De onuitsprekelijke zoetheid van het gelukzalige leven, het lezen zoekt het, de meditatie vindt het, het gebed vraagt het, de contemplatie smaakt het.


Guigo de Kartuizer, De ladder van het Paradijs.

Bij de Heiligen in de leer: over het innerlijk gebed

Bij de Heiligen in de leer: over het innerlijk gebed

Achtendertigste editie

Mystieke lectuur voor Radio Maria België

Je kan de uitzending via deze webpagina van Radio Maria herbeluisteren.
Je zal een keuze moeten maken voor een van de uitzendingen.
Op de pagina van je keuze vind je na een korte omschrijving onderaan op die pagina
de mogelijkheid om deze bijdrage via een podcast te herbeluisteren.


BIDDEN... bij de heiligen in de leer

Het huis op orde zetten - Aflevering 3

Programma "Mystieke Lectuur" presenteert sterke en diepe teksten van heiligen en van mystieke auteurs voornamelijk over de intieme (gebeds)relatie met God; Pareltjes vanuit onze rijke schat aan Christelijke spirituele traditie.

Welkom beste luisteraars. In deze uitzending gaan we verder met de vraag wat ons gebed als christen eigenlijk wel is..., en hiervoor gaan we in deze uitzending bij de Heiligen in de leer. Om over het gebed te spreken gaan we uiteraard best bij ervaringsdeskundigen ons licht opsteken. Zij kunnen ons het best inlichten over wat het gebed omvat. Zelf zoeken ze veelal naar woorden om het onzegbare onder woorden te brengen. We moeten dus geduld hebben en aandachtig luisteren om stilaan meer inzicht te krijgen in datgene dat ons verstand voor een groot deel te boven gaat.

Als we het woordje heilig gebruiken, dan is dat een relatief begrip. Enerzijds wordt het gebruikt voor de mensen die na hun dood heilig verklaard werden door de Kerk. Toch kan het ruimer gebruikt worden. Sint-Paulus richt zich bijvoorbeeld in zijn brieven tot de heiligen van de gemeentes waaraan hij de brieven richt. Ze waren nog niet heilig verklaard en de meesten onder hen zijn ook nooit heilig verklaard geweest, maar de Apostel Paulus richt zich toch tot hen met deze aanspreektitel. Hoe moeten we zulk een manier van spreken interpreteren? Heel moeilijk is dat niet, we zijn allen geroepen tot heiligheid! en in de mate dat we dat echt willen nastreven, geeft God ons daartoe de genade.

Met deze en enkele volgende edities zullen we heel wat stukjes lezen en bespreken van het boekje dat in het Nederlands werd vertaald en uitgegeven over het innerlijk gebed. Het boekje "Bidden ... bij de Heiligen in de leer", met als ondertitel "3 weken om te leren bidden". Het is momenteel nog te verkrijgen via de Ruusbroecvereniging of via Radio Maria. Meer informatie volgt aan het einde van deze uitzending, en kan je eveneens vinden bij Radio Maria of via de Vereniging zalige Jan van Ruusbroec vzw.

We laten het voorwoord op dit boekje nog even horen, waar Mgr. Koen Vanhoutte, hulpbisschop van het bisdom Mechelen-Brussel het volgende schrijft:

Jezus’ volgelingen vroegen hun Meester om hen te leren bidden. Veel christenen verlangen meer te weten over het persoonlijk gebed en wensen er ook in te groeien. Bidden... bij de heiligen in de leer helpt hen goed op weg. Met heel wat aandachtspunten en suggesties wordt een groeipad voorgesteld om stapsgewijs te bewandelen. Als gidsen op die weg komen heel wat heiligen aan het woord. Een rijke bloemlezing uit hun geschriften biedt heel wat stof om kennis en vooral beleving van gebed te stimuleren. Geestelijke schrijvers uit de rijke traditie van de Kerk openen onvermoede perspectieven op de wondere wereld van het gebed.
Bidden... in de leer bij de heiligen reikt een werkwijze aan met heel wat impulsen maar dringt die niet op. Het boek wil vooral een bijdrage leveren aan ieder die op eigen tempo zijn of haar eigen weg wil ontdekken in het bidden. Goeie reis aan allen die dit boeiend pad verkennen!

Aldus het voorwoord van Mgr. Koen Vanhoutte.

... zelf als we goed beseffen dat God tegenwoordig is aan alle dingen, als we er niet aan denken is het alsof we het niet wisten. Daarom moeten we voor het bidden onze ziel opwekken tot een aandachtig denken en overwegen van deze aanwezigheid van God... svgµ

We vervolgen nu onze zoektocht naar wat een gebedsleven inhoudt. Het bidden staat namelijk centraal in een gezond Christelijk leven. Het is verbonden blijven met de bron van het leven, de adem van het leven inademen zodat Zijn scheppend en herscheppend werk in en door ons mag gerealiseerd worden.

Van Theresa van Avila hoorden we reeds het volgende:

"Wie een gebedsleven aanvangt, moet zich bewust zijn dat hij daarmee op een ondankbare grond geheel bedekt met onkruid, het onderneemt om een tuin aan te leggen waarin de Heer zijn welbehagen vindt. Het is Zijn eigen Majesteit die het onkruid uittrekt, en die de goede gewassen moet planten."

Tekst µsnr/µs2:

Vanaf de tijd van de vroege Kerkvaders is het Hooglied van de Bijbel gelezen en geïnterpreteerd geweest als handelend over onze intieme liefdesrelatie met God. De Heilige Willem van Saint-Thierry en Sint-Bernardus van Clairvaux hebben het hooglied weer in onze Spirituele Literatuur binnengebracht. Wij willen ons nu ook laten inspireren door een stukje uit dat mooie Hooglied, dat heel mooi het liefdeverlangen uitdrukt in de mens, evenals het grote verlangen van God om met ieder van ons een innige liefdesrelatie te hebben met Hem.

"Ik hoor mijn welbeminde die komt..." (Hgl. 2,8)

Op het eerste gezicht kan het wellicht vreemd overkomen dat een boek als het Hooglied in de Bijbel is beland, gezien het eerder een liefdesroman schijnt te zijn. Toch is er geoordeeld geweest dat het een geïnspireerd document is, en zijn plaats binnen de canon van de Bijbel meer dan verdient.

Tijdens deze en volgende uitzendingen gaan we telkens twee soorten teksten ter hand nemen. Eerst en vooral een aantal teksten die ons helpen om te verstaan waar we mee bezig zijn, en vervolgens ook teksten die ons willen helpen om tot bezinnen te komen.

Laten we proberen goed te beseffen dat het bidden centraal staat in een Christelijk leven. Het gebed is gewoonweg een voorwaarde voor de komst van Jezus Christus in ons menselijk bestaan, zowel vroeger, vandaag als in de toekomst. Het is om een relatie met ons te hebben dat God ons geschapen heeft. Maar omdat die relatie verbroken werd door de zonde, is Gods Zoon mens geworden om namelijk deze liefdesrelatie te herstellen en deze intieme ontmoeting met God weer mogelijk te maken. Luisteren we maar naar wat het tweede hoofdstuk van het Hooglied ons in de verzen 8 tot 12 hierover kwijt wil:

Ik hoor mijn Welbeminde die komt: Hij nadert, springend over de bergen, huppelend over de heuvels. Hij gelijkt op een gazel, op een jong hert. Hij is daar achter de muur, en Hij kijkt door het raam. Ik hoor de stem van mijn welbeminde die me zegt: "Sta op mijn welbeminde, kom, want de winter is vergangen, de regens zijn voorbij, ze zijn verdwenen. De bloemen vertonen zich op onze aarde..."

Hooglied, 2, 8-12.

Deze tekst uit het Hooglied zal door de hele Christelijke traditie verklaard worden om de komst van God in de mens die aan het bidden is op te roepen. Zowel om het plan van God in vervulling te laten gaan, om ons leven te delen, en om ons te herstellen tot het paradijselijk geluk dat we verloren zijn door de zonde ("de winter is vergangen, de bloemen vertonen zich op onze aarde..."). De hele liturgie van de Advent herneemt expliciet het thema van de huppelende Messias en Bruid die aankomt, op zoek om één te worden met ons mensen.

Uiteraard, verblijft God van alle tijden in het diepste geheim van onze ziel. Maar door het gebed begint hij ons te overmannen, krijgt Hij meer en meer vorm in ons. Zijn verborgen aanwezigheid wordt een feest, deze van de verloving van God en de mens. Anders gezegd: in het gebed is het de menswording van Jezus die zich voortzet, en dit samen met onze vergoddelijking.

Ik hoor mijn Welbeminde die komt: Hij nadert, springend over de bergen, huppelend over de heuvels. Hij gelijkt op een gazel, op een jong hert. Hij is daar achter de muur, en Hij kijkt door het raam. Ik hoor de stem van mijn welbeminde die me zegt: "Sta op mijn welbeminde, kom, ... de bloemen vertonen zich... svgµ

We luisteren nu naar een stukje uit een preek van Johannes Tauler:

Onze Heer zei: "Gaan jullie maar naar het feest; ik ga nog niet, omdat de tijd voor mij nog niet rijp is" (Joh. 7,8).
Wat is dat feest dan wel waarnaar onze Heer ons op weg zendt en waarvoor de tijd steeds rijp is? Het meest verheven en het meest waarachtige feest, het ultieme feest, het is het feest van het eeuwig leven, d.w.z. het eeuwige gelukzalige feest waar we werkelijk voor God zullen zijn. Dat kunnen we hier beneden niet meemaken, maar het feest dat we wel kunnen beleven is een voorsmaak daarvan. Het is de ervaring van de aanwezigheid van God in de geest door een innerlijk genieten dat ons gegeven wordt door een heel intiem gevoel. Deze tijd die steeds de onze is, is de tijd van het zoeken naar God, en van het gevoel van Gods aanwezigheid in al onze werken, in heel ons leven, onze wil en onze liefde. Aldus moeten we ons oprichten boven onszelf en boven al wat niet God zelf is, om enkel en uitsluitend te verlangen naar Hem, in grote zuiverheid zonder iets anders. Deze tijd is van elk moment.
... God is daar steeds aanwezig. Ja zelfs als we het niet voelen is Hij in het geheim binnengekomen voor het feest. Daar waar God is, daar is het waarachtig een feestdag. Hij kan zo een gelegenheid niet aan zich voorbij laten gaan, noch zich onthouden van daar te zijn waar een rechtvaardige bede beroep op Hem doet, noch waar men enkel Hem zoekt; daar moet Hij noodzakelijk aanwezig zijn. Hij is er misschien wel op een verborgen manier, maar Hij is er.

Johannes Tauler, Preek XII.

Het feest waarvan sprake is het "Loofhuttenfeest" of ook het "feest van de Tabernakels" genoemd. Het is een feest dat jammer genoeg niet voorkomt in onze Christelijke liturgische kalender. Het wordt gevierd als er zes maanden verstreken zijn sinds het laatste paasfeest, een half jaar later dus. Het is het oogstfeest, nadat de laatste oogst van het jaar was binnengehaald. Het duurde acht dagen en het was eveneens verbonden met de herdenking van Gods weldaden tijdens de exodus.

De loofhutten die men voor de gelegenheid zowat overal optrekt en waarin men die dagen verblijft, herinneren aan het wonen in tenten tijdens de tocht door de woestijn. De tent van de samenkomst, waar de Ark van het Verbond in bewaard werd, en die de stenen tafels van de tien geboden bevatte, werd daar eveneens in ondergebracht. God wou op die manier aanwezig zijn onder Zijn Volk en met haar meetrekken.

"Op de laatste dag, het hoogtepunt van het feest, stond Jezus daar en riep met luider stem: "Als iemand dorst heeft, hij kome tot Mij; wie in Mij gelooft, hij drinke! Zoals de Schrift zegt: "Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien." Hiermee doelde Hij op de Geest, die zij, die in Hem geloofden, zouden ontvangen, ..." Dit is wat we vinden in het Johannesevangelie Hst. 7 Verzen 37-39.

In de bijbelteksten die spreken over het ceremonieel van het Loofhuttenfeest, wordt er gezegd dat ze elke dag, maar op de zevende dag van het feest, bijzonder plechtig water ging scheppen uit de bron Siloam en het daarna plengde op het brandofferaltaar. Het herinnert aan het water dat Mozes uit de rots sloeg toen het volk vreselijk dorst leed in de woestijn.

Tauler ziet een verwijzing in dit feest als een voorsmaak van het ultieme, meest waarachtige feest van het eeuwig leven, waar we mogen delen aan Gods gelukzaligheid. Onze tijd is deze van het zoeken naar God, waarbij we ook in onze werken Gods aanwezigheid mogen leren voelen en ervaren. Hiervoor moeten we alle obstakels en afleidingen, ja al wat niet God is, overstijgen. Maar anders dan we denken is God altijd aanwezig, ook als we Hem niet voelen. Hij is ongemerkt binnengekomen voor dat feest, voor die ontmoeting. "Het innerlijk genieten dat ons gegeven wordt door een heel intiem gevoel", zijn die bronnen van Levend Water die Hij in ons binnenste doet opwellen door de Heilige Geest in ons uit te storten.

Laten we deze vreugde van dit genieten overwegen samen met de tekst die we van Theresa van Avila hebben gekregen:

Ik hoor mijn Welbeminde die komt: Hij nadert, springend over de bergen, huppelend over de heuvels. Hij gelijkt op een gazel, op een jong hert. Hij is daar achter de muur, en Hij kijkt door het raam. Ik hoor de stem van mijn welbeminde die me zegt: "Sta op mijn welbeminde, kom, want de winter is vergangen, de regens zijn voorbij, ze zijn verdwenen. De bloemen vertonen zich op onze aarde..."

Wat is dat feest dan wel waarnaar onze Heer ons op weg zendt en waarvoor de tijd steeds rijp is? Het meest verheven en het meest waarachtige feest, het ultieme feest, het is het feest van het eeuwig leven, d.w.z. het eeuwige gelukzalige feest waar we werkelijk voor God zullen zijn. svgµ

Met twee woorden uit de tekst van Johannes Tauler moeten we voorzichtig zijn: Het gevoel, en het innerlijk genieten.

Het gevoel is hier geen sentimentele gevoelsmatige indruk, maar een zekerheid dat God daar is, zonder dewelke we niet zouden beginnen bidden zijn.

Wat de innerlijke genieting verbonden met dat gevoel betreft, onderlijnt ze het aspect van een geheim geluk, dat het geluk van het hiernamaals anticipeert. Wat met name een ander thema is dat we terugvinden in de liturgie van de Advent, en dat uitmondt op de vreugde van Kerstmis.

Tauler becommentarieert voor de Dominicanessen van Strasburg de incognito opgang van Jezus naar Jeruzalem voor het feest van de tabernakels, beeld van de verborgen komst van Jezus in de ziel (en laten we daarbij niet naar de verkeerde kant kijken): God komt bij ons binnen langs het toppunt van de ziel (zoals de Tempel op het hoogste punt van Jeruzalem stond), boven elke gewaarwording (ziehier waarom "we het niet voelen" of merken). Het is van daaruit dat Hij ons tot zich roept, en wanneer wij opklimmen tot die tempel van de ziel, komt de ontmoeting tot stand. Hier zien we namelijk effectief het bidden! Hij vormt ons om; Hij transformeert ons in hemzelf, en ter zelfder tijd, vormt Hij zichzelf om in ons.

Waarom bidden we dan? Om Christus uiteraard goed te ontvangen (of m.a.w. Hem te aanvaarden en op te nemen) "in al onze werken, in heel ons leven, onze wil en onze liefde... om enkel en uitsluitend te verlangen naar Hem, in grote zuiverheid zonder iets anders".

Om te bezinnen gaan we we nu teksten nemen die ons helpen om te beseffen dat God, verborgen aanwezig is in ieder van ons (en dus uiteraard ook in mij!).

"God is daar altijd aanwezig, zelfs als we het niet voelen", heeft Tauler ons gezegd, en dat kan ons als een "op de proef stellen" overkomen. Maar neen, Hij is niet te ver, maar te dichtbij om gezien te worden; "intiemer aan mezelf dan mezelf", zoals het beroemde gezegde van Augustinus luidt. En dit duidt dan ook de richting aan van het bidden, een steeds eenvoudiger ontvangen van diegene die zich aan ons openbaart. Maar opdat die openbaring volledig zij, speelt ook het belang van de mate dat wij zijn aanwezigheid heel eenvoudig aanvaarden: "U was er Heer," zei Sint Augustinus nog, "maar ik was er niet!"

Zo wel is God in ons verborgen, en zo dichtbij, dat Jean Rigoleuc ons het volgende op het hart drukt:

We moeten God niet ver van ons zoeken, we moeten niet veel moeite doen om hem te zoeken, we moeten hem niet zoeken door veel te doen, we moeten niet zoeken Hem te voelen, we moeten Hem zelfs niet zoeken, maar we moeten ons ervan overtuigen dat Hij ons gevonden heeft. En bijgevolg, in plaats van ons bezig te houden waar we Hem moeten zoeken, of waar we Hem kunnen bespeuren, of welke inspanningen of daden we moeten doen, berustend in zijn handen, ons overleverend aan zijn leiding, zodat Hij naar zijn bestwil in ons en door ons werkt, houden we onze geest in deze overtuiging en ons hart in deze stemming; en op die manier blijven we steeds in een diepe vrede.

Jean Rigoleuc, Journal

Deze tekst is genomen uit het dagboek van Jean Rigoleuc. Hij werd in Brieve in Frankrijk geboren in 1596 en stierf in 1658. Hij genoot zijn opleiding in Rennes, en trad bij de Jezuieten binnen in Rouen. Hij wordt benoemd in het secundair onderwijs en tot het preken van volksmissies in centraal Frankrijk en in Bretagne. Zijn correspondentie en verhandelingen laten iemand zien die steeds verbonden is met God en een groot geestelijk leider is.

Laten we nog even stilstaan bij het begin van de tekst van Jean Rigoleuc, opdat die dieper in ons hart kan binnendringen:

We moeten God niet ver van ons zoeken, we moeten niet veel moeite doen om hem te zoeken, we moeten hem niet zoeken door veel te doen, we moeten niet zoeken Hem te voelen, we moeten Hem zelfs niet zoeken, maar we moeten ons ervan overtuigen dat Hij ons gevonden heeft.

We staan nog even stil bij een kleine aanbeveling die we willen aanbrengen en op het hart drukken:

Laten we de aanwezigheid van God niet verwarren met de indruk van de aanwezigheid van God. Laten we trouw zijn aan het dagelijks gebed omdat we God aanwezig weten (en het niet laten afhangen van de indruk die we daarvan zouden hebben). Deze geloofsdaad is het fundament zelf van ons gebed, en Hem verlaten onder het voorwendsel dat we niets voelen zou de ondergang betekenen van ons Christelijk leven. Maar hoe moeten we het aanpakken, met die God die we niet zien of horen?

Nog even geduld, we zullen daar later op ingaan, maar laten we nu heel eenvoudig de twee eerste stappen van elk bidden hernemen: me bewust worden van de liefde van God voor mij, en me in zijn aanwezigheid zetten (omdat we weten dat Hij er is).

In een volgende stap willen we stilstaan bij wat ons eigenlijk te doen staat: namelijk het huis op orde zetten, of het kasteel van de ziel, om het beeld van de Heilige Theresa van Avila te gebruiken. Maar wat wil dat eigenlijk zeggen "uw huis op orde zetten", wat houdt dat in feite allemaal in? Het draait allemaal om de ontvangst van de bruidegom zo vlekkeloos en goed mogelijk te laten verlopen.

"Ik hoor mijn Welbeminde die komt..." hoorden we in het Hooglied. Hoe kunnen we hem goed onthalen? Een verwelkomend huis is een huis dat op orde is. Een christelijk leven is op orde als ze wil wat God wil. We hebben ons daartoe trouwens verbonden op de dag van ons doopsel. Er is geen ander gebed mogelijk buiten die wil van God te behartigen in ons leven. Die wil behartigen is een andere naam voor de ware liefde:

Al wie beginneling is in het bidden (vergeet dit niet, want het is heel belangrijk), moet als enige eis hebben om zo vastberaden mogelijk te zwoegen, zich ertoe te brengen, zich bereid te maken, tot het conformeren van zijn wil tot deze van God. Wees er goed van bewust dat dit de grootste volmaaktheid is die men kan bereiken op de geestelijke weg. Je zal des te meer verkrijgen van de Heer hoe perfecter je dit nastreeft, en je zal des te meer vooruitgang maken op die weg. Denk niet dat het zeer gecompliceerd is, dat er met onbekende of geheime dingen mee gemoeid zijn. Heel ons geluk bestaat juist daarin.

Heilige Theresa van Avila, De innerlijke burcht, II, 1

We moeten God niet ver van ons zoeken, we moeten niet veel moeite doen om hem te zoeken, we moeten hem niet zoeken door veel te doen, we moeten niet zoeken Hem te voelen, we moeten Hem zelfs niet zoeken, maar we moeten ons ervan overtuigen dat Hij ons gevonden heeft. svgµ

De goede wil moet aan God noch vreugde, noch inwendige troost, noch een of ander ding vragen, maar is met de hele omvang van zijn verlangens erop uit Zijn verrukkelijke wil te verwezenlijken... Wat God boven al van ons verlangt, dat is dat terwijl we onze eigen wil volledig aan Hem afstaan, we Hem alles laten doen wat Hem gelieft. Van daaruit vloeit de ware en blijvende vrede voort die we bezitten. Zonder dit, dient ons alles wat we aan God zeggen of alles wat God tot ons zegt tot niets of tot heel weinig, tot we kunnen zeggen naar het aanvoelen van de Apostel : Heer, wat wil Jij dat ik doe ? (Cf. Hnd 9, 6) Want God weet wat Hij moet doen, en onze overgave is Hem aangenamer dan wanneer we Hem beloven door een verandering van eigen wil vele uitzonderlijke dingen te doen tot Zijn meerdere glorie ; welnu, wat we ook kunnen doen of zeggen, God vraagt en verlangt niets liever van ons dan dat Hij ons hoort zeggen uit de grond van ons hart : Heer, dat Uw wil – die me veel waardevoller is dan wat dan ook – zich mag verwezenlijken !

Johannes, Tauler, Institutiones, 18

En wanneer dit voornemen stevig in ons verankerd zit, dan zal ons huis de Veelgeliefde kunnen ontvangen. Zo niet, gaan we Hem niet veeleer wegsturen op het moment dat we Hem vragen om binnen te komen? Hem vragen dat Zijn wil geschiede in ons gebed, maar die elders weigeren? Hebben we gedacht aan de nodige bekering vooraleer te gaan bidden? Zo ja, dan zijn we klaar voor een volgende stap. Indien we dat niet zijn, laten we dan beginnen met orde te zetten in ons huis.

In de zesde editie van Mystieke Lectuur vermeldden we reeds de Duitse Dominicaan Johannes Tauler. Hij werd geboren ca. 1300 in Strasbourg, en overleden in 1361. We willen hem toch nog even vermelden en voorstellen. Hij was mysticus en Theoloog, en werd sterk beïnvloed door Meester Eckhart, die doceerde in de abdijschool van het Dominicaans convent in zijn geboortestad Strasbourg (van 1312 tot 1320), waar hij een deel van zijn opleiding kreeg. De Institutiones is echter niet geheel van zijn hand. Deze compilatie is een van de vele vruchten van de grootse uitgeversactiviteit die de Jezuïeten en Kartuizers van Keulen in de 16de eeuw aan de dag legden en die aan de oorsprong ligt van de verspreiding van de mystiek van het noorden in heel Europa. De Institutiones werden in het Duits uitgegeven door de Jezuïete pater Peter Canisius in 1543 en oefenden grote invloed uit door de latijnse vertaling van 1548 door de Kartuizer Laurens Surius. Het was het meest geliefde boek van Theresa van Avila. Wanneer het in 1559 door de Spaanse Inquisitie verboden wordt, hoort ze Christus tot haar zeggen: "Voortaan zal ik je levend boek zijn."

We hernemen nog een klein stukje uit de tekst die we gelezen hebben van de Institutiones van Johannes Tauler:

Wat God boven al van ons verlangt, dat is dat terwijl we onze eigen wil volledig aan hem afstaan, we Hem alles laten doen wat Hem gelieft. Van daaruit vloeit de ware en blijvende vrede voort die we bezitten.

We bidden maar goed als we een gerust geweten hebben. Indien dat niet het geval is, dan moet het eerste van onze gebeden erin bestaan om het geweten te kalmeren door vergiffenis te vragen aan God en aan hen die we aanstoot hebben gegeven. "als je uw offergave brengt naar het altaar, en daar herinner je jezelf dat je broeder iets tegen je heeft, laat dan uw offergave staan en ga je eerst verzoenen met je broeder." (Mt. 5, 23-24) Als ons geweten niet vredig is, laten we dan beginnen met te beslissen om de weg van de verzoening in te slaan. En laten we in het algemeen de gewoonte nemen van een kort gewetensonderzoek te doen, al was het maar de tijd van een terugblik op de voorbije dag aan het begin van onze gebedstijd.

Om te bezinnen probeer ik mijn hart te openen voor de liefde.

Als je verlangt te bidden, doe dan niets dat wat niet verenigbaar is met het gebed, zodat God nadert en met ons mee op weg gaat.
Als er een provocatie of tegenstrijdigheid in je opkomt, je geïrriteerd bent en voelt dat je woede je stuurt om wat je is aangedaan betaald te zetten of om tegen te spreken, denk dan aan je gebed en aan het oordeel dat op je wacht, en je ongeordende neiging zal dadelijk in jezelf tot rust komen.
Alles wat je zal doen om je te wreken op een broer die je tekort zou hebben gedaan, dat alles zal je tot een struikelblok worden op het moment van je gebed.
De wrok verblindt de rede van degene die bidt en verduistert zijn bidden.

Evagrius Pontus, Verhandeling over het gebed

Wat God boven al van ons verlangt, dat is dat terwijl we onze eigen wil volledig aan Hem afstaan, we Hem alles laten doen wat Hem gelieft. Van daaruit vloeit de ware en blijvende vrede voort die we bezitten. Zonder dit, dient ons alles wat we aan God zeggen of alles wat God tot ons zegt tot niets of tot heel weinig, ... svgµ

Luisteren we tot slot nog naar wie die Evagrius Pontus wel is. Hij werd geboren in Ibora te Pontus, in 345 (in het noorden van het huidige Turkije, aan de kust van de Zwarte Zee) en overleed in Kellia te Egypte in het jaar 399. Hij was leerling van de heilige Basilius en van Gregorius van Nazianze. Hij verlaat het keizerlijk hof en zijn intriges om het kluizenaarsleven te omhelzen, eerst in Jeruzalem en vervolgens in de woestijn van Egypte. De invloed van zijn grondbeginselen over het geestelijk leven op de latere monastieke spiritualiteit, zowel in het Oosten als in het Westen, zal aanzienlijk zijn.

De teksten die we hebben voorgelezen komen voor een deel uit een werkje van Pater Max de Longchamp, "Oraison à l'école des Saints", vertaald als "Bidden... bij de Heiligen in de leer". Het is een bescheiden poging om enkele belangrijke aspecten van onze hoge roeping en ons groot liefdesavontuur met God te proberen verwoorden en verstaanbaar te maken voor eenieder.

Wenst u deze teksten graag nog eens rustig achteraf door te nemen, dan kan je normaal via de website van Radio Maria de link vinden naar de uitgeschreven versie van deze uitzendingen.

Deze en andere edities, zowel als vele andere inspirerende mystieke teksten kan je vinden via de website van de Vereniging zalige Jan van Ruusbroec. Met het korte adres: "jvr.4god.be" te schrijven in de adresbalk van je internet browser, kom je op de website terecht. De vier van 4god is het getal 4 en niet het geschreven woord; het is bedoeld in de zin van vieren in de gebiedende wijs. Ik herhaal het adres even: jvr.4god.be.

U kan uiteraard ook steeds deze en voorgaande uitzendingen herbeluisteren via de internetpagina Mystieke Lectuur op de website van Radio Maria.

Het boekje "Bidden, ... bij de heiligen in de leer" kan eveneens worden besteld via Radio Maria of via de Vereniging zalige Jan van Ruusbroec. Het kan een ideaal geschenk zijn voor mensen die jullie dierbaar zijn en/of die jullie willen helpen op deze weg van heil.

En dus nog even de beloofde details van het boekje "Bidden... bij de heiligen in de leer". Het is heel sterk ingebonden en in zakformaat uitgegeven. Of pocketformaat zoals dat in het Engels veel gezegd wordt, 10,5 cm op 15 cm, het bevat 128 bladzijden's en het is beschikbaar aan de zeer laag en democatisch gehouden prijs van 6 €.

_____________

U luisterde naar het programma Mystieke Lectuur, waar we deze keer stil zijn blijven staan bij een zeer belangrijk aspect van ons mens-zijn, namelijk "Het gebed, of onze geestelijke levensweg."

Vorige Inhoud Volgende


Ende hier-ave comt ongheduer van minnen. Want dat uutvloyende gherinen Gods stoect ongheduer, ende eyscht ons werc, dat es : dat wij minnen die ewighe Minne. _-oOo-_ En hiervan komt het onstuimig ongeduld van minne. Het uitvloeiende aanroeren Gods verwekt ongedurigheid en vordert van ons werkzaamheid, nl. dat wij de eeuwige Minne beminnen.

Jan van Ruusbroec, VANDEN BLINCKENDEN STEEN, p.32, v13-16.

Hartelijk dank voor het bezoek aan onze webstek !

Wie het apostolaat van de vereniging op prijs stelt en wil steunen,
kan dit via een storting op haar bankrekening: BE63 0018 9649 6308

Onze website maakt geen gebruik van cookies, wij willen geen inbreuk doen op uw privacy.