiens natuur de goedheid zelf is. Onze Vader is het goddelijke voorbeeld voor alle vaders en van Hem komt alle goedheid en tederheid van de andere vaders.
Alexandre Piny, Toestand van zuivere liefde
De zekerheid van Gods almacht – een almacht om ons lief te hebben en gelukkig te maken - hernieuwt onze hoop in situaties die hopeloos lijken. De beproevingen die ons overkomen, zullen dan slechts bijkomende veerkracht geven om ons aan de goedheid van onze Vader toe te vertrouwen, zelfs wanneer Hij zich verbergt, en om in het diepste van onszelf een hoop terug te vinden die dieper is dan al onze onrust.
Wanneer Gods genade tot de mens komt, kan hij alles aan, en wanneer zij zich terugtrekt, weet hij zich arm en zwak, als het ware alleen overgeleverd aan de kastijdingen. Dan mag hij zich niet laten terneerslaan noch wanhopen, maar zich gelijkmoedig vasthouden aan de wil van God en alles verdragen wat hem overkomt tot lof van Jezus Christus, want na de winter komt de zomer, na de nacht, de dag, en na de storm, grote sereniteit.
Zalige Thomas a Kempis, De Navolging van Christus
Op deze dag van de Boodschap vervult Maria de hoop van Israël en verder, de hoop van de mensheid. De litanieën van de Heilige Maagd aanroepen Haar als "toevlucht van de zondaars", "moeder van barmhartigheid", "oorzaak van onze vreugde", en doorheen al die titels, als "moeder van de hoop". Zie daar waarom,
O Maria, ellendig als ik ben, ik U durf vragen mij in Uw moederschoot te dragen waar Jezus,
onze beminnelijke Verlosser, negen maanden verbleven heeft. Moeder van Barmhartigheid, U wil hoop van de zondaars genoemd worden en U hecht bijzonder veel waarde aan deze glorievolle hoedanigheid. Het lijkt namelijk dat U meer moeder bent daar waar meer ellende is en dat men best weet tot hoever Uw zachtheid en goedheid gaan, wanneer zij dienen voor de zondaars die aan de rand van hun ondergang staan.
Ik ben ervan overtuigd dat U na God, Degene bent die mij het meest bemint. Ja, U bemint mij met een vertrouwen en een trouw die nergens hun gelijke hebben; U bemint mij onvergelijkbaar meer dan ik van mijzelf houd. Helaas, als U mij uw bijstand weigert, wat zal er dan van mij geworden en wie zal mij dan beschermen? Alleen U, o allerwaardigste Moeder van mijn God, heilig boven alle heiligen, omdat U absolute macht heeft. De Rechtvaardigheid van God respecteert U alleen; Uw Zoon bemint U zo sterk dat het Hem geen moeite kost mild en vergevingsgezind te zijn voor Zijn vijanden als U de goedheid heeft Hem dat te vragen.
Juan Eusebio Nieremberg, De Beminnelijke Moeder van Jezus
Er zijn dagen dat patroonheiligen en heiligen niet volstaan. Noch de grootste patroonheiligen en de grootste heiligen. Noch gewone patroonheiligen en gewone heiligen. Men moet klimmen, nog klimmen, blijven klimmen; altijd hoger, nog hoger. Tot aan de laatste heiligheid, de laatste zuiverheid, de laatste schoonheid, de laatste bescherming.
Dan moet men zijn moed in beide handen nemen. En zich rechtstreeks richten tot Haar die boven alles is. Onverschrokken zijn. Een keer. Zich onverschrokken richten tot Haar die oneindig mooi is. Want Zij is ook oneindig goed. Tot Haar die ten beste spreekt. De enige die kan spreken met het gezag van een moeder.
Tot Haar die oneindig groot is. Want Zij is ook oneindig klein. Oneindig nederig. Een jonge moeder. Tot Haar die oneindig jong is. Want Zij is ook oneindig moeder. Tot Haar die oneindig rechtschapen is. Want Zij is ook oneindig voorover gebogen. Tot Haar die oneindig blij is. Want Zij is ook oneindig vol droefenis. Zeventig en zeven keer zeventig keer vol droefenis.
Tot Haar die oneindig ontroerend is. Want Zij is ook oneindig ontroerd. Tot Haar die een en al Grootheid en een en al Geloof is. Want Zij is ook een en al Liefde. Tot Haar die een en al Geloof en een en al Liefde is. Want Zij is ook een en al Hoop.
Charles Péguy, Het Portaal van het mysterie van de tweede deugd
De liturgie van deze dag laat ons de beloften van God lezen aan het volk van Israël: een voorspoedig en gelukzalig land, een volk bestuurd met wijsheid en verstand, een God die luistert naar wie Hem aanroepen ... maar op één voorwaarde: "Wees dus op uw hoede en zorg er voor, dat gij niet vergeet wat gij met eigen ogen gezien hebt. Laat dat uw leven lang niet uit uw gedachten gaan." Wat waar blijkt te zijn in de geschiedenis van de volken, blijkt dat ook in ons eigen leven: onze hoop is zeker van de zekerheid van God, en niet van de waarschijnlijkheid van onze armzalige berekeningen, vergeetachtig als het om de bron van het ware leven gaat.
O ongeloof van de mens! Een leugenachtig mens leent een kapitaal, met de belofte van tien procent intrest; hij wordt geloofd. God, die niet kan liegen, belooft aan wie een aalmoes geeft, een schat in de hemel, aan honderd procent en het eeuwige leven. De gierige mens aarzelt; hij komt er niet toe vertrouwen te stellen in God, hij verkiest zijn schat eerder te verbergen waar motten hem verteren en dieven hem stelen, dan hem in de hemel op te bergen, weg van motten en dieven.
O mijn ziel! laat u beleren door de dwaasheid van anderen! "Zelfs bij overvloed, hangt het leven van een mens niet af van de goederen die hij bezit."
Heilige Robertus Bellarminus, De geestelijke Ladder
Daarentegen,
als je je overgeeft aan de Heer, zal je kracht uit den hoge gegeven worden, en zullen het vlees en de wereld je gehoorzamen. En wanneer je ertoe komt de beproeving zoet en heerlijk te vinden omwille van Christus, acht jezelf dan gelukkig, want je hebt het paradijs op aarde gevonden.
Zalige Thomas a Kempis, De Navolging van Christus
Maar misschien ben je wantrouwig tegenover de "zoete en heerlijke beproevingen" die de Heer je bereidt?
Je moet geloven met een levendig geloof en vol vertrouwen dat de Heer je al het noodzakelijke wil geven voor Zijn dienst en je welzijn. Dit heilige vertrouwen is de recipiënt die de goddelijke barmhartigheid zal vullen met de schatten van Zijn genaden: hoe groter de inhoud, des te overvloediger zal het gebed opwellen uit het diepste van onszelf. Trouwens, hoe zou de almachtige en trouwe Heer ons niet tot deelgenoot willen maken van Zijn gaven, Hij die ons bevolen heeft ze Hem te vragen en die ons zelfs Zijn Geest beloofd heeft als wij Hem die vragen met geloof en volharding? Kortom, je bedoeling moet zijn je wil te verenigen met de goddelijke wil, en niet de wil van God in overeenstemming te brengen met die van jou.
Lorenzo Scupoli, De geestelijke Strijd
Wat God van ons vóór alles wil, nadat heel onze wil voor Hem gezwicht is, is dat wij Hem alles laten doen wat Hem behaagt. Daaruit vloeit de ware en blijvende vrede die wij genieten. Zo niet, dient al wat wij tot God zeggen, al wat Hij zelf tot ons zegt, tot niets, want God weet wat Hij moet doen en onze gelatenheid is Hem veel aangenamer dan wanneer wij Hem uit eigenwil beloven buitengewone dingen te doen voor Zijn glorie.
Instellingen van Tauler
//"Volgt de weg die Ik u wijs, dan zal het u goed gaan", //zegt ons de profeet Jeremia in de Mis vandaag. Doch sinds de erfzonde, nemen wij de vlucht, voelen wij de wil van God aan als tegengesteld aan die van ons, of ten minste als Zijn concurrent, en wij vergeten ... dat het onze wil is die tegengesteld is aan die van Hem! God heeft echter slechts één wil: ons geluk! Omdat onze hoop zeker is, geloven wij dat het geluk dat God belooft, slechts wacht op onze instemming met Zijn wil:
Hij die ons roept, is de hemelse Vader. Hij roept ons met al wat Hij is, al wat Hij heeft en al wat Hij kan. Dat alles nodigt ons uit en trekt ons: Zijn goedheid, Zijn liefde, Zijn edel wezen, dat alles nodigt ons uit bij Hem en in Hem. Waarlijk, God verlangt naar ons alsof heel Zijn geluk en heel Zijn reden van bestaan in ons gelegen zijn; al wat God de Vader gedaan en geschapen heeft in de hemel en op aarde, met heel Zijn wijsheid en goedheid, dat alles heeft Hij gedaan om ons te herinneren aan onze oorsprong, om ons uit te nodigen en ertoe te brengen bij Hem binnen te gaan.
God roept de mens onophoudelijk door vele aansporingen. Hij roept hem ook met de uiterlijke beproevingen waaraan Hij ons blootstelt. Aangename of onaangename dingen, het zijn allemaal sterke stemmen waarmee God de mens roept. Indien de mens Hem zou horen roepen wanneer Hij zacht en liefkozend is, zou hij niet zo dikwijls moeten door elkaar geschut worden met de ruwe stem van veelvuldig lijden en vele beproevingen.
Jan Tauler, Sermoen 65
Als je een beetje gezond verstand hebt, begrijp dan dat je gemaakt bent voor de glorie van God en het eeuwig geluk. Daar ligt je doel, het centrum van je leven, de schat van je hart. Als je je doel bereikt, zal je gelukkig zijn; als je je ervan verwijdert, maak je je ongelukkig. Al wat je daarheen brengt, beschouw het als goed; al wat je ervan afleidt, is slecht. Voorspoed en tegenspoed, rijkdom en armoede, gezondheid en ziekte, moeten niet systematisch gezocht worden, noch principieel ontvlucht. Als zij dienen voor Gods glorie en je eeuwig geluk, zijn zij goed en wenselijk; anders zijn zij slecht en moet je ze vermijden.
Heilige Robertus Bellarminus, De Opgang van de ziel naar God
Waar je ook bent, naar welke kant je ook opkijkt, je bent ongelukkig als je je niet naar God richt. Maar beschouw de goederen van de hemel en je zal zien dat alle voorbijgaande goederen niets zijn, doch eerder onzeker en log, want men bezit ze nooit zonder zorg of vrees. Het geluk van de mens hangt niet af van hun overvloed; het volstaat dat hij ze met mate bezit. Wee dus hen die zich niet bewust zijn van hun ellende en de broosheid van het leven! O onverstandige en ongelovige harten, zo diep weggezakt in aardse werkelijkheden, zodat je voor niets anders smaak hebt dan voor wat zinnelijk is! De ongelukkigen zullen op het einde pijnlijk aanvoelen hoe zij hielden van wat laag en nietswaardig is.
Zalige Thomas a Kempis, De Navolging van Christus
vlees derven (*)
Hoop is blind want zij is zeker, door het geloof dat ons laat zien met de ogen van God.
Als men niets anders zou willen dan alleen de wil van God, dan zou men er onophoudelijk door verzadigd zijn, en al het overige zou zijn als zwart brood dat men voorzet aan iemand die een grote maaltijd achter de rug heeft. Indien de huidige wil van God ons volstond, zouden wij onze verlangens en nieuwsgierigheden voor de toekomst helemaal niet horen. God zal Zijn wil doen en geenszins die van ons: en Hij zal er zeer goed aan doen. Geven wij Hem niet alleen onze menselijke zienswijzen maar ook al onze verlangens voor Zijn glorie, wel te verstaan volgens onze idee. Hij dient gevolgd te worden met puur geloof en op de tast. Wie wil zien, verlangen en beredeneren, vreest en hoopt voor zichzelf en zijn dierbaren. Men dient ogen te hebben alsof men ze niet heeft: ze dienen evengoed om ons te misleiden en in de war te brengen. Gelukkig de dag waarop wij de dag van morgen niet willen vooruit kennen!
Fénelon, Brief CLXV
Onvoorzichtigheid? Nee, want voorzichtigheid is niet de gemakkelijkste weg nemen, maar een goede gids kiezen:
Men dient het geloof van Abraham na te volgen en altijd op weg te gaan zonder te weten waarheen. Men verdwaalt alleen wanneer men een zelf gekozen doel voor ogen houdt. Wie alleen de wil van God wil, vindt hem overal, van welke kant de Voorzienigheid ook komt, en bijgevolg verdwaalt hij nooit. Ware overgave heeft geen enkele eigen weg noch plan om zich tevreden mee te stellen, en gaat altijd rechtdoor zoals het God behaagt. De rechte weg is die van de zelfverloochening, opdat God alleen alles zou zijn en wij niets. Ik hoop dat Degene die de kleine vogels voedt, zorg zal dragen voor u. Zalig wie zoals Jezus Christus niets heeft om zijn hoofd op te leggen! Wanneer men zich heeft overgeleverd aan de innerlijke armoede, moet men dan de uiterlijke vrezen? Wees trouw aan God en God zal trouw zijn aan Zijn beloften.
Nogmaals, de toekomst behoort u nog niet toe; en misschien ook nooit. Beperk u tot het heden; eet het dagelijks brood. Morgen zal voor zichzelf zorgen; iedere dag heeft genoeg aan eigen pijn. Het is God op de proef stellen wanneer men een voorraad manna voor twee dagen wil aanleggen; het bederft. U heeft vandaag niet de genade van morgen; zij zal maar komen met de dag van morgen zelf. Het huidig moment is voor ons een kleine eeuwigheid.
Fénelon, Brief CLXXXIII
Lichtvaardigheid? Nee, gedegenheid:
Men dient zichzelf te verloochenen en ieder eigenbelang te verliezen, om niets meer te kunnen verliezen en te vrezen of te ontzien. Dan proeft men de ware vrede, voorbehouden aan mensen van goede wil, dat wil zeggen aan hen die geen andere wil meer hebben dan die van God, die hun wil wordt. Dan kunnen de mensen ons niets meer doen omdat zij ons niet meer in hun greep krijgen door onze verlangen of onze vrees. Dan willen wij alles en niets. Dat is ontoegankelijk zijn voor de vijand, dat is onkwetsbaar worden.
Fénelon, Brief CCLXIII
Angst kwam tegelijk met de erfzonde in de wereld. Men weet goed dat God oneindig van ons houdt, maar men is zekerder als men alleen op zichzelf vertrouwt. Er is één enkele remedie: geloof en hoop.
Maar, zal je zeggen, wat zal er van mij geworden na dit of dat? Ik weet het niet en wil het niet weten, want ik zou heel boos op mij zijn als ik mij uit die gelukkige toestand van overgave zou halen die mij laat leven in totale en absolute afhankelijkheid van God. Dag per dag, uur per uur, moment per moment, zonder mij op te zadelen met heel de toekomst, noch de dag van morgen. Morgen zal voor zichzelf zorgen: Dezelfde die ons vandaag ondersteunt, zal ons morgen met Zijn onzichtbare hand ondersteunen. Het manna van de woestijn werd slechts gegeven voor de dag van vandaag: wie uit argwaan of valse wijsheid, manna verzamelde voor ’s anderendaags, stelde vast dat het bedorven was. Laat ons door eigen ijver en onrustige en blinde vooruitziendheid niet voor voorzienigheid spelen die zo verkeerd is als die van God verlicht en vol zekerheid is. Laat ons uitsluitend op Zijn vaderlijke zorgen rekenen, laten wij ons daar helemaal aan overgeven voor al onze tijdelijke, spirituele en zelfs eeuwige belangen.
Dat is de ware en totale overgave waardoor God zich engageert om voor alles zorg te dragen ten opzichte van hen die alles aan Hem overleveren om zo in geest en waarheid Zijn soeverein domein te eren, Zijn macht en Zijn wijsheid, Zijn goedheid, Zijn barmhartigheid en al Zijn oneindige volmaaktheden. Amen, amen.
Jean-Pierre de Caussade, Brief 19
Iets aanvaarden dat zo simpel, zo waar en zo zeker is, zal ongetwijfeld jaren van ons vragen: het is heel de weg van een waarachtig christenleven. Maar
van zodra men alles aan U overlevert, Heer, draagt U zorg voor alles. Ik heb geen maat die zekerder is dan er geen te hebben, niets is zekerder dan geen zekerheid te zoeken: ik ben in U verloren, ik ga de weg van deze wereld zonder vooruitziende blik en niettemin zonder iets te vrezen, zonder beurs, zonder sandalen, zonder voorraad, zonder steun, zonder verdediging. Ik heb mijn ogen helemaal niet nodig om U te zien: U bent mijn zicht en het voorwerp waar het naar kijkt; U bent mijn God, U bent mijn ziel en de enige klank waardoor zij geraakt wordt. U bent mijn begrip en al wat U wil dat het begrijpt; uiteindelijk bent U mijn hart, mijn liefde en het voorwerp van mijn liefde.
Madeleine de Siry, Retraite van 1708
Maar hebben de heiligen geen heldhaftig leven geleid waartoe ik niet in staat ben?
En dan nog! weet je niet dat het zekerste middel om heilig te worden erin bestaat de zorg daarvoor helemaal aan God over te laten om zich nog slechts met Hem bezig te houden zoals een man in dienst van een grote koning aan wie hij zich gehecht heeft, zich helemaal aan hem zou overleveren omwille van zijn geluk, slechts denkend aan de dienst en de belangen van zijn meester. Geloof je dat hij door deze zo edelmoedige manier zijn zaken niet beter doet dan anderen, met eigen belangen, slechts denkend aan wat zij kunnen winnen of verkrijgen?
Jean-Pierre de Caussade, Brief van 1735
De veertigdagentijd in de leerschool van de heiligen! Dat belooft triestig te worden! Maar vergis u niet, "de wet van God is een wet vol liefde en heel zachtmoedig" zegt ons de heilige Franciscus van Sales! Zodanig dat onze veertigdagentijd een verjongingskuur zal zijn met de geschriften van de heiligen, om de geesteskracht van ons doopsel als een nieuwe lente terug te vinden.
In dit jubeljaar is de christen een pelgrim onderweg en zoals men een kerk bezoekt als men door een dorp trekt, zo zullen wij opgaan naar Pasen en daarbij de schoonheden van onze spirituele Traditie ontdekken en de liturgie van de dag overwegen: veertig dagen om twintig eeuwen te doorlopen en ons bewust te worden van onze christelijke hoop.
Wijden wij minstens een kwartier per dag aan het lezen en overwegen van die teksten: een kwartier aan eeuwigheid, dat ons de blijde boodschap van ons heil in heel zijn frisheid laat herontdekken!
Voor het jaar 1950 hebben de bisschoppen van België de volgende bepalingen afgekondigd:
I. Voortaan verplicht de wet op het vlees-derven op iedere Vrijdag gedurende gans het jaar, alsook op iedere Woensdag gedurende de vasten.
De wet op het vlees-derven verbiedt het gebruik van vlees en van vleesnat. Vis, eieren en alle andere eetwaren, zelfs met vet voorbereid, worden toegelaten.
II. Krachtens de machten ons door de Heilige Stoel verleend, ontslaan wij van de wet op het vlees-derven op alle andere onthoudingsdagen van het jaar, uitgenomen de vigilie van Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming.
Wij ontslaan van de wet op het vasten op alle vastendagen van het jaar, met uitzondering van Aswoensdag, Goede Vrijdag en de vigilie van Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming.
III. Eenieder blijft verplicht de algemene wet van de christelijke versterving, die nooit wordt opgeheven, naar best vermogen te onderhouden Men zal zich van deze verplichting kwijten door de ontberingen die de huidige omstandigheden nog opleggen, in geest van boetvaardigheid aan God op te dragen.
IV. Wij verlenen vrijstelling van de wet op het vlees-derven op alle Vrijdagen van het jaar, uitgenomen op Goede Vrijdag.
V. De pastoors hebben de macht, in afzonderlijke gevallen en om billijke redenen, de personen en de families aan hun gezag onderworpen,
alsook de vreemdelingen op doortocht in hun parochie, van het vasten en van het vlees-derven te ontslaan.
Wij verlenen dezelfde macht aan de biechtvaders; zij mogen er evenwel slechts gebruik van maken ter gelegenheid van de biecht en ten opzichte van elke biechteling afzonderlijk.
De zieken en personen met zwakke gezondheid zullen zich schikken naar de raad van een gewetensvol geneesheer.
VI. De gelovigen worden verzocht drie Onze Vaders en drie Weesgegroeten en eenmaal de akten van geloof, hoop, liefde en berouw te bidden, iedere dag van de Vasten waarop zij zullen gebruik maken van een gehele of van een gedeeltelijke vrijstelling van de wet op het vasten en op het vlees-derven.
Groot gebedenboek ten gebruike
van katholieke christenen voor
alle dagen en tijden van het jaar
en alle omstandigheden des levens
(1951–Cornelis Adrianus Bouman), p.93-94.
Dank bij voorbaat voor uw steun