De onuitsprekelijke zoetheid van het gelukzalige leven, het lezen zoekt het, de meditatie vindt het, het gebed vraagt het, de contemplatie smaakt het.


Guigo de Kartuizer, De ladder van het Paradijs.

Korte inleiding in teksten van Ruusbroec de Wonderbare

Innige, inwendige of geestelijke oefeningen worden beoogd

Mystiekers, ervaringsdeskundigen aan het woord

Even proeven van de Spirituele rijkdom van weleer


Kennismaking 6

"Oefeningen of oefenen", zijn woorden die Ruusbroec heel dikwijls gebruikt in zijn geschriften. Wat bedoelt hij daar nu mee? Als hij wat meer specifieert over welke oefeningen hij het heeft, spreekt hij over innige, inwendige of geestelijke oefeningen.

Wanneer Sint Ignatius van Loyola een tweetal eeuwen later zijn geestelijke oefeningen uitwerkt, is die naam niet vreemd aan de spirituele literatuur van Ruusbroec, die een grote invloed heeft gehad op de verdere spirituele literatuur. Deze invloed is via de "Broeders van het gemene leven" ook op Ignatius heel duidelijk aanwezig geweest.

In het Middelnederlands betekent oefenen: het bezig zijn met; veel omgaan met; ... of met andere woorden, het ons terdege toeleggen op iets, namelijk met de diepste, innigste kern van ons menszijn, met wat of wie ons ten diepste bezielt en in leven houdt, met God zelf.

Het betreft dus onze relatie met God, en van daaruit uiteraard ook onze relatie met onze naaste. Maar omdat we ons niet allemaal even grondig daarin oefenen, maakt onze Brabantse mystieke auteur met volgend beeld een onderscheid in de relatie tussen God en ons mensen. We kunnen in Gods dienst staan als huurlingen, enkel voor het loon dat we beogen. Of we kunnen ook God dienen als trouwe knechten. De relatie kan echter nog veel hechter zijn, en dan spreekt hij van vertrouwde vrienden. Maar de relatie waartoe God ons roept, is deze van verborgen zonen.

In zijn werkje "De blinkende steen" doet hij deze relaties grondig uit de doeken.

Vorige Inhoud Volgende


Ende hier-ave comt ongheduer van minnen. Want dat uutvloyende gherinen Gods stoect ongheduer, ende eyscht ons werc, dat es : dat wij minnen die ewighe Minne. _-oOo-_ En hiervan komt het onstuimig ongeduld van minne. Het uitvloeiende aanroeren Gods verwekt ongedurigheid en vordert van ons werkzaamheid, nl. dat wij de eeuwige Minne beminnen.

Jan van Ruusbroec, VANDEN BLINCKENDEN STEEN, p.32, v13-16.

Hartelijk dank voor het bezoek aan onze webstek !

Wie het apostolaat van de vereniging op prijs stelt en wil steunen,
kan dit via een storting op haar bankrekening: BE63 0018 9649 6308

Onze website maakt geen gebruik van cookies, wij willen geen inbreuk doen op uw privacy.