Vereniging
zalige Jan van Ruusbroec

vzw



Ook Ruusbroecvereniging genoemd

Ontdek de weg om thuis te komen
in de christelijke spirituele en mystieke traditie

Tweeënzestigste editie van Mystieke lectuur:

Johannes Evangelista van 's Hertogenbosch (+/-1588-1635)

Het Ryck Godts inder Zielen oft binnen u lieden - Aflevering 3

Welkom beste luisteraars. Het programma "Binnenskamers" presenteert sterke en diepe teksten van heiligen en van mystieke auteurs voornamelijk over de intieme (gebeds)relatie met God; Pareltjes vanuit onze rijke schat aan Christelijke spirituele traditie.

"Er bestaat geen onwetendheid die onbetamelijker of schadelijker is dan deze waarbij iemand het doel niet kent waarvoor hij iets doet. Het is eigenlijk het eerste dat hij behoort te weten om zich daartoe in alles te kunnen schikken en te voegen. Bij gebrek aan deze kennis kan hij alleen maar als bij toeval iets behoorlijk of voordelig ontwaren." Zo begon Johannes Evangelista van 's Hertogenbosch zijn boek : "Het Ryck Godts inder Zielen oft binnen u lieden". We zijn enige tijd geleden begonnen met het lezen van dit werk, dat zo een 386 jaar geleden werd uitgegeven, en intussentijd vrijwel geheel in de vergeethoek is geraakt.

De auteur, rond 1588 geboren in 's Hertogenbosch als Gerhard Verscharen. Hij treedt binnen in het noviciaat van de Capucijnen te Gent in 1613, waar hij de naam Johannes Evangelista aanneemt. Vanaf 1620 wordt hij benoemd tot novicemeester voor heel de Vlaamse provincie van de Capucijnen in het klooster te Leuven, en wordt een gezocht geestelijk directeur. De laatste jaren van zijn leven brengt hij door in Tervuren waar hij een nieuw klooster sticht aan de rand van het Zoniënwoud, niet ver van Groenendaal waar Jan van Ruusbroec zich als kluizenaar heeft teruggetrokken. Hij sterft uiteindelijk in Leuven in 1635, wellicht rond de bezetting van Leuven tijdens de tachtigjarige oorlog die toen volop woedde.

Johannes Evangelista wordt in sommige kringen de Sint-Jan-van-het-Kruis van de Nederlanden genoemd. Dat lijkt misschien wat overtrokken, zeker wat betreft de stijl die soms nogal veel verwijzingen bevat naar dingen die hij reeds vermeldde of die nog aan bod gaan komen. Maar niettegenstaande dat weet hij toch wel heel toegankelijke, verhelderende en zelfs sterke beelden aan te wenden om duidelijk te maken waarover hij ons precies wil onderrichten.

Na het eerste hoofdstuk in een ruk te hebben uitgelezen zonder veel commentaar, maar dan toch een hele bijdrage te hebben gewijd om bepaalde elementen diepgaander te bespreken, zullen we nu verder lezen uit zijn boek. We zullen eveneens ons commentaar tot een minimum proberen te herleiden gezien de teksten vrij toegankelijk zijn. Niettegenstaande ze dus niet al te veel uitleg vragen, zullen we toch proberen belangrijke elementen eruit te lichten en wat dieper te bespreken.

Lees het vervolg van de uitzending of Luister naar deze bijdrage

Het Ryck Godts inder Zielen< oft binnen u-lieden

Over dit initiatief

De bijdragen van Mystieke Lectuur worden gebracht door priester Paul Van der Stuyft, moderator van de Vereniging zalige Jan van Ruusbroec. Het is een vzw die werd opgericht met het oog mensen te helpen leven zoals God het voorzien of gepland heeft.

Ze wil uiteraard heel in het bijzonder haar leden ondersteunen in hun innerlijk leven en apostolaat.

Dat doen we aan de hand van inzichten en raadgevingen die vele heiligen en mystiekers ons hebben nagelaten.

Zoals de naam van onze vereniging doet vermoeden, doen we dat onder andere met de zeer diepe en rijke teksten van de zalige Jan van Ruusbroec.

We willen geen grote theorieën rond de oren slaan, maar stellen ons met een ontvankelijk hart open voor het Woord van God.
Dat Woord heeft gedurende meer dan 20 eeuwen zoekende mensen aangesproken en geraakt. Velen hebben zich er spiritueel aan gevoed, en hebben er met hun leven van getuigd.

De literatuur die we lezend proberen te begrijpen en te duiden, heeft generaties mensen geholpen om dichter te komen bij het mysterie van ons christelijk geloof.

De vereniging wil haar steentje bijdragen bij het bekendmaken van deze christelijke spirituele schat door sessies, retraites, recollecties, lezingen, enz.

Het Centrum zalige Jan van Ruusbroec is de zetel van onze vereniging, en is eveneens de plaats waar een deel van onze activiteiten doorgaan.

Zicht vanuit de tuin op de pastorie en de kerk

Vervolg van deze bijdrage van Mystieke Lectuur

We hebben duidelijk gemerkt dat deze auteur in een heel andere tijd leefde. Zijn mens- en wereldbeeld zijn heel anders dan de onze. Laten we niet vergeten dat Galilei een tijdsgenoot is van Johannes Evangelista, en dat toen de idee dat de aarde het centrum van het helal was nog algemeen werd aangenomen. Galilei had al de moeite van zijn leven om zijn bevindingen dat de aarde en de andere planeten rond de zon draaiden op een aanvaardbare manier aan de man te brengen. Men was er toen dus nog steeds van overtuigd dat de aarde het centrum was van alle materie. De mensen zagen dat de realiteit bestond uit vier elementen: aarde, vuur, water en lucht. Als je een steen loslaat, dan valt die naar de aarde. De vlammen van een vuur gaan naar boven, naar de zon die haar bron en centrum is. Het water stroomt allemaal naar de zee, de oorsprong en het centrum van het water. De lucht kan je bijvoorbeeld niet onder water houden. Die zal steeds naar boven gaan om zich te verenigen met de lucht van de atmosfeer.

Luisteren we even naar een stukje uit het eerste hoofdstuk, zoals het geschreven staat in de uitgave van 1639, in de vorm nl. waarin het tot ons is gekomen:

daer 't Rijck Godts is / daer is Godt/ die de fondeyne is van alle goedt / schoonheydt / ende volmaecktheydt die de menschen met grooten arbeyt buyten hun selven soecken / jae by dat Rijcke Godts en verstaen wy niet ander als een volmaeckte vereeninghe der zielen met Godt / ende daerom hoorende dat het Rijcke Godts binnen hun is / behoorende sy al te samen verweckt te wesen om 't selve te soecken.

We laten het nogmaals horen, maar nu in de vrije vertaling, zoals we het nu zouden uitdrukken:

Waar het Rijk van God is, daar is God. Hij is de fontein van alle goeds, schoonheid en volmaaktheid die de mensen met veel moeite buiten hunzelf zoeken. Ja, onder dat Rijk van God verstaan we niets anders dan een volmaakte vereniging van de ziel met God. Vandaar dat als ze horen dat het Rijk Gods in hen is, behoren ze allen samen aangespoord te zijn om dit te zoeken.

Wie zou er niet graag tot de verste uithoeken van de wereld reizen, over zee en bergen, indien men hem daar een ingang zou kun- nen aanwijzen in het Rijk Gods. Hoe zal dan iemand het onderricht verzuimen die men hem geeft om dat in hemzelf aan te wijzen. svgµ

Voor ons lijkt dat natuurlijk een vrij simplistisch beeld, en we zijn geneigd om al het overige dat ze toen wisten of te vertellen hadden over dezelfde kam te scheren. Toch is hun inzicht in het spirituele leven van de mens veel verder ontwikkeld en zuiverder dan we wel kunnen denken. De denkfout waartegen Galilei moest vechten, dat wetenschappelijke bevindingen geen afbreuk doen op wat het geloof ons te leren heeft, moeten we nu ook niet omgekeerd maken. Toen dacht men de wetenschap die de bijbelse inzichten scheen tegen te spreken, als onjuist te moeten bestempelen, maar het zijn twee totaal verschillende domeinen, die niet tegen elkaar mogen worden uitgespeeld. Nu mogen we evenmin de wetenschappelijke kennis en vondsten in de andere richting uitbuiten, zodat ze het geloof en de spirituele realiteit gaan sturen, beknotten laat staan oordelen of veroordelen.

Laten we ons hart en ons verstand openstellen voor de inzichten die men toen had over ons leven als kind van God, door Hem (God) geschapen en bemind. Op die manier hopen we steeds beter te kunnen begrijpen wat God met ons voor heeft, en ons leven er op die manier op te kunnen richten.

Waar het eerste hoofdstuk "Over de grote onwetendheid van de mens [ging] in het zoeken en verlangen naar haar gelukkige bestemming en levensdoel, [nl.] dat God is", staan we in het tweede hoofdstuk stil bij het feit dat "vreselijk veel mensen dwalen op hun zoektocht naar God, en daarom het Rijk Gods (dat nochtans in haar is) niet vinden noch kennen."

Luisteren we nu dan naar wat Johannes Evangelista ons verder in dat tweede hoofdstuk zegt:

Zoals het zeer verwonderlijk is (zoals reeds gezegd) dat de mens die naar God geschapen is, en hem als zijn bestemming heeft, God niet zoekt (op een of andere manier of plaats), maar zo zorgeloos buiten Hem leeft. Zo schijnt het niet minder verwonderlijk te zijn, dat onder diegenen die God wel zoeken, er nog weinig zijn die Hem vinden. Men zou voorwaar zeggen dat naarmate God het enige doel is voor de mens, dat van zodra die Hem zoekt, hij Hem behoort te vinden. En dit zoals een steen die van zodra hij los is, zich verplaatst om naar de aarde te vallen, en daar zeer snel toekomt. Nochtans zien we dagelijks onder de God-minnende zielen die zeer dapper de wereld en alle aanleiding tot zonde hebben verlaten en zich geheel toeleggen op het zoeken van God, er heel weinig zijn die tot de waarachtige kennis van, en vereniging met God komen (die nochtans hun enig doel is). Sommigen breken er hun hoofd op nog voor ze er echt aan begonnen zijn, en blijven steken in het begin van hun tocht. Anderen, niet beter wetend, vinden het voldoende om op (de) weg te zijn, en blijven steken bij zinnelijke beelden of enig waarneembaar gevoel van God, wat nog zeer ver verwijderd is van de waarheid. Nog anderen menen verder te geraken, doch ze vallen in eigenaardige voorstellingen en gesteltenissen die ze zelf niet verstaan. Hoewel ze menen het aan het rechte eind te hebben, toch hebben ze niets anders dan hoogdravende verborgen [ of geheimzinnige ] woorden. En omdat ze niet merken of weten dat versterving, noch de zuiverheid van leven vereist zijn voor de vereniging met God, staat hun leven meer naar de zinnen gekeerd dan naar de geest. Op die manier stellen ze zichzelf en de ware geestelijke leer tot spot tegenover anderen.
Sommigen op hun beurt, doen hun best en sparen zichzelf niet om tot God te geraken. Ze voegen zich naar de goede raad en leer van anderen die hun genoeg manieren en middelen geven. Ze volgen die ook trouw op, maar met zeer weinig vooruitgang of standvastigheid. Vandaag gaat het zus, morgen zo, nu denken ze dat ze God hebben en niet verliezen kunnen, en morgen menen ze dat ze daar nooit toe zullen geraken. Zo gaan ze vele jaren als blinden tastend naar God. Wat ze hebben, geeft hen geen voldoening, en datgene waartoe ze zich inwendig getrokken voelen, weten ze niet te bekomen. Onder dezen, blijven enige van de trouwen hun leven lang smachten naar de beminde. Maar anderen keren zich grotendeels terug tot de schepsels en houden op God te zoeken. Immers, zeer zelden vindt men iemand die God waarachtig vindt zoals Hij in dit leven te vinden is, en de rust in Hem bekomt waartoe ze geschapen zijn. Daarom blijft het Rijk Gods (dat in hen is) hen grotendeels onbekend.

Laten we toch even stilstaan bij deze enge bevinding. Is het niet erg, dat weinige mensen God zoeken te vinden in hun leven hier op aarde, en van die weinige mensen zijn er nog veel minder die Hem terdege vinden. Is dat niet een al te pessimistisch beeld wat onze auteur ons hier aanrijkt? Op geestelijk niveau schijnen de wetten van de natuur niet helemaal op te gaan, want in de natuur gaat alles blijkbaar naar zijn doel zonder probleem... De geestelijke strijd die van alle tijden is, zoals we reeds in de proloog van het Johannesevangelie verwoord vinden, dat de duisternis in de wereld het Licht van God (dat Zijn Woord is) niet heeft aangenomen, mag ons de realiteit van dat probleem helpen begrijpen.

Laten we even de eerste vijf verzen van die proloog lezen om ons de zwaarte van die realiteit, beschreven in het Johannesevangelie even voor de geest halen.

In het begin was het Woord en het woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alles is door Hem geworden en zonder Hem is niets geworden van wat geworden is. In Hem was leven, en dat leven was het licht der mensen. En het licht schijnt in de duisternis maar de duisternis nam het niet aan.

Zoals het zeer verwonderlijk is dat de mens die naar God geschapen is, en hem als zijn bestemming heeft, God niet zoekt op een of andere manier of plaats, maar zo zorgeloos buiten Hem leeft. Zo schijnt het niet minder verwonderlijk te zijn, dat onder diegenen die God wel zoeken, er nog weinig zijn die Hem vinden. svgµ

Niets nieuws dus dat onze auteur zou hebben uitgevonden, maar laten we nu weer luisteren naar Johannes Evangelista die ons nu de redenen van die realiteit helpt in te zien:

Mochten we de reden daarvan oprecht zoeken, dan zouden we zien dat het niet is omdat God zo moeilijk te vinden is. Want dat kan zo niet zijn gezien Hij de bestemming is waar wij toe geschapen zijn, en dat Hij ook van zichzelf zegt: 'Ik word (zelfs) gevonden door wie mij niet zoekt'. Maar wel omdat de mens Hem op een lompe manier zoekt. We zouden ons dus niet moeten verwonderen dat van zo vele God-zoekende mensen, er zo weinig zijn die God vinden; maar wel, dat men zo veel mensen vindt die God zo vluchtig en oppervlakkig zoeken. Daardoor zouden we moeten beseffen dat ze door haar brute manier van zoeken, of ten minste door haar eigen grove ingeboren neiging, zich opnieuw verwart in de schepselen en haarzelf stoort, belemmert en vervreemdt van God. David zegt uitdrukkelijk dat God de mensenkinderen opmerkzaam gadeslaat om te zien of daar iemand is die zijn verstand gebruikt of God zoekt. Want alleen om God te zoeken werd de mens het verstand gegeven. Hij behoort het nergens anders zo naarstig voor te gebruiken dan tot dat doel. Nochtans schijnt het dat hij nergens anders dan in dit opzicht van alle verstand en onderscheidingsvermogen beroofd is. Want, mocht God gevonden worden op de manier dat de mensen hem gewoonlijk zoeken, het zou noodzakelijk zijn dat Hij met geweld en bij mirakel hen allen naar Hem toe trok, ofwel dat Hij zijn Goddelijk wezen veranderde en zich voegde naar de oppervlakkige manier van zoeken van de mensen. Hierover zou veel te zeggen zijn, maar om het kort te houden laten we dat hier achterwege. Enkel om wat volgt beter te verhelderen, willen we hier even vermelden met hoe weinig verstand en toeleg vele mensen God zoeken.
De Heilige Bernardus zegt dat het zoeken van God onderwezen moet worden. Het is iets dat we wel doen bij het zoeken van allerhande dingen die we graag zouden hebben. Wie iets zoekt, let altijd aandachtig op de tijd wanneer, en de plaats waar, en de manier waarop moet gezocht en gevonden worden hetgeen men verlangt te hebben. Men ziet dit onder andere bij de jagers die het wild zoeken om het te vinden en te vangen. Ze letten zeer aandachtig op de tijd en de plaats waarop dat wild het best te vinden is. Bovendien hebben ze specifieke technieken en listen die ze aanwenden afhankelijk van het soort wild dat ze zoeken. Sommigen vangen ze met honden, anderen met netten, weer anderen met strikken, velen schieten ze, enz. We kunnen merken dat als ze falen (in het correct bepalen van de juiste plaats of tijd), dat het dan niet abnormaal is dat ze niets vangen, dat ze (daarenboven) hun tijd hebben verloren en tevergeefs moeite hebben gedaan. Daarbij stellen ze zich dikwijls tot spot van anderen. Zoals iemand die op het hoogste van de zomer een reiger wilde opwachten in een korenveld, en wel met honden zoals men de haas vangt, die zou men terecht als een dwaas aanzien omdat hij de tijd, de plaats en de manier om een reiger te vangen niet beter heeft onderzocht.

Laten we nog even onderbreken met een stukje uit wat we zonet gelezen hebben, maar dan in de oorspronkelijke taal waarop onze auteur het heeft neergeschreven:

Met groote reden seyt David((Psal.53.)) dan dat Godt bemerckt de kinderen der menschen / oft daer iemant is die verstant gebruyckt oft Godt soeckt / want alleen (17) om Godt te soecken is den mensch sijn verstant gegeven / dwelck hy nergens toe oock soo neerstelijck als tot dien eynde / en behoort te gebruycken: ende nochtans schijnt het dat hy in gheen saecke meer / als in dese / van alle verstant ende onderscheyt berooft is / want soude Godt ghevonden worden door de manier van soecken die de menschen ghemeynelijck ghebruycken / 'twaer van noode dat hy selve met ghewelt ende door mirakel hun altemael naer hem trock; oft sijn Goddelijck wesen veranderden / ende hem voechden naer de grove manier va<n> soecken der menschen.

Deze kleine herhaling geeft ons hopelijk een zekere herademing om weer een eindje verder te kunnen gaan met het lezen van het boek van Johannes Evangelista. Zijn werk gaat verder als volgt:

Aldus moet ook bij het zoeken naar God gelet worden op de tijd, de plaats en de manier waarop Hij te vinden is. Ja, nog veel groter moet de nauwgezetheid zijn bij het zoeken naar God dan in het zoeken van eender welk ander ding. Omdat men deze dingen af en toe nog buiten hun gewoonlijke tijd, plaats of manier van doen zou kunnen aantreffen. God echter is altijd een zelfde eenvoudig wezen, waarin niet de minste verandering van tijd, plaats of hoedanigheid aanwezig is. Alhoewel Hij door verscheidene mensen aanvankelijk op uiteenlopende manieren gezocht wordt, moeten nochtans al die verschillende manieren en technieken uitmonden in een eenvoudig en onveranderlijk einde: zodat wie Hem alleen vinden kan, even verscheiden moet zijn van deze waarmee de geschapen dingen gezocht worden, als de toestand (of eigenschap) en de natuur van God van de geschapen dingen verscheiden is. Hier wordt nochtans zo slecht enig zichtbaar teken opgenomen, omdat zo menig mens die God zoekt, Hem met zo menige en verscheiden manieren menen te kunnen vinden.
Ja, eenzelfde mens houdt er nu deze manier en morgen weer een andere op na. En allen hebben een ongepast of onjuist inzicht wat betreft het wezen en de natuur van God. Ze denken dat God gevoelig en lichamelijk is, zoals de geschapen dingen dat zijn.
Laten we als voorbeeld hiervan kijken naar de dagelijkse oefeningen van de mensen die God zoeken door meditaties, aspiraties en een vurige, concrete toekeer tot God. Door deze middelen verlangen velen God te vinden en zich met Hem te verenigen. Doch velen gebruiken dit niet als eerste middel, en als het begin van de weg tot God (waartoe ze nuttig en doeltreffend zijn), maar houden het voor het doel ervan. Enkel hierover wil ik spreken.

De Heilige Bernardus zegt dat het zoeken van God onder- wezen moet worden. Het is iets dat we wel doen bij het zoeken van allerhande dingen die we graag zouden hebben. Wie iets zoekt, let altijd aandachtig op de tijd wan- neer, en de plaats waar, en de manier waarop moet ge- zocht en gevonden worden hetgeen men verlangt te hebben. svgµ

Alle begin is moeilijk, dat weten we allemaal. Toch zeggen we ook dat goed begonnen, half gewonnen is. Maar als we denken aan het begin dat we reeds zijn aangekomen, dan raken we helemaal niet ver, en komen we zeker niet aan op ons doel. Het begin is die woestijn, waar we ons van alles wat niet God is willen verwijderen. Dat wil dus niet zeggen dat we ons op onszelf terugplooien. Die woestijn maakt mogelijk dat alle obstakels uit de weg geruimd worden om ons enkel en alleen tot God te richten. Het is in die eenvoud van de woestijn dat we God ten volle ontdekken en daardoor ook de ware vrede en de rust van ons hart vinden. Daar kan God ons aanspreken zonder dat zijn stem overroepen wordt door al het kabaal en de drukte van de geschapen dingen in de wereld rondom. Maar dat begin - die woestijn namelijk - is nog niet het doel, maar wel een middel om verder te gaan tot aan het doel.

Laten we nog even verder lezen in "Het Ryck Godts inder Zielen".

Inderdaad, als we goed toekijken, zullen we besluiten dat dit te vergelijken is met de jager die de reiger wou vangen met honden; niet alleen op het veld, maar ook op volle markt, en ten aanschouwen van de hele wereld. Ja, we zullen moeten toegeven dat dit nog eerder kans op slagen heeft dan dat de mens door meditaties, aspiraties en dergelijke concrete oefeningen God zou bekomen(bemachtigen?). Want God is veel schuwer van ons verbeeldend gepeins en vurige werken dan de reiger van het volk. Zijn plaats is nergens anders dan in vrede, en Hij is nergens anders te vinden dan in afzondering van alle geschapen dingen. Daarom, als Hij zijn bruid wil spreken, zegt Hij: "Ik zal haar leiden in de eenheid, en Ik zal spreken tot haar hart((Hos.2.)). Daar zocht de profeet David Hem eveneens toen hij zei: "Zie, ik ben ver weg gevlucht, en ben gebleven in de eenheid. En onze krachten die alleen maar als honden over de aarde kunnen lopen, begrijpen, smaken en ervaren enkel lege en geschapen dingen. Ze zijn niet in staat om God door haar eigen macht te begrijpen, te smaken of te genieten; niet meer als dat honden in staat zijn om de reiger te vangen. Want God wordt verjaagd, niet alleen als we hem zouden willen betasten met onze verbeelding of gevoelens, maar eveneens als men enkel aan de hand van verbeeldingen en met het natuurlijk verstand zich op Hem werpt. Zoals Hij zelf zegt: "Keert uw ogen van mij af, want die hebben mij doen weg vluchten."((Hoogl. 6))
Niet alleen op die manier falen de mensen gewoonlijk zo botweg in het zoeken van God, maar ook in de plaats en de tijd, want ze zoeken God buiten zichzelf, daar waar ze hem van binnen hebben. Hij is naderbij als dat ze zichzelf nabij zijn. Het is zodanig onredelijk, dat het is alsof iemand het kleed dat hij aanheeft, of iets dat hij op zak heeft, gaat zoeken met veel moeite en grote zorg in verre landen. Bovendien dwalen ze door zo uitwendig te zoeken: want alleen in kerk en gebedsplaatsen zoeken ze God en daarbuiten laten ze weer alles vallen van datgene dat ze daar hebben verkregen. Ze willen geen moeite doen, noch ervoor zorg dragen om dat te behouden, waar God nochtans in alle plaatsen evenzeer aanwezig is. Daarom moet overal gezocht en bijgehouden worden. Hij handelt als een dwaze koopman, die in zijn winkel een som geld heeft ontvangen, maar die van zodra hij op straat komt het makkelijk van zich laat afnemen, of het zelf wegwerpt uit vrees dat het hem zou worden afgenomen, ofwel zelf om er de zorgen niet voor te moeten dragen om het te bewaren. Op die manier blijft hij altijd even arm.

Laten we het paragraafje dat we zonet gelezen hebben beluisteren in de taal waarin het werd opgetekend:

Ende niet alleenlijck en faelen de menschen ghemeynelijck in de manier / aldus bottelijck Godt soeckende / maer oock inde plaetse ende tijt / want sy soecken Godt uytwaerts / die sy van binnen hebben / ende die haer naerder is / als sy haer eyghen selven zijn / doende soo seer teghen alle reden / als den ghenen die sijn kleedt het welck hy heeft aen sijn lijf / oft iet dat hy heeft in zijn sack / soude gaen soecken met groote moeyte ende sorghvuldicheyt in verre lande<n>. Daerenboven noch soo uytwaerts soeckende dolen sy / want inde kercke ende plaetse haers gebedts soecken sy Godt alleenlijck / ende daer buyten komende laeten sy wederom gaen / het gene sy daer van verkreghen hebben / om dat sy de moeyten niet en willen doen / noch de sorghe hebben / van't selve te behouden / daer Godt nochtans in alle plaetsen even teghewoordich is / ende daerom oock in alle plaetsen moet ghesocht ende behouden worden;

De plaats waar we God zoeken te vinden is dus evenzeer belangrijk. Wij mensen zoeken doorgaans aan de buitenkant, maar "God is veel intiemer (of inniger) aan mezelf dan ik ben aan mezelf" zo zegt ons Sint-Augustinus. Door zijn oneindige liefde is God "inniger met mij verbonden dan ikzelf" of met andere woorden, ik ben maar mezelf omdat Hij mij aan mezelf geeft. Als we God dus buiten onszelf gaan zoeken, dan zitten we verkeerd, en kunnen we heel ver gaan zonder enig resultaat.

Maar laten we nu weer verder luisteren naar wat Johannes Evangelista ons nog verder hierover kwijt wil.

Ook diegenen die God zoeken, schieten gewoonlijk tekort in het gadeslaan van de juiste tijd waarop God gezocht en gevonden kan worden. Sommigen zoeken Hem wel als ze hun uiterlijke plichten van godsverering verrichten, maar laten dat zoeken achterwege en keren zich naar buiten tot de schepselen. Daardoor kunnen we hen vergelijken met een jager die maar alleen op jacht zou gaan als hij zekerheid had dat het wild hem tegemoet zou komen. Maar als hij wat moeilijkheden verwacht te ondervinden en wat werk moest verrichten om het wild te zoeken, zou dit hem thuis houden. Ofwel aan een andere die het wild maar zou opsporen zolang de weg proper is, maar wanneer de weg wat vuil of moeilijk zou zijn dan zou hij het wild laten lopen. Hoewel het daar nochtans makkelijk gevangen zou kunnen worden, maar dat hij het door de moeite ontziet. Dergelijke lieden verdienen geen jager genoemd te worden, noch om enig wild te vangen. Nog anderen die als ze enige tijd hun best hebben gedaan om God te vinden, storten zich bij de minste gelegenheid volledig uit, om aan hun lichamelijk vermaak en zinnelijke lust te voldoen, en verliezen al wat ze voordien met grote moeite hadden verkregen. Aldus doen ze zoals onwijze ambachtslieden die datgene waarvoor ze de hele week met hard werken hebben verdiend meteen allemaal opdrinken en verspelen. Zo blijven ze altijd arme slaven. Weer anderen, die regelmatig hun zinnelijkheid dapper hebben weerstaan om God te vinden - doordat het hen moeilijk valt om in die voortdurende versterving van de zinnen te leven - laten door de onstandvastigheid van hun hart dat wat ze zelf hebben gewonnen varen, en beginnen naderhand weer opnieuw. Het is te vergelijken met iemand die zich voorgenomen heeft om een zware steen op een hoge berg te rollen, en hij zou die wanneer hij halverwege gekomen is (of zelfs verder) steeds opnieuw uit luiheid of onachtzaamheid weer laten terugrollen tot beneden aan de voet van de berg, en dit zijn hele leven lang zou blijven werken zonder enig verpozen. Waarlijk, op dergelijke, ja zelfs op nog minder wijze manieren handelen vele mensen. Jawel, het gros van hen die God zoeken - mochten ze met verlichte mensen kunnen zien op welke brute en onwijze manier ze God zoeken - ze zouden zichzelf schamen. Ze zouden zich ook geenszins verwonderen van met zo weinig onderscheid (tussen het zoeken van God en het zoeken van enig geschapen ding) tot God niet te geraken.

Ook diegenen die God zoeken, schieten gewoonlijk tekort in het gadeslaan van de juiste tijd waarop God gezocht en gevonden kan worden. Sommigen zoeken Hem wel als ze hun uiterlijke plichten van godsver- ering verrichten, maar laten dat zoeken achterwege en keren zich naar buiten tot de schepselen. svgµ

Onze inspanningen zijn soms heel heldaftig, maar zijn niet altijd zeer constant. Het doel waarvoor we ons inzetten is meestal niet zuiver. Echte liefde, die zuiver is, zoekt zichzelf niet stiekem. Echte liefde geeft zich totaal, om niet. Als we niet zuiver zijn in onze bedoelingen, willen we wellicht die steen niet voorgoed op de berg definitief uit onze weg zetten en voor goed aan God toevertrouwen. We blijven gehecht en slaaf van die slechte neigingen in ons hart, die ons steeds de andere richting doen uitgaan dan deze die God voor ons heeft bestemd. Onze auteur zou over al die grote obstakels die ons doen dwalen nog veel kunnen zeggen, maar zijn bekommernis wil ons veel verder voeren dan deze beschouwingen. Luisteren we nog even naar een kort paragraafje dat hij laat volgen.

Om niet te langdradig te worden laat ik die grote dwalingen achterwege. Enkel wil ik nog voor het laatst zeggen dat dergelijke mensen met God leven als kinderen die men steeds op hun kinderlijke manier de vieringen in de Kerk zien nadoen. Ze maken een altaar, en hebben een houten Jezus of een ander beeld dat ze mooi versieren - nu zus, dan zo; vandaag hangen ze hem het ene aan, en morgen weer wat anders naar dat het hen zint - in ieder geval dragen ze hem met grote vreugde, juichend en zingend. Kort daarna leggen ze het beeld acht dagen achter de kist. Dan weer slepen ze het langs de straten. In feite heeft haar godsdienstigheid geen andere regel of orde dan haar kinderlijke affectie zonder andere oordeelkundigheid. Op die manier handelen dergelijke mensen ook met God. Elk maakt zichzelf een God op zijn manier, groot of klein, van goud of van hout - dat zijn inwendige beelden en gedaanten van de Godheid of mensheid van Christus. Al hun oefeningen daartoe hebben geen ander doel of nut dan haar zintuiglijke lusten die zij - zoals kinderen - in God zoekt te bevredigen. Als zij enig zintuiglijk gevoel hebben van God, dan zijn ze wel ijverig en vurig, en stellen in hun oefeningen groot behagen, maar als de wind wat tegen zit, en dat deze gevoelsmatige devotie niet volgt, vervliegt alle blijdschap en godsdienstigheid. Immers, met verdriet kunnen ze hun oude gewoonte nog wat met zich meeslepen, totdat er weer een nieuwe goesting in hen opstaat.

We staan nog een laatste keer stil bij een stukje van dit tweede hoofdstuk uit de uitgave van 1639:

Oock ghemeynlijck die Godt soecken / ontbreken in't gaede slaen vanden tijt / op de<n> welcken Godt ghesocht ende ghevonden moet worden / want sommighe soecken hem wel ten tijde van devotie / als sy haer van binnen tot Godt genegen vinden / maer in de<n> tijt van dorricheyt ende inwendige verlaetentheyt / laete<n> dat soecken achter ende keeren haer uytwaerts tot de creatueren: waer in sy mogen vergeleken worden / by eenen Jaegher die maer en soeckt ter jacht te gaen / als hy voor seker soude weten dat het wilt van selfs hem te gemoet moest kome<n> / maer als hy wat ongemacx soude moeten hebben / ende met wat arbeyts 't wilt moeten soecken / soude hem thuys houden;

Hoe vastberaden zijn we eigenlijk wel in ons zoeken naar God in ons leven, en hoe standvastig? Veelal zijn het enkel bevliegingen die ons drijven om God weer op te gaan zoeken, en dan wel als er iets tegen gaat in ons leven, wanneer de zaken niet lopen zoals we willen. We vergeten dat Jezus ons uitnodigt om alles te verlaten, om Hém en het Evangelie! Pas dan zijn we vrij van onszelf, en zitten we niet meer in de weg van Gods en zijn wil voor ons en voor de hele wereld. Pas dan begrijpen we dat het de vervulling van Gods wil is die ons de enige ware, vreugdevolle en levengevende toekomst schenkt. Maar zolang we onszelf blijven zoeken (zelfs stiekem), en onze houvast vinden in materiële dingen (die we zogezegd zelf in handen hebben), dan zitten we eigenlijk nog steeds gebonden als slaven aan de zonde en de dood... Laten we nog even horen hoe Johannes Evangelista van 's Hertogenbosch dit hoofdstuk afsluit.

Waarlijk, het is nog meer te verwonderen dat men zoveel van deze mensen vindt - waaronder nochtans velen verstandig en wijs willen zijn - die nooit tot God geraken of die over de juiste vereniging met God iets weten te zeggen. Ook al houden ze zich ver van grove gebreken, ze berusten nochtans al te zeer op zichzelf en verdienen de naam niet van Godzoekers te zijn, want ze zoeken uiteindelijk enkel zichzelf. Hun eigen zelf vinden en behouden ze, maar God niet. Zo kunnen ze niet loskomen, noch vergeleken worden met een steen die los is omdat ze waarachtig vast liggen. We kunnen hen vergelijken met een steen die op een balk vast zat, maar daarvan losgekomen, is hij wat lager gevallen om onderweg op zolder te blijven liggen, met even weinig hoop als voordien om op de aarde terecht te komen. Deze mensen kunnen zich dan wel ver afhouden van grove zonden, en zijn begonnen met zich op te heffen tot God, maar zijn terstond blijven kleven aan zichzelf en aan hun [gebeds]oefeningen - waar ze zo vast op berusten dat ze de inwendige neigingen van haar hart tot God zo weinig gewaar worden als voordien. Zo blijft het Rijk Gods - dat in haar is - voor haar volkomen onbekend en zal ze evenmin ooit het aangezicht van de Koning aanschouwen.

Deze ietwat negatieve noot, mag ons niet doen opgeven. Dat is in ieder geval niet de bedoeling van de auteur ! Maar het is integendeel een aansporing om serieus werk te maken van ons spiritueel leven, onze liefdesrelatie namelijk met God. Want enkel in, met en door Hem komt ons leven tot zijn ware bestemming.

Onze inspanningen zijn soms heel heldaftig, maar zijn niet altijd zeer constant. Het doel waarvoor we ons inzetten is meestal niet zuiver. Echte liefde, die zuiver is, zoekt zichzelf niet stiekem. Echte liefde geeft zich totaal, om niet. svgµ

Ziezo, hier eindigt het tweede hoofdstuk van onze "Sint-Jan-van-het-Kruis van de lage landen", dat handelt over het feit dat "vreselijk veel mensen dwalen op hun zoektocht naar God, en daarom het Rijk Gods (dat nochtans in haar is) niet vinden noch kennen." Het confronteert ons opnieuw met deze grote frustratie dat de roeping van ons wonderbaarlijk groots is, en dat er jammer genoeg heel weinigen zich daarop toeleggen. Met alles wat er nu rondom ons in de wereld gebeurt, zouden we daarover wellicht niet zeer verwonderd opkijken. Maar dat dit bijna vierhonderd jaar geleden reeds betreurd werd, verwondert ons wellicht wel wat. Toch is de geestelijke strijd iets van alle tijden. Reeds in de proloog van het Johannesevangelie horen we dat de duisternis in de wereld het Licht van God, dat Zijn Woord is, niet heeft aangenomen.

Wij hebben alles gekregen om door God gered te worden, en zelfs om tot de grootst en hoogst mogelijke eenheid met God te komen. Maar daarvoor moeten we een geestelijke inwendige weg opgaan. Toch verkiezen we het materiële, aardse en zondige leven boven onze goddelijke roeping. Zolang we hier op aarde leven kunnen we ons nog bekeren. Johannes Evangelista wil ons hiervoor de ogen openen om de boot niet te missen.

Jan van Ruusbroec zei hierover: "De mens die zich meer naar binnen keert om Gods spreken te horen dan naar buiten naar de woorden van de mensen; die naar het woord Gods liever luistert om te léven dan om te wéten; voor wie het Woord Gods een spijs is, die naar God toeleidt en waarin hij God boven alles leert smaken; die met geloof en trouw bij het inwendig woord blijft: - hij is het, die oren heeft om te horen, en hij is in staat de gehele waarheid te verstaan, die God hem wil openbaren. Hij is het ook die alle zonden overwint (dat is de eerste dood), en hij wordt niet getroffen door de eeuwige pijnen (dat is door de tweede dood, die altijd op de zonde volgt)."

Laten we ons door deze teksten raken om na te kijken in welke mate ons leven op het goede doel is gericht en of we wat moeten bijsturen, opdat we ons niet vergissen met betrekking tot de zin en het ware vreugdevolle geluk dat ons is bereid door God van voor alle tijden.

De volgende keer zullen we beetje bij beetje het vervolg van het werk van Johannes Evangelista van 's Hertogenbosch ter hand nemen. Hij was een eenvoudige maar diepzinnige Capucijn uit de 16e-17e eeuw.

De teksten uit het boek van Johannes Evangelista van 's Hertogenbosch "Het Ryck Godts inder Zielen oft binnen u lieden" werden vrij vertaald.

Beste luisteraars, U luisterde naar het programma Binnenskamers, waar we deze keer hebben gelezen uit een boeiend en beeldrijk werk uit de rijke schat van de Christelijke Spirituele Literatuur. Hopelijk hebben deze woorden over "Het Rijk van God in onze zielen" jullie hart kunnen raken, en mogen we jullie volgende keer opnieuw rekenen onder onze trouwe toehoorders. Tot de volgende keer.

Heb je vragen?
Neem contact met ons op

Link naar de pagina op de website van Radio Maria waarop je de audio kan herbeluisteren

Digitale bijdragen

Via YouTube worden regelmatig filmpjes beschikbaar gesteld. Daardoor wil de vereniging ook mensen te hulp komen met middelen die de moderne media tegenwoordig mogelijk maken.

Momenteel kunnen ze enkel via deze website gevonden worden, en worden ze niet voorgesteld aan mensen die op YouTube surfen of opzoekingen doen.

Benieuwd? Ga een kijkje nemen

Link naar de pagina op de website van Radio Maria waarop je de audio kan herbeluisteren

Agenda

Contact