De onuitsprekelijke zoetheid van het gelukzalige leven, het lezen zoekt het, de meditatie vindt het, het gebed vraagt het, de contemplatie smaakt het.


Guigo de Kartuizer, De ladder van het Paradijs.

Catechese bij Ruusbroeck en de auteur van de Evangelische Peerle

"Den tempel onser sielen" door de auteur v.d. Evangelische Peerle

Deel II over Kerkwijding, Allerheiligen, Advent, Kerstmis ... en Lichtmis

Zeventiende editie

Mystieke lectuur voor Radio Maria België

Je kan de uitzending via deze webpagina van Radio Maria herbeluisteren.
Je zal een keuze moeten maken voor een van de uitzendingen,
en na een korte omschrijving vind je onderaan op die pagina
de mogelijkheid om de podcast te herbeluisteren.


Het programma "Mystieke lectuur" presenteert sterke en diepe teksten van heiligen en van mystieke auteurs voornamelijk over de intieme (gebeds)relatie met God; pareltjes vanuit onze rijke schat aan christelijke spirituele literatuur.

In een paar voorgaande edities van het programma "mystieke lectuur" hebben we gelezen uit het eerste deel van "Den tempel onser sielen". De tweede editie van deze uitzendingen behandelde het vervolg van dit eerste deel, met thema's als de ontheiliging, de verwoesting en het herstel van de tempel die God heeft gemaakt. Vervolgens behandelden we de reiniging van de ziel om de tempel binnen te mogen gaan, en eveneens hoe het gemoed zelf de hogepriester zal zijn en hoe die aan God een offer zal opdragen.

Deze keer zullen we het tweede deel van "Den tempel onser sielen" aanpakken. Dit tweede deel behandelt alle hoogfeesten en sterke tijden binnen het kerkelijk jaar. We gaan dit niet in één keer allemaal kunnen doornemen. Meerdere edities zullen hieraan gewijd worden. Eveneens lezen we niet alles uit dat werk, maar beperken ons tot een minimum om deze gedachtengang te volgen of zelfs te kunnen binnentreden. Voor wie er meer van wil weten, kan het boek nog aanschaffen in een recente uitgave door de uitgeverij Averbode.

Het eerste hoofdstukje van dit tweede deel handelt over de kerkwijding. Het wordt als volgt ingeleid: "Hoe de uitwendige eredienst van de heilige Kerk ter wille van de inwendige wordt verricht." De inwendige eredienst, is deze die in de inwendige tempel plaatsvindt, de tempel namelijk van onze Ziel. De uitwendige eredienst is deze die in kapellen, kerken en kathedralen wordt gevierd, en ze staat in functie van wat er in ons hart gevierd moet worden.

We zullen dit hoofdstuk in zijn geheel doornemen alsook het heel korte hoofdstukje over het hoogfeest van Allerheiligen. Vervolgens springen we een heel stuk verder tot aan het feest van Lichtmis, dat gevierd wordt op 2 februari. Toch zullen we nog hier en daar enkele mooie bloemstukken plukken uit de hoofdstukken die we zogoed als overslaan. Die stukjes handelen hoofdzakelijk over de advent en het Kerstfeest. Omdat de opbouw van dit werk van de anonieme auteur van "de Evangelische Parel" toch wel belangrijk is, en we de rode draad van het geheel anders uit het oog zouden kunnen verliezen, laten we die hoofdstukken niet helemaal vallen. Hopelijk zullen jullie ervan kunnen genieten om door het eerste stuk van dit tweede deel te grasduinen, en mee te ontdekken hoe de auteur deze materie met boeiende en heldere inzichten op een treffende manier verwoordt en overbrengt.

Luisteren we naar een eerste deel van het hoofdstuk dat "Kerkwijding" als titel draagt; het handelt dus over de manier waarop "de uitwendige eredienst van de heilige Kerk ter wille van de inwendige wordt verricht."

Ons hoogfeest in deze onzalige wereld is niet van pure blijdschap vervuld, maar vol ellende. Wereldse harten, die tot nietswaardige dingen geneigd zijn, verlangen wel naar de heilige feesten, maar ze vieren die niet zoals het hoort: ze zoeken buiten zich wat ze in zichzelf moesten zoeken. Een beoefenaar der deugd viert echter altijd een feestdag in zichzelf, want hij verheugt zich over dezelfde waarheid als de engelen. Die vreugde kan hem door geen droefheid worden ontnomen. Bij een gerechtig mens is het altijd feestdag.
Ge moet weten dat de kerkwijding haar voltooiing slechts bereikt in het allerbinnenste van de ziel, in het gebied dat God zich heeft voorbehouden en met zich heeft één gemaakt. Engel noch mens noch enig schepsel kan daar binnenkomen; het is het edele overwezen van de ziel. Welnu, dat gebied wil de eeuwige God voor zich alleen hebben, en Hij wil niet dat daar iemand het bezit met Hem deelt. Ja, de eeuwige God verlangt er vurig naar altijd te wonen in de reine ziel, met zijn heerlijke troost en met zijn goddelijke genade. Hij zegt immers: "Het is mijn wellust bij de zonen der mensen te wonen."
Mijn allerliefste in Christo, wie een zuivere kerkwijding wil hebben, moet derhalve Gods huis - het binnenste van de ziel - voor God alleen voorbehouden en tot eenheid brengen. Want het opperste eenvoudige Eén dat God is, kan slechts met de ziel verenigd worden als daar eenheid is. Wanneer de ziel haar eigenliefde en al wat geschapen is heeft afgeworpen en helemaal ontdaan is van alle veelheid: dàn geeft wis en zeker het eenvoudige Eén dat God zelf is antwoord aan de eenheid van de ziel, zodat er niets in de ziel is dan puur God alleen.
Wanneer de mens dan zo zuiver geordend is dat zijn hart en ziel om niets anders geeft dan om God alleen, en wanneer hij zijn strikte lichamelijke behoeften geordend kan voldoen om God en met God: in dàt geval worden God en de ziel zo verenigd dat ze te zamen één worden. Sint Paulus zegt het als volgt: "Wie God aanhangt, wordt één geest met Hem." En zo wordt de edele, pure ziel door haar eenheid verenigd met het eenvoudige Eén dat God zelf is.

We krijgen hier een heel bijzondere kijk bij onze Anonieme schrijfster op ons menszijn en onze relatie met God. Als we daar niet van bewust zijn, kunnen we heel ver afdwalen van wat God met ons voorheeft. Wereldse harten - zegt ze- zoeken deze heilige feesten te vieren, maar ze zoeken op de verkeerde plaats; wat ze in zichzelf moeten zoeken, zoeken ze buiten zichzelf. Een deugdbeoefenaar daarentegen viert altijd een feestdag, hij of zij beleeft het zondermeer, zonder het te moeten zoeken.

Laten we niet vergeten dat ze voornamelijk spreekt over de tempel die onze ziel is. Deze tempel is heilig, en het heilige der heiligen is er enkel toegankelijk voor God. Zuiverheid is dus wel een voorwaarde om die tempel en al wat God erin wil tot stand brengen, tot zijn recht te laten komen. Al het overige dat geschapen is, staat ten dienste van deze inwendige tempel. Luisteren we nu naar wat er volgt:

Om deze inwendige tempel is de uitwendige tempel gemaakt. Al wat daarin beschikt is, heeft geen ander doel dan te komen tot deze inwendige tempel. Al wat men daarin viert, moet in deze inwendige tempel zijn voltooiing bereiken.
De uitwendige tempel is door mensenhanden opgericht, maar deze (de inwendige) door de handen van de eeuwige Wijsheid. De eerste bestaat uit gevoelloze stenen, deze uit redelijke levende stenen. Hij staat gefundeerd op de onbeweeglijke berg van de Godheid, en op de vaste rots die Christus is. Hij is ommuurd met de hemelgeesten. God heeft ze daar als sterke bewakers van zijn muren geplaatst. De profeet zegt: "Op uw muren heeft Hij sterke bewakers geplaatst." De eerste tempel is van vergankelijk goed voorzien, deze van onvergankelijke deugden.
In de eerste worden de bedienaars moe, maar in deze worden de hemelse bedienaars niet moe; ook God houdt zelf niet op zichzelf hierin te loven. In de eerste tempel wordt het orgel, evenals de andere instrumenten, met talent van mensen bespeeld; in deze wordt het orgel van de ziel door de heilige Drievuldigheid opgesteld. In het allerbinnenste volbrengt dan de hemelse Meester der minne zijn loflied, op de heerlijkste melodie. In de eerste tempel worden de sacramenten bediend en gegeven door mensenhanden; maar in deze worden ze door God zelf gegeven, bediend en ontvangen - Hij die zelf voor ons een zalige offerande is geworden. In de eerste tempel worden de hoogfeesten wel gevierd, maar ze gaan er voorbij. In deze echter worden ze gevierd, terwijl ze er wezenlijk voortduren. In de eerste wordt jaarlijks één keer de kerkwijding gevierd, maar in deze is het altijd statioviering met een toevloed van goddelijke rijkdom en genade.

Vanuit deze overweging, dat in de inwendige tempel de hoogfeesten hun voltooiing bereiken, en wezenlijk voortduren, steekt het niet zo nauw wanneer we stil staan bij deze overwegingen. Laten we geholpen door de inspirerende woorden van dit werk "Den tempel onser sielen", de diepgang van al de feesten die we vieren in de heilige Kerk tot ons hart laten doordringen.

Het tweede hoofdstuk van dit deel handelt over ALLERHEILIGEN; of "Hoe we het hoogfeest van Allerheiligen op een geestelijke wijze in ons moeten vieren." En daarover zegt ze het volgende:

(1) In de uitwendige tempel viert men één keer het hoogfeest van alle Heiligen te zamen; maar in de tempel der ziel wordt men bij het Heilige der Heiligen geplaatst en gelijkvormig aan alle Heiligen. In de eerste tempel worden de Heiligen vereerd, maar in deze wordt het Heilige der Heiligen vereerd en voortdurend aanbeden; hier looft en vereert de ziel God in alle Heiligen.
(2) Voor de Heiligen betekent het hun hoogste vreugde, als we Hem vereren en één met Hem worden, als we zijn goddelijk inwendig werken ondergaan - werking waarvan zij al hun heiligheid hebben gekregen en waardoor zij heilig zijn geworden. Bij dit gebeuren zijn alle heilige schepselen de ziel behulpzaam. Al wat goed is, is tot het goede geneigd en strekt de ziel tot voordeel. Maar ook al het kwaad dat haar vervolgt is haar tot nut, want het brengt ze tot de gelijkheid met Christus Jezus en alle Heiligen. Treft het haar om haar schuld, dan wordt ze rein. Heeft de ziel geen schuld, dan wordt ze erdoor verheerlijkt; dan lijdt ze blij met Christus en met de Heiligen en Rechtvaardigen. Om de minne Gods leden zij vervolging. Zij werden erdoor verheerlijkt, en geplaatst bij het Heilige der Heiligen.

De hoogste vreugde voor de Heiligen bestaat erin zegt ze: als we Hem vereren en één met Hem worden, als we zijn goddelijk inwendig werken ondergaan. Het is van die werking dat alle heiligen hun heiligheid hebben gekregen en waardoor zij heilig zijn geworden!

Meestal zoeken we zelf veel werk voor God te doen, en - al beseffen we dat we op ons eentje niet heel veel kunnen tot stand brengen - vestigen we al onze aandacht en energie op het werken voor God en voor onze naaste. Hier horen we een heel ander geluid. God vereren, één worden met Hem en zijn goddelijk inwendig werken ondergaan, dat strekt de Heiligen tot de hoogste vreugde, en dat is het wat God van ons verlangt! En het is pas als we daartoe komen met Gods genade, dat we op een heel andere manier instrument van God kunnen zijn in deze wereld. Dan zullen onze uitwendige werken waarlijk doeltreffend zijn.

Verderop gaat ze verder in met heel sterke woorden over dat edel werk dat van godswege in ons moet kunnen plaatsvinden.

Beste luisteraar, in wat volgt gaan we stilstaan bij de sterke tijd van de Advent, de voorbereiding op Kerstmis. Daarover schrijft ze het volgende:

(H4Par.1) In de uitwendige tempel viert men de advent door er met kwellend verlangen de komst van de Heer te verbeiden. Maar in deze tempel is Hij altijd tegenwoordig om altijd, met nieuw beloven, de goddelijke geboorte aan de ziel te verkondigen. Dààr is Hij in de begeerte, maar hier in het genieten. In de eerste is er een hongerig en dorstig snakken, maar in deze wordt men vervuld en overstroomd van weelde.
(2) Zolang wij echter met de nederste mens op aarde zijn, in deze sterfelijke staat, moeten wij er de veranderlijkheid bijnemen. Zo gelijken we op de strijdende kerk. De mens kan immers niet de hele tijd de volheid der genade verdragen. Die wordt in de opperste eenheid van de ziel gestort. Hier gelijkt de ziel op de triomferende kerk. Want daar is het hemelse Jeruzalem, waarin de feesten de hele tijd in volle vreugde gevierd worden, wezenlijk blijven duren en geen voorbijgaan kennen.

Beste luisteraars, soms durven we wel eens zeggen: "Mocht God toch maar eens iets duidelijker tot ons spreken, we zouden het minder moeilijk hebben om de weg te vinden." Als we deze teksten lezen zien we dat het probleem zich op een ander niveau bevindt. Niet het spreken van God is een probleem, maar onze luisterbereidheid en ontvankelijkheid. In het tweede hoofdstuk over de advent schrijft ze daarover het volgende:

(3) ... Wil God spreken, dan moeten alle dingen zwijgen. Wil God binnenkomen, dan moet de ziel zichzelf en de schepselen verlaten. Wil God zijn edel werk in haar volbrengen, dan moet ze zich afgezonderd hebben, en leeg zijn en aan God overgegeven.

Dat is dus ons grootste probleem vandaag in onze moderne of post-moderne consumptiemaatschappij. Waar vinden we nog de stilte die nodig is om te luisteren naar God. Wanneer komen we nog voldoende tot die innerlijke rust en stilte van ons hart die zo nodig is om Gods stem te kunnen horen en van daaruit zijn wil voor ons leven te kunnen verstaan?

Als we daarentegen leren luisteren en God zijn edel werk laten doen in ons, dan wordt het pas boeiend. Hier volgt nu het mooiste stukje over dat bijzondere werk van God in ons:

(4) Het edelste waartoe de ziel kan komen, is dat ze zich aan God overlaat en een puur ondergaan Gods wordt. God zijn verborgen werk laten doen, zich daaraan overgeven en Gods edel werk een onzevader lang ondergaan: dat is edeler dan al wat de schepselen van bij het begin der wereld hebben gepresteerd. Want Gods werk gaat alle werk van schepselen ver te boven.

"God zijn verborgen werk laten doen, zich daaraan overgeven en Gods edel werk een onzevader lang ondergaan"... Dit zijn woorden die we vandaag de dag jammer genoeg niet veel te horen krijgen. Maar nog sterker is het als ze zegt dat dit edeler is dan al wat de schepselen van bij het begin van de wereld hebben gepresteerd. Dit stelt onze moderne hoogmoedige kijk op God en wereld wel even aan de kaak.

Maar daarbij blijft het niet. Naar Kerstmis toegaand, spreekt ze stilaan over het "kinderen van God worden", en de edele geboorte die daarbij plaatsvindt. Dit is een thema dat zeer nauw aan het hart lag van Meester Eckhart, maar dat heel weinig nog aangeraakt wordt. Luisteren we dan maar weer naar haar.

(H4Par.5) De vertrouwde vrienden van God verlaten zichzelf en worden Gods allerliefste kinderen. Ze laten God met hen werken en bereiken hun hoogste punt. Ze bezitten met Hem het wezen van elke deugd en treden binnen in de hoogste adel. Maar de mensen die zichzelf behouden, verrichten hun werken met grote inspanning. Ze komen nooit tot hun hoogste zaligheid. Ze blijven altijd knechten. Wat kiest men nu best: kinderen of knechten te zijn van God?

Om niet bij het knechtschap te blijven maar tot het kindschap te komen, is een grote nederigheid vereist. Wat verderop schrijft ze:

(H5Par.4) En het almachtige, eeuwige Woord daalt neer van zijn koninklijke troon en doorboort op zijn beurt geheel haar binnenste. Hij ziet heel haar nederigheid aan en wil dat zij tot zijn Godheid wordt verhoogd, dat zij in zijn Godheid woont en Hij in haar mensheid.
(5) Het Woord is vlees geworden en woont in ons. God zegt: "O mens, Ik ben om U mens geworden; wordt gij op uw beurt niet God om Mij, dan doet gij Mij groot onrecht. Gij zult uw menselijke natuur verbergen in mijn goddelijke natuur, zodat niemand uw menselijke natuur nog kan onderkennen."
(6) Nu zal de ziel in God binnengaan, opdat Hij al haar werken volbrengt. Wie God gehoorzaam wil zijn en Hem eren, Maria verblijden en alle heiligen en engelen verheugen, alle mensen vertroosten en alle zielen verlossen, die trede daar binnen, zichzelf vaarwel zeggend en verloochenend. Dan kan God zijn edele geboorte in hem voltrekken. Dat Hij eens in menselijke natuur geboren is, daartoe dwong Hem de liefde. De hoogste eer die wij God kunnen bewijzen is: dat Hij altijd geestelijk in ons allen wordt geboren.
(7) Zalig zijn zij die Gij daartoe hebt uitverkoren en aangenomen.
(9) Die ziel kan wel zeggen: "In alle dingen heb ik rust gezocht, en in het erfdeel des Heren - dat is in de eenheid van het goddelijk wezen - zal ik wonen. Want Hij die mij schiep, rust in mijn tabernakel."

Om deze geestelijke geboorte is het nu te doen, en om alles wat die geestelijke geboorte kan bewerkstelligen. Hierbij is het duidelijk dat dit niet ons werk is, maar Gods werk. Wel moet ons hart hiervoor zuiver zijn en op de juiste plaats staan, en zodoende God toelaten om dit werk in ons te verrichten.

We maken nu een sprong tot aan het feest van DRIEKONINGEN, want ook daar zien we dat wij met de heilige drie koningen door Gods licht in God binnengeleid, onszelf aan God moeten offeren en alle hoogmoed overwinnen.

(H11Par.1) Dat licht heeft de drie koningen uit verre landen, langs verschillende wegen, naar één punt geleid: op de berg van Calvarië. Daar kwamen zij overeen om met sterkte de jonge koning te zoeken en te aanbidden, en hem hun gaven te offeren. Op die plaats zou Hij later gekruisigd worden om onzentwil. En door Hemzelf heeft Hij onze geest, ziel en lichaam van drie vreemde wegen afgebracht en op die plaats verzameld. Zij komen nu in één wil, verlangen en bedoeling met Hem overeen, en door Hem worden ze naar binnen geleid: met vereenvoudigd gemoed, met naar boven gerichte vermogens, met afgesloten zinnen, tot bij het ongeschapen licht en de goddelijke geboorte, die het ongeschapen licht van het Vaderhart altijd in ons doet stralen. Hij spreekt ons toe en vraagt ons dringend dat wij al wat wij zien, verlaten en Gods bezit worden: om Hem alles weder op te dragen als een levende offerande in de verborgenheid van het gemoed, in het eenvoudige zwijgen, waar de goddelijke geboorte geschied is en nog geschiedt in een omhelzen van de Waarheid. In die eenvoud waar God in ons geboren wordt, is al onze zaligheid gelegen. Dat geeft vreugde aan heel het rijk der ziel, en licht aan de vermogens van de ziel en aan de zinnen van de mens.
(2) En de drie koningen - onze geest, onze ziel en ons lichaam - worden in dat licht door Christus Jezus naar binnen gekeerd, om de goddelijke geboorte te eren en gaven te offeren. Instemmend met de weg van Christus, wordt onze geest door de verdienste van zijn blijde geest rijk gemaakt, vurig en vrij, en wordt hij naar binnen geleid om het goud van de goddelijke liefde te offeren. Door de verdienste van zijn bedroefde ziel wordt onze ziel van alle goed vervuld, en met al haar vermogens verzameld en naar boven gericht om God te loven; opstijgend verbreidt ze zich in een heerlijke geur om Hem de wierook te offeren van innige vurigheid. Door de verdienste van zijn rein, gewond lichaam wordt ons lichaam gezuiverd en rein gemaakt, het wordt met zijn deugden verrijkt: om Hem de mirre te offeren die onze natuur en alle zinnelijk genoegen doet sterven.

Aan het einde van dit hoofdstukje schrijft ze wat het resultaat is van deze medewerking van onzentwege.

(12) Zo'n mens is opnieuw in God geboren, omdat zijn gemoed zuiver is. En door de Waarheid die hem doorstraalt, is hij gekomen tot de kennis van God en van zichzelf. In zo iemand wordt God werkelijk geboren en gevoed met heilige gedachten. reine verlangens en zuivere bedoeling, met godsdienstoefening en rechtschapen werken. Zo wordt het eeuwige Woord in het gemoed geboren en groeit het op: zo wordt de naam van God in ons geheiligd en grootgemaakt.

Het feest van Lichtmis (waar we het nu zullen over hebben) behoort wellicht in ons Belgisch straatbeeld tot de voltooid verleden tijd. Hier en daar worden er misschien nog wel speciale bordjes gemaakt voor de doopsels. Ze worden ook na een tijd terugbezorgd aan de betreffende families rond een dankviering eens per jaar waarop al die families worden uitgenodigd. Waar dit toch nog gebeurt, valt dat moment dan meestal op of rond het feest van Lichtmis. Het feest namelijk dat 40 dagen na Kerstmis het moment herdenkt dat Maria en Jozef het kind Jezus in de tempel aanboden om het met een koppels trotels als eertgeborene van God terug te kopen, en dit evenzeer als zuiveringsoffer voor Maria na de bevalling.

Over lichtmis schrijft ze eveneens verschillende hoofdstukken. En zoals we zullen merken, behandelt dit werk steeds diepgaander het thema van die inwendige tempel, en haar roeping om steeds meer en meer woning van God te worden. Daar verwittigt ze soms toch voor valse noten in de uitvoering van deze harmonie:

(H14Par.17) Wie bij zichzelf of bij een ander God tot hinder is zodat Hij die heerlijke geboorte en zijn edel werk niet kan voltrekken in de ziel, zo iemand ontvreemdt Gods eer en Maria's vreugde. Want het is Maria's vreugde dat die heerlijke geboorte weer hernieuwd wordt in alle reine harten. Daarin verheugen zich God zelf en alle schepselen. Nu mag niemand zo grof of eigenwijs zijn te denken dat men dit edel werk hier aan Maria ontneemt en aan de ziel overdraagt. Het is immers haar hoogste lof en die van alle heiligen, dat wij op hun voorbeeld gelijken en hun gelijkvormig worden. Hierin bestaat precies de volkomenheid van de heiligen, dat ze hun vreugde vinden in elkaars deugden.

Maar ook in deze tempel is het meer te doen om die geestelijke geboorte, en is er steeds meer aandacht voor de grootsheid van onze roeping dan wel naar de valse noten die er soms tussenkomen.

We eindigen deze editie van "Mystieke Lectuur" met het tweede hoofdstukje over Lichtmis wat uitgebreider door te nemen.

(H15Par.1) Op drie wijzen en door drie soorten mensen wordt die geboorte beleefd. De eersten benaderen ze in beelden en vormen, en maken zo een geschilderde voorstelling in hun hart. Zij kijken toe hoe het kindje Jezus lichamelijk wordt geboren in het huisje van Bethlehem, hoe het voor de os en de ezel wordt gelegd; en zij beschouwen de dienstvaardigheid van Jozef, de teerheid van het jonge kind en zijn armoede, zijn veelvuldig lijden en zijn ootmoedige kleinheid, enzovoort, zoals de Schrift het zegt over zijn heilige geboorte, leven en veelvuldig lijden. En dat is goed, en God vertroost hen nu en dan door de overvloed van zijn genade, en zij ontvangen soms ook lichamelijke openbaringen. Want volgens de aard van zijn toeleg ontvangt iedere mens God. Maar in die openbaringen kan wel bedrog schuilen, zoals dikwijls is gebeurd.
(2) De tweede soort echter leggen zich niet alleen toe op het uitwendige, maar keren zich geheel naar binnen en zijn bezig met het inwendige, dat verborgen is in Christus Jezus. Zij gevoelen te zamen met Hem de grote begeerte die Hij naar ons had, om ons te verlossen. Zij vragen zich af hoe zij Hem naar het inwendige kunnen gelijken en navolgen, en hoe zij hun tekort daarin kunnen overwinnen. Zij houden altijd de spiegel van zijn heilig leven en lijden voor ogen. Aan die mensen openbaart God zich van binnen, in hun ziel. Daarin kan geen bedrog gelegen zijn.
(3) De derde soort mensen leggen zich niet alleen toe op het uitwendige en inwendige, maar ook op de afgrondelijke minne die God alle schepselen toedraagt. Die bewoog en ontsloot de rijke afgrond van Gods wezen; zo werden de hemelen van de h. Drievuldigheid honingvloeiend, en het binnenste van het Vaderhart werd door overvloed van minne heerlijk beroerd. Zo stuurde Hij ons zijn enige Zoon uit afgrondelijke minne tot ons, om ons te verlossen en terug te brengen in onze Oorsprong en ons één te maken met Hem. En aan die mensen openbaart God zich niet alleen uitwendig en inwendig, maar Hij ontneemt ze helemaal aan henzelf en neemt ze op in Hem. Hij transformeert ze geheel in zijn goddelijke klaarte en verlangt dat de ziel zelf moeder is van zijn Zoon; in haar wil Hij de geboorte van zijn Zoon voltrekken, en ook de vruchten bereiken van die geboorte. Dat is de vruchtbaarste oefening, de hoogste wijze en de betrouwbaarste openbaring van God.
(4) Maar al is de ziel in God getransformeerd zodat ze die verheven eenwording en gelijkheid ontvangt, toch bezit ze de twee hoger vermelde wijzen, en doet ze die in haar niet afnemen. Want hoe hoger men in Gods eenheid is, hoe meer men wordt verlicht, en met hoe meer licht en kennis men de hele inwendige en uitwendige toeleg en Gods werken in zich draagt - zonder ze ooit te veronachtzamen, terwijl men toch altijd de eenheid behoudt in het veelvuldige. Want hoe meer de zon de wijngaard beschijnt, hoe vruchtbaarder hij bloeit, en hoe zoeter en heerlijker vluchten hij voortbrengt. Hoe meer dan de ziel in minne is verheven tot in God, hoe meer ze door de goddelijke Zon wordt beschenen en vruchtbaarder wordt in heel haar toeleg en werken; deze vruchten zijn God alleraangenaamst. Hoe dichter men het licht nadert, hoe beter men gebreken en ongelijkheid ziet. Hoe meer de gebreken door het licht worden verteerd, des te meer worden wij in Christus Jezus verhoogd, worden wij zijn zeer heilige werken duidelijker in ons gewaar, en zal ook zijn levenswijze uit ons naar buiten stralen. Deze mensen worden de beste en edelste van de aarde, want zij wonen in de vrije minne Gods en God woont in hen; Hij regeert ze naar zijn wil, verlangen en bedoeling.

Oef, we hebben het begin van het tweede deel van "Den tempel onser sielen" aangepakt, en er ons een heel stuk doorheen gewerkt. Dit tweede deel behandelt alle hoogfeesten en sterke tijden binnen het kerkelijk jaar. We hebben heel veel mooie teksten gehoord, en toch zijn er nog heel veel mooie stukken die we hebben laten vallen om het niet te lang te maken en jullie in de gelegenheid te stellen om zelf deze auteur beter te leren kennen. Later volgen nog edities waarin we bij de overige sterke tijden en feesten zullen stilstaan.

Wie graag de teksten van deze editie nog eens rustig achteraf wil herbeluisteren kan dit via de website van RadioMaria doen. De teksten van deze en voorgaande uitzendingen kunnen achteraf ook nagelezen worden op de website van de Vereniging zalige Jan van Ruusbroec. Veel geluk en verdieping toegewenst met deze onderneming. In ieder geval hopen we jullie volgende keer weer te mogen terugvinden als onze gasten op dit programma.

Hier zou ik even een dankwoordje willen richten aan pater Jos Alaerts, Jezuiet, die op lichtmis nu haast 25 jaar geleden als president van het diocesaan seminarie in Mechelen een paar jonge priesters (die gewijd werden onder zijn wakend oog) uitnodigde om regelmatig samen te komen om - naar het voorbeeld van een Franse priester die hij goed kende - een vruchtbaar contact met de grote spirituele traditie van de Kerk te realiseren. Hij stelde er voor om dan bijvoorbeeld een werk te lezen van Ruusbroec (waarvan hij een grote kenner was). Dit lichtmisgroepje is jammergenoeg niet lang bijeengekomen (als jonge priesters hadden we het reeds heel druk en vonden zeer moeilijk een gemeenschappelijk vrij moment), maar dank zij Pater Jos heb ik de smaak voor deze literatuur te pakken gekregen. Het is door dat initiatief dat nu dit uurtje van de grote en rijke spirituele traditie van de Kerk een en ander door het internet of door de ether tot bij u, beste luisteraar, zijn weg vindt. Hopelijk vinden jullie hierdoor eveneens de weg naar deze onschatbare spirituele erfenis de wij in de Kerk rijk zijn.

Tot een volgende keer.

oOo__oOo__oOo__oOo__oOo__oOo__oOo__oOo__oOo__oOo__oOo__oOo__oOo__oOo__-

Vorige Inhoud Volgende


Ende hier-ave comt ongheduer van minnen. Want dat uutvloyende gherinen Gods stoect ongheduer, ende eyscht ons werc, dat es : dat wij minnen die ewighe Minne. _-oOo-_ En hiervan komt het onstuimig ongeduld van minne. Het uitvloeiende aanroeren Gods verwekt ongedurigheid en vordert van ons werkzaamheid, nl. dat wij de eeuwige Minne beminnen.

Jan van Ruusbroec, VANDEN BLINCKENDEN STEEN, p.32, v13-16.

Hartelijk dank voor het bezoek aan onze webstek !

Wie het apostolaat van de vereniging op prijs stelt en wil steunen,
kan dit via een storting op haar bankrekening: BE63 0018 9649 6308

Onze website maakt geen gebruik van cookies, wij willen geen inbreuk doen op uw privacy.