Optimisme is een kwestie van karakter, vreugde een kwestie van hoop. "Ik geef u mijn vreugde", zegt Jezus aan Zijn leerlingen op de avond vóór Zijn lijden. "Het is in Jezus’ Hart dat men een vreugde ontmoet die niet weet wat droefheid is; alleen in dat Hart bezit men volmaakt geluk, een heel lieflijke zachtheid, wolkeloze sereniteit en niet te vatten zaligheid; het is dat Hart dat het eerste principe is van ieder goed, en de oorspronkelijke bron van alle vreugden en genoegens van het paradijs" (H. Jean Eudes). Die vreugde wekt het christenleven tot leven en kondigt in elke situatie aan dat de beproevingen voorbijgaan, hoe zwaar zij ook mogen zijn.
Met hoop naar de toekomst kijken is ook gelijk aan het idee van een leven vol enthousiasme dat moet worden doorgegeven. ... Allen hebben er behoefte aan de levensvreugde weer terug te krijgen, omdat het menselijk wezen, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, zich niet tevreden mag stellen met overleven en zich erdoorheen slaan, zich aanpassen aan het heden en zich laten bevredigen door alleen maar materiële werkelijkheden. Dat sluit op in individualisme en verwoest de hoop door een droefenis die zich nestelt in het hart en bitter en onverdraagzaam maakt.
Spes non confundit, 9
Het is triest jongeren zonder hoop te zien; overigens, wanneer de toekomst onzeker is en niet toegankelijk voor dromen, wanneer de studie geen uitweg biedt en het gebrek aan werk of aan een stabiele betrekking de verlangens tot nul reduceren, is zwaarmoedigheid en verveling in het leven nu onvermijdelijk. De illusie van drugs, het gevaar van overtreding en het zoeken naar het vluchtige scheppen in hen meer dan in anderen verwarring, verbergen de schoonheid en de zin van het leven en laten hen afglijden in donkere afgronden en brengt hen ertoe zelfdestructief te handelen. Moge het Jubeljaar in de Kerk daarom voor hen een gelegenheid voor een nieuw elan zijn: laten wij met een hernieuwde passie de zorg op ons nemen voor kinderen, studenten, jonge stellen, de jonge generaties!
Spes non confundit, 12
Welk geluk verwachten en verlangen wij? Het is geen voorbijgaande vreugde, een vluchtige voldoening die, wanneer ze eenmaal bereikt is, nog altijd en steeds meer vraagt in een spiraal van begerigheid waarin het menselijk hart nooit verzadigd, maar steeds leger is. Wij hebben behoefte aan een geluk dat definitief wordt vervuld in hetgeen ons verwezenlijkt, ofwel in de liefde, zodat men nu al kan zeggen: "Ik word bemind, dus ik besta; en ik zal voor eeuwig bestaan in de Liefde die niet teleurstelt en waarvan niets en niemand mij ooit zal kunnen scheiden". Herinneren wij ons nog eens de woorden van de apostel: "Ik ben ervan overtuigd, dat noch de dood noch het leven, noch engelen noch boze geesten, noch wat is noch wat zijn zal, en geen macht in den hoge of in de diepte, noch enig wezen in het heelal ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, die is in Christus onze Heer" (Rom 8,38-39).
Spes non confundit, 21
VIERDE ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD
De liturgie van deze vierde zondag in de veertigdagentijd begint met een vreugdekreet: "Laetare! Verheug u!" Pasen staat aan de horizon en de veertigdagentijd zal ons dan naar het huis van onze Vader geleid hebben, zoals de verloren zoon over wie het evangelie van vandaag spreekt. Laat ons elke idee van een droevig christenleven en een dreigende God verjagen en laat ons in deze twee laatste weken van de veertigdagentijd leven in vreugde en ware hoop.
De rechtvaardigheid van God is verschrikkelijk, wordt gezegd, en moet altijd gevreesd worden. Dat is waar; maar voor wie is zij verschrikkelijk? Voor de kinderen die God aanbidden, die Hem liefhebben, die Hem dienen als hun Vader, die vastbesloten zijn Hem niets te weigeren, Hem in niets te mishagen? Nee. Wanneer deze kinderen van God houden, houdt God nog meer van hen; Hij ziet dat hun fouten helemaal geen fouten zijn uit boosheid, maar door onvolmaaktheid en uit zwakheid: bij de eerste blik van liefde en spijt die zij op Hem werpen, vergeeft Hij hen; en als Hij hen toch moet straffen, dan doet Hij dat in deze wereld op een manier die voordelig is voor hun heil.
Is Zijn rechtvaardigheid dan verschrikkelijk voor zondaars die oprecht terugkeren tot God? Nee. Zij ervaren de uitwerking van Zijn grote barmhartigheid; en dikwijls worden zij met zoveel goedheid bejegent, dat zelfs de rechtvaardigen erdoor jaloers worden: getuige de verloren zoon, getuige Magdalena.
De goddelijke rechtvaardigheid is alleen verschrikkelijk voor hen die geen toevlucht nemen tot Zijn barmhartigheid, hetzij uit zelfgenoegzaamheid, hetzij uit wanhoop; voor wie van de zonde houden en er niet van weg willen; voor hen die geen rechtschapen wil hebben en die, moesten ze het kunnen, God zouden misleiden.
Maar hoe ver moet het vertrouwen in God gaan? Zo ver als Zijn macht en Zijn goedheid, zo ver als onze zwakheid en onze miserie; met andere woorden zij mag helemaal geen grenzen hebben. Hoe moeilijk volmaaktheid ook mag zijn, men dient er vastberaden naar te streven, zonder bang te zijn voor moeilijkheden noch gevaren. Maar als men naar zichzelf kijkt, moet men altijd zeggen: ik kan niets; kijkt men naar God die op heel de weg onze gids en steun zal zijn, moet men zeggen: ik kan alles en met Zijn genade zal ik in alles het einde halen.
Jean-Nicolas Grou, Handboek voor innerlijke zielen
Als dit je nog niet geruststelt:
Vreugde komt als eerste in aanmerking in het leven van Jezus, zij neemt als eerste bezit van Zijn ziel en van het fundament zelf van Zijn staat als mens geworden God. Zij ondersteunt al het overige van Zijn staat als mens en is er ook de afsluiting van. Vreugde is in de altijd gezegende ziel van Jezus, natuurlijk en noodzakelijk, primordiaal, fundamenteel en onveranderlijk: vreugde is de rust en ontplooiing van het zijn in waarheid, liefde en harmonie. Zo is de staat van God, Zijn essentiële toestand. Dat is ook de oorspronkelijke en radicale staat van al Zijn schepselen.
Charles Gay, Élévation (Verheffing) 9
Als een echo van de blije liturgie van gisteren, nodigt de lezing van de profeet Jesaja ons vandaag uit tot onbeperkte vreugde, verbonden aan de komst van de Messias. De zonde heeft onze wereld oneindig droevig gemaakt terwijl "onze God de God is van de vreugde" (heilige Franciscus van Sales). In heel het Evangelie kondigt Jezus deze messiaanse vreugde aan, die wezenlijk is voor onze hoop, "opdat uw vreugde volkomen moge worden" (Joh 15,11):
Wat is die vreugde van ons waarvan Christus zegt dat zij volkomen zal worden, tenzij onze gemeenschap met Hem? Daarom zei Hij tot de zalige Petrus: Als gij u niet door Mij laat wassen, kunt gij Mijn deelgenoot niet zijn. De vreugde die Hij heeft om ons heil, de vreugde die altijd in Hem was toen Hij ons van tevoren gezien en voorbestemd heeft, die vreugde begon in ons te bestaan toen Hij ons riep; en die vreugde waardoor ook wij gelukkig zullen zijn, noemen wij terecht de onze, maar die vreugde die de onze is, groeit en ontwikkelt zich, en is op haar volmaaktheid gericht door onze volharding. Zij begint dus in het geloof van degenen die herboren worden, en is volledig in de beloning van hen die verrijzen.
Heilige Augustinus,Homilie over het Evangelie van Johannes
Inderdaad,
Vreugde, o Jezus, is Uw wezenlijk geluk en bijgevolg Uzelf, o eeuwig en oneindig geluk. Hoe men zich ook keert eens men bij U binnengegaan is, men zal er altijd achterhaald zijn door de vreugde; men zal er vrij in zwemmen en in alle richtingen; men zal er zich in kunnen onderdompelen tot op onpeilbare diepten. En het zal de vreugde aller vreugden zijn te belijden dat Uw vreugde absoluut onmetelijk is, en dat indien duizenden miljoenen scheppingen de goddelijke vreugde hadden waarmee de heilige ziel van Christus overstelpt is, het amper een druppel zou zijn van deze oceaan van geluk die Uw leven, Uw natuur en Uw essentie is, o mijn God.
Charles Gay,Verheffing 65
De weg tussen de valse vreugden van de wereld en de ware vreugde van God, maakt van heel onze bekering in de veertigdagentijd geleidelijk een weg van vreugde, een weerzien met de "God van de vreugde":
Dat zij dus rechtsomkeer maken en U zoeken, de mensen zonder gerechtigheid noch rust, omdat zij hun Schepper verlaten hebben, terwijl Gij Uw schepsel niet verliet. Dat zij rechtsomkeer maken en zie, U bent in hun hart, in het hart van hen die U belijden, van hen die zich in Uw armen werpen en wenen aan Uw hart op het einde van een moeizame weg. En Gij, Gij wist zacht hun tranen en daardoor wenen zij nog meer, en deze tranen zijn tranen van vreugde omdat Gij het bent, Heer, en niet een mens van vlees en bloed, ja, Gij, Heer die hen geschapen hebt, herschapen en getroost.
En ik, waar was ik toen ik U zocht? Gij waart vóór mij, maar ik, ik was buiten mijzelf en vond mij niet, en U nog minder!
Heilige Augustinus, Belijdenissen
Plezier is geen geluk. Geluk blijft duren. Plezier gaat voorbij: men heeft het pas gevonden en men moet het al opnieuw zoeken:
De wereld verheugt zich zoals zieken die ijlen, of zoals iemand die een mooie droom heeft als hij slaapt. Zeggen wij onophoudelijk tegen de ijdele en onbezonnen vreugde die de wereld inspireert: waarom bedriegt ge mij zo schromelijk? Niets is waardig ons vreugde te geven, tenzij onze zalige hoop. Al wat daar niet op gebaseerd is, is slechts illusie.
Bezit van rijkdom prikkelt alleen maar de dorst. Gierigheid en ambitie zijn meer ontevreden om wat zij nog niet hebben, dan tevreden met al wat zij hebben. Genieten van plezier verslapt slechts de ziel, bederft haar, maakt haar onverzadigbaar en hoe slapper men wordt, des te meer men wil verslappen.
Fénelon, Overwegingen voor al de dagen van de maand, 27<sup>e</sup>dag
Waar ligt de ware vreugde dan?
O mijn zoete Schepper, wat Gij in ons schept is noodzakelijkerwijs waar, goed en zuiver. Wat in de schepselen verdraaid, verkeerd en vals is, is er gekomen zonder U en ondanks U; Uw werk is echter altijd gezond en heilig. Oh! hoeveel jeugdigheid, frisheid, onschuld, argeloze eenvoud, maagdelijke schoonheid is er in dit eerste geschapen fundament dat de essentie van ons allen is! Uw schepping, mijn God, komt geheel helder uit U naar buiten; zij is niets anders dan een morgenstond en een lente; haar hemel is wolkeloos, haar atmosfeer doorschijnend, lieflijk en als het ware gebalsemd; haar adem is als die van een pasgeboren kind; alles in haar is oprecht, rechtvaardig, rechtschapen, geordend, vredig. Elk wezen dat Uw woord voortbrengt, komt geheel van U vervuld uit Uw schepping naar buiten. Wat Uw woord zegt als het iets of iemand uitspreekt, geeft het ook; al Uw woorden zijn waar, doeltreffend en zoals U zelf zegt, ze zijn allemaal "geest en leven". En ook, van zodra men naar die helderheid kijkt, houdt men noodzakelijkerwijs van zichzelf, maar met een verheven, legitieme, godsdienstige liefde, waarvan U de reden en de bron bent en die helemaal naar U terugstroomt.
Charles Gay, Verheffing 3
Hoe overgaan van valse naar ware vreugde, van broze naar sterke hoop?
Ik vraag U, mijn God, U te kennen en lief te hebben opdat mijn vreugde in U zou gelegen zijn. En als ik daar in dit leven niet helemaal toe kom, dat ik er minstens elke dag naartoe zou groeien tot die volheid komt. Moge ik U hier beneden steeds beter kennen en in het hiernamaals ten volle; moge Uw liefde in mij toenemen en moge zij in het hiernamaals overvloedig zijn opdat mijn vreugde hier beneden groot zou zijn door de hoop en ik haar in het hiernamaals ten volle zou bezitten.
Moge het de liefde van mijn hart zijn en het spreken van mijn mond, de honger van mijn ziel, de dorst van mijn lichaam en het verlangen van heel mijn wezen, tot ik de vreugde van de Heer binnenga, de ene God in drie Personen, gezegend in alle eeuwen. Amen.
Heilige Anselmus, Proslogion
Zoals plezier geen echt geluk is, zo riskeert men soms goed humeur te verwarren met bovennatuurlijke vreugde, die alleen Jezus ons geeft en dikwijls te midden van beproevingen of de eentonigheid van het dagelijks leven:
Ik ben helemaal niet verbaasd over uw lauwheid. Men is absoluut niet altijd vurig; God laat niet toe dat er altijd vurigheid is: het is goed dat men door het komen en gaan ervan aanvoelt dat zij een gave van God is die Hij geeft en terugneemt zoals het Hem behaagt. Indien wij zonder ophouden vurig waren, zouden wij de kruisen niet voelen, noch onze zwakheid; de bekoringen zouden geen echte bekoringen meer zijn. We moeten door de innerlijke opstandigheid van onze verdorven natuur beproefd worden en onze liefde moet door onze lusteloosheid gezuiverd.
Zoals de huidskleur van atleten over het algemeen eerder bleek is, zo brengt een christen zich in evenwicht door zijn innerlijk, aandachtig voor God en amper aandachtig voor zichzelf:
Wij klampen ons nooit zo vast aan God dan wanneer wij het niet doen door een voelbaar genoegen en maar trouw blijven door de wil alleen, vastgehecht aan het kruis. Uitwendige inspanningen zouden geen echte inspanningen meer zijn als wij zouden ontdaan zijn van de innerlijke. Lijd dus met geduld onder uw lusteloosheid; dat zal u in uw toestand van groter nut zijn dan genoegen dat gepaard gaat met vertrouwen. Lusteloosheid die ondergaan wordt met de trouw van de wil is een goede boetedoening. Het vernedert, brengt tot wantrouwen tegenover zichzelf, laat voelen hoe zwak men is, en spoort meer aan om zijn toevlucht te nemen tot God.
De bekoring zal erin bestaan in zichzelf een evenwicht te zoeken dat alleen in God te vinden is, het evenwicht van een leven dat zich alleen zorgen maakt over God en zijn broeders:
U wil God voelbaar smaken, maar dat is Zijn liefde niet, noch gebed: aanvaard die smaak wanneer God u die geeft; geeft Hij die niet, bemin dan en probeer te bidden alsof die smaak u niet ontbrak. Men heeft God als men Hem verwacht. Trouwens, u doet er goed aan, God alleen smaak en vertroosting te vragen wanneer het Hem behaagt ze u te geven. Als God u wil heiligen door u die voelbare smaak te onthouden, dan moet u zich aanpassen aan de plannen van Zijn barmhartigheid en de dorheid verdragen: zij zal er meer toe bijdragen u nederig te maken en aan uzelf te sterven, wat het werk van God is.
Men weent alleen over zichzelf:
Uw verdriet komt alleen van uzelf: u heeft verdriet omdat u naar uzelf luistert. Het is een zwakheid en gevoeligheid van eigenliefde die u in uw hart koestert wanneer u medelijden hebt met uzelf. In de plaats van uw kruis trouw te dragen en uw plichten te vervullen door de last van anderen te dragen om hen te helpen, en door de mensen op de rechte weg te brengen die God u toevertrouwt, sluit u zich op in uzelf en bekommert u zich alleen om uw ontmoediging. Stel uw hoop op God, Hij zal u ondersteunen en nuttig maken voor uw naaste, op voorwaarde dat u niet twijfelt aan Zijn hulp en u zich daarbij niet spaart.
Fénelon, Spirituele brief 131
Hoe in blije hoop leven wanneer de beproevingen zich opstapelen? Wanneer ziekte zich aandient? Verwachten wij van het Evangelie geen vage troost voor zwakke zielen:
Weet u waarom God Zijn goede dienaren en beste vrienden met ziekte treft? Omdat Hij van hen houdt, Hij wil hun deugd aan het licht brengen en hun daartoe de gelegenheid geven. Deugd is pas degelijke deugd wanneer zij het moeilijk heeft. De wereld bemint op een weke manier, zoals moeders van wie de kinderen altijd rond hun nek hangen, graag aan de borst liggen en tussendoor lekkernijen krijgen. God daarentegen, bemint zoals een vader, met mannelijke en sterke liefde: Hij is voor Zijn kinderen helemaal niet zoetsappig, Hij voedt hen met beenmerg van leeuwen, met koekjes van ijzer, met peren van angst, maar terwijl Hij hen modelleert met gestrengheid, hardt Hij hen tegen het kwaad en laat Hij hen een mannelijke vrucht plukken, de eeuwigheid waardig.
Etienne Binet, Consolation et réjouissances (Troost en vermakelijkheden)
God heeft slechts één doel doorheen de beproevingen die Hij toelaat: ons terugvinden om een leven te leiden in gemeenschap met ons, ondanks alle scheidingen, misverstanden, verraad en andere rampen die door de erfzonde ontketend zijn:
Neem voor zeker dat wat de Heer u zendt, een boodschap van liefde en vrede is, al lijkt het een wrede oorlog en een kastijding. Zoals Hij u bewerkt als u een grote vis wil vangen, en u moe maakt. Niet om u moe te maken, want Hij is Vader en verheugt zich niet wanneer Hij u ziet lijden. Maar opdat u naar Jezus Christus zou gaan om uit te rusten wanneer Hij u uitgeput ziet en u met open armen door Hem zou ontvangen worden. Dan zal Christus u zeggen: "Het is opdat u van deze omhelzing zou genieten, dat Ik u die kastijding heb toegezonden; het is om u te genezen voor wat belangrijker is dat Ik u gewond heb in iets dat minder belangrijk is; en door middel van wat u woede lijkt, heb Ik u laten genieten van Mijn barmhartigheid."
Heilige Johannes van Avila, Brief 14
Werp je zorgen op de Heer, stel je hoop op Hem en Hij zal het overige doen. Waarom bezorgd zijn om jezelf? Waarom zelf in je behoeften voorzien? Dat Hij die je gemaakt heeft, daar zorg voor draagt! Hoe zou Hij die zorg voor je droeg voordat je bestond, niet voor je zorgen nu je bent wat Hij wou dat je zou zijn? Want jij behoort tot de gelovigen en jij gaat de wegen van de gerechtigheid. Zou Hij geen zorg voor je dragen, Hij die de zon doet opgaan over goeden en slechten en die het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen? Als je rechtschapen bent door het feit dat je door het geloof leeft, zou Hij je dan veronachtzamen, verlaten of verwerpen?
De Heer draagt zorg voor je, wees daar zeker van! Hij die je gemaakt heeft, draagt je: hoed je er slechts voor uit Zijn hand te ontsnappen, want door uit de hand te vallen van Degene die je gemaakt heeft, zou je breken ... Werp je op Hem: denk niet dat het verloren is, alsof je je in de leegte zou werpen. Dat zo iets niet in je geest komt, want Hij die zei: "Ik vervul hemel en aarde", zal tegenover jou nooit tekortschieten.
Heilige Augustinus, Commentaar bij Psalm 39
vlees derven (*)
"Er zal in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die zich bekeert, dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben"(Lc 15,7). Onze hoop is die van de verloren zoon, die van de gedeelde vreugde, want zij is die van de vergeven zonde. Op deze vrijdag van de vierde week in de veertigdagentijd is de tijd om te zien wanneer we het boetesacrament gaan ontvangen, waartoe de Kerk ons uitnodigt nu Pasen nadert. Heb ik het niet nodig?
Dat niemand genoegen schept in zijn voorgewende onschuld; door zich daarop te roemen, maakt degene die dat gelooft, zijn geval alleen maar erger. Als hij uitgenodigd wordt om dagelijks voor zijn zonden te bidden, zou hij kunnen weten dat hij dagelijks zondigt: "Als wij beweren zonder zonde te zijn, bedriegen wij onszelf en woont de waarheid niet in ons" (1 Joh 1,8). Als wij onze zonden biechten, is God trouw en rechtvaardig, Hij zal ze ons vergeven.
Heilige Cyprianus van Carthago, Over het gebed op zondag
Elke zondaar die zijn fout in zijn geweten verbergt, verbergt zich en zondert zich af in de verste uithoek van zijn ziel. Lazarus hoorde zeggen: "Kom naar buiten!" Zo zou elke mens die dood is door zijn zonde, duidelijk kunnen horen: "Waarom verbergt ge uw fout in uw geweten? Kom naar buiten door die fout te bekennen, gij die u in uw binnenste verbergt door ze niet te willen belijden." Zo komt de dood naar buiten, dat wil zeggen, doordat de zondaar zijn fout bekent. Dat de leerlingen degene die naar buiten komt, losmaken, betekent dat de herders van de Kerk hem onttrekken aan de straf die hij verdiend had, nu hij zich niet schaamde te bekennen wat hij gedaan had.
Heilige Gregorius de Grote, Homilie 26
Vergeving vragen, akkoord, maar daar heb ik mijn pastoor niet voor nodig!
Het komt inderdaad alleen God toe zonden te vergeven; het is dus aan Hem dat men ze moet belijden. Maar de Almachtige en Allerhoogste die een zwakke en nederige bruid genomen heeft, heeft van Zijn dienares een koningin gemaakt, de Kerk. En zoals al wat van de Vader is, van de Zoon is en wat van de Zoon is, van de Vader door hun eenheid van natuur, zo heeft de Bruidegom aan de bruid alles gegeven wat van Hem is en heeft Hij al wat van haar was aanvaard, en zo eenheid gebracht tussen haar, tussen Hem en Zijn Vader.
Vandaar dat de Kerk niets kan vergeven zonder Christus maar Christus wil niets vergeven zonder de Kerk: "Wat God verenigd heeft, mag de mens niet scheiden!"
Isaac van de Ster, Sermoen XII
De zonde is slechts beschamend wanneer wij ze begaan, maar eens bekeerd door biecht en boete, is zij eerbaar en heilzaam. Berouw en belijdenis zijn zo mooi en hebben zo een goede geur dat zij de lelijkheid van de zonde wegwissen en haar slechte reuk verdrijven. Indien wij nederig genoeg zijn, zal onze zonde ons oneindig mishagen omdat God erdoor beledigd wordt. Ons beschuldigen van onze zonde zal voor ons echter zoet en aangenaam zijn omdat God erdoor geëerd wordt: dit ‘wij’ is als het ware een verlichting omdat aan de dokter duidelijk gezegd wordt welke kwaal ons kwelt.
Heilige Franciscus van Sales, Inleiding tot het devote leven
Om de vreugde te kennen die Jezus aan Zijn leerlingen beloofde, laten wij het dikwijls na ons bewust te worden van het simpelste en krachtigste dat er in het Evangelie is: de liefdesverklaring van God die alleen nog voor ons God wil zijn.
Vader, Vader, ik moet het woord nemen zonder te denken aan wat een vader hier beneden zo dikwijls is. In zekere zin zou de naam moeder beter passen. O mijn God, U bent een Vader maar met de tederheid van een God; U bent de inschikkelijkheid en het begrip waarvan men niet bang moet zijn.
Als men daar wat ernstig over nadenkt, is het ongelooflijk ... Het is gemakkelijker de liefde van Jezus te erkennen. Één van ons. Maar God! Het oneindige Wezen, oneindig machtig, Degene van wie mijn geluk afhangt, mijn eeuwig geluk, heeft voor mij, voor mij persoonlijk, voor mij die op dit moment schrijf, de gevoelens van de liefde van een Vader die een mama is; Hij bemint mij zoals mama van mij hield, meer nog! Het is dwaas, zalig dwaas, het is dwaze verrukking! Ik heb er nood aan het voor mijzelf te herhalen, mijn gevoeligheid ervan te overtuigen. Was ik daarvan overtuigd, niet alleen met mijn verstand maar met heel mijzelf, dan zou deze overtuiging mij ten diepste doordringen, heel mijn denken innemen, dan zou mijn leven anders zijn. Om te beginnen zou ik een bron van blijvende vreugde hebben, altijd in het bereik, zodat ik heel de dag zou jubelen. Vervolgens, wat een gevoel van veiligheid! Mijn Vader waakt over mij. En Hij is almachtig! Niets te vrezen. Wat Hij laat gebeuren, is wat mij niet kan schaden, niet tegenhouden op de weg naar het eeuwig geluk, het is integendeel datgene waar Hij gebruik van zal maken om mij te laten vooruitgaan.
Auguste Valensin, De vreugde in het geloof
Dan is hoop niet langer de vage hoop op een toekomst die eindelijk beter zal zijn, maar de zekerheid van een nog verborgen maar al reële aanwezigheid, die elke dag evidenter wordt.
"Ik bemin u", zegt Jezus. Laten we die woorden goed afwegen. Indien een prins of koning van de aarde zich de moeite zou getroosten naar de woning te gaan van de laatste van zijn onderdanen om hem te zeggen: "Ik kom speciaal naar hier om u ervan te verzekeren dat ik van u houd en dat ik u de effecten van mijn genegenheid zal laten gevoelen", wat een vreugde voor die arme man! Maar dit is meer, dit is de Koning der koningen, de Heilige der heiligen, de enige Zoon van God, de enige Zoon van Maria, die speciaal uit de hemel is neergedaald om ons hier beneden te komen zeggen: "Ik houd van u. Ik die de Schepper ben van alles, Ik die heel het universum bestuur, Ik die alle schatten van hemel en aarde bezit, Ik die alles doe wat Ik wil, en aan wiens wil niemand kan weerstaan, Ik houd van u."
O hart van de mens, zal zo een vurige liefde je helemaal niet raken? Wil je Degene die één en al hart en één en al liefde voor je is, helemaal niet liefhebben? Want na de woorden: Ik bemin je zoals Mijn Vader Mij bemind heeft, zegt Hij ook nog:"Blijft in mijn liefde. Als gij mijn geboden onderhoudt, zult gij in mijn liefde blijven, gelijk Ik, die de geboden van Mijn Vader heb onderhouden, in zijn liefde blijf" (Joh 15,9-10).
Heilige Jean Eudes, Het Aanbiddelijk Hart
De veertigdagentijd in de leerschool van de heiligen! Dat belooft triestig te worden! Maar vergis u niet, "de wet van God is een wet vol liefde en heel zachtmoedig" zegt ons de heilige Franciscus van Sales! Zodanig dat onze veertigdagentijd een verjongingskuur zal zijn met de geschriften van de heiligen, om de geesteskracht van ons doopsel als een nieuwe lente terug te vinden.
In dit jubeljaar is de christen een pelgrim onderweg en zoals men een kerk bezoekt als men door een dorp trekt, zo zullen wij opgaan naar Pasen en daarbij de schoonheden van onze spirituele Traditie ontdekken en de liturgie van de dag overwegen: veertig dagen om twintig eeuwen te doorlopen en ons bewust te worden van onze christelijke hoop.
Wijden wij minstens een kwartier per dag aan het lezen en overwegen van die teksten: een kwartier aan eeuwigheid, dat ons de blijde boodschap van ons heil in heel zijn frisheid laat herontdekken!
Voor het jaar 1950 hebben de bisschoppen van België de volgende bepalingen afgekondigd:
I. Voortaan verplicht de wet op het vlees-derven op iedere Vrijdag gedurende gans het jaar, alsook op iedere Woensdag gedurende de vasten.
De wet op het vlees-derven verbiedt het gebruik van vlees en van vleesnat. Vis, eieren en alle andere eetwaren, zelfs met vet voorbereid, worden toegelaten.
II. Krachtens de machten ons door de Heilige Stoel verleend, ontslaan wij van de wet op het vlees-derven op alle andere onthoudingsdagen van het jaar, uitgenomen de vigilie van Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming.
Wij ontslaan van de wet op het vasten op alle vastendagen van het jaar, met uitzondering van Aswoensdag, Goede Vrijdag en de vigilie van Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming.
III. Eenieder blijft verplicht de algemene wet van de christelijke versterving, die nooit wordt opgeheven, naar best vermogen te onderhouden Men zal zich van deze verplichting kwijten door de ontberingen die de huidige omstandigheden nog opleggen, in geest van boetvaardigheid aan God op te dragen.
IV. Wij verlenen vrijstelling van de wet op het vlees-derven op alle Vrijdagen van het jaar, uitgenomen op Goede Vrijdag.
V. De pastoors hebben de macht, in afzonderlijke gevallen en om billijke redenen, de personen en de families aan hun gezag onderworpen,
alsook de vreemdelingen op doortocht in hun parochie, van het vasten en van het vlees-derven te ontslaan.
Wij verlenen dezelfde macht aan de biechtvaders; zij mogen er evenwel slechts gebruik van maken ter gelegenheid van de biecht en ten opzichte van elke biechteling afzonderlijk.
De zieken en personen met zwakke gezondheid zullen zich schikken naar de raad van een gewetensvol geneesheer.
VI. De gelovigen worden verzocht drie Onze Vaders en drie Weesgegroeten en eenmaal de akten van geloof, hoop, liefde en berouw te bidden, iedere dag van de Vasten waarop zij zullen gebruik maken van een gehele of van een gedeeltelijke vrijstelling van de wet op het vasten en op het vlees-derven.
Groot gebedenboek ten gebruike
van katholieke christenen voor
alle dagen en tijden van het jaar
en alle omstandigheden des levens
(1951–Cornelis Adrianus Bouman), p.93-94.
Dank bij voorbaat voor uw steun