De onuitsprekelijke zoetheid van het gelukzalige leven, het lezen zoekt het, de meditatie vindt het, het gebed vraagt het, de contemplatie smaakt het.


Guigo de Kartuizer, De ladder van het Paradijs.

Catechese bij Ruusbroeck en de auteur van de Evangelische Peerle

"Den tempel onser sielen" door de auteur v.d. Evangelische Peerle

Deel II over de 40-dagentijd, Passietijd en Goede Week

Negentiende editie

Mystieke lectuur voor Radio Maria België

Je kan de uitzending via deze webpagina van Radio Maria herbeluisteren.
Je zal een keuze moeten maken voor een van de uitzendingen,
en na een korte omschrijving vind je onderaan op die pagina
de mogelijkheid om de podcast te herbeluisteren.


Welkom beste luisteraars.

Het programma "Mystieke lectuur" presenteert sterke en diepe teksten van heiligen en van mystieke auteurs voornamelijk over de intieme (gebeds)relatie met God; pareltjes vanuit onze rijke schat aan christelijke spirituele literatuur.

Vorige edities hebben we reeds heel wat teksten uit "Den tempel onser sielen" onder de loupe genomen en zijn diegenen onder jullie die dit hebben gevolgd stilaan vertrouwd geraakt met de manier waarop de auteur tewerk gaat, en deze boeiende materie met heldere inzichten op een treffende manier verwoordt en overbrengt.

In deze editie lezen we dus verder uit het werk van de anonieme schrijfster van De Evangelische Peerle, namelijk uit haar werk "Den tempel onser sielen". Dit werk is lang onder de radar gebleven en zag lange tijd slechts één enkele druk, namelijk in 1543. Het kende duidelijk niet hetzelfde succes als de Evangelische Peerle. We hebben meer dan 4 eeuwen moeten wachten, namelijk tot in 1968, voordat een kritische uitgave van "Den tempel onser sielen" het daglicht zag, en dit door de Jezuïet en professor A. Ampe. De hertaling door Pater Jos Alaerts, werd onder de naam "Gods tempel zijn wij", uitgegeven in 1980 door de Abdij van Bethlehem te Bonheiden. Het is daaruit dat we het meeste van de teksten van dat werk zullen lezen. In 2014 werd het in een herziene vertaling door de paters Jos Alaerts en Rob Faesen heruitgegeven bij de uitgeverij Averbode met de titel "De tempel van onze ziel".

In deze editie nemen we enkele elementen uit de resterende hoofdstukken van de 40-dagentijd of vastentijd ter hand, samen met het hoofdstukje over de passietijd en een deel van de goede week. De paastijd zelf zal later aan bod komen.

De auteur wijdt drie hoofdstukstukken aan de vrijdag na de tweede vastenzondag, waarin het beeld van de wijngaard wordt gehanteerd. In het eerste daarvan, legt ze ons uit "hoe de ziel een wijngaard is van God". In het volgende schrijft ze "hoe Christus Jezus zich heeft afgetobd voor die wijngaard". Ten slotte in het laatste hoofdstukje over die tweede vrijdag, gaat het over "hoe Hij (Jezus) de wijgaard heeft omheind en hoe wij die zullen bewerken". Een duidelijke verwijzing naar de parabel die we bij de drie synoptische evangelies terugvinden, namelijl bij Marcus 12:1–11, bij Matteüs 21:33-44 en bij Lucas 20:9-18.

In het eerste hoofdstukje dat de vrijdag na de tweede zondag van de 40-dagentijd bespreekt, waar ze op die parabel inspeelt, zullen we nu enkele paragraafjes lezen.

(1) God heeft zich een wijngaard geplant, een paradijs van overvloed, om er in te wonen en te wandelen; en Hij heeft hem getooid met groen der deugden.
(2) Die wijngaard is de redelijke ziel. Zij is een gesloten hof en een verzegelde bron. Een gesloten hof, omdat niemand anders daar kan binnenkomen dan de gelukzalige h. Drievuldigheid. En een bron, omdat in haar de ader der weelde is ontsprongen, het krachtige, levende Woord. ... Het verzegelt haar met het heerlijk stralende licht der h. Drievuldigheid, van wie het beeld in haar gedrukt staat.
(3) In die wijngaard is God zelf de wachter, de opperste waarheid der gerechtigheid. De wijngaard is omringd en versterkt door stevige muren, dat zijn levende stenen: de negen koren der engelen, die de mensen dienen en behoeden en tot alle goeds aansporen. ...
(4) De ware landbouwer, Gods kracht, heeft de wijngaard naar zich toe getrokken. Hij heeft hem met heerlijke vruchtbaarheid bedauwd. Daarin deed Hij opgaan de goddelijke Zon der gerechtigheid. En Hij maakt de ziel rijp met de hoogste klaarte van die Zon. Deze woont in het hoogste deel van de ziel; ze werpt haar stralend licht in de wijngaard, in de lieve vruchtbare akker van het hart. Zo wordt de wijngaard zeer welgevallig en brengt hij de wijn der goddelijke liefde voort; nergens wast die zo goed als op de hoge berg van het gemoed.
(5) Zo was het eertijds, toen de mens in zijn eerste zuiverheid verkeerde. Toen stond de wijngaard met al zijn ranken - dat zijn de zielevermogens en de zinnen van de mens - recht overeind, en aan de ware wijnstok gebonden met de band der liefde. Hij was zo overvloedig vruchtbaar dat God er genoegen in vond daarin te wandelen.

Dat is een mooie beschrijving van deze paradijselijke plek, waar God zijn welbehagen in vindt, namelijk de redelijke ziel, die mooie wijngaard of die besloten hof, waar God en mens samen kunnen genieten van al die weelde. Beschrijft ze ons vervolgens hoe aan dit idilisch geheel jammergenoeg een einde komt. Luisteren we nu verder naar het vervolg van dit hoofdstukje dat ons de ziel als een wijngaard beschrijft waarin God zijn vreugde vindt.

(6) Maar helaas, de mens heeft zijn wijngaard niet bewaakt. Hij was onachtzaam: hij liet de vreze Gods varen en neigde weg uit de verbondenheid van de liefde. En de kwade dieren kregen toegang tot de wijngaard; ze hebben hem te gronde gericht en omgewroet, zodat hij helemaal onvruchtbaar scheen, voor niets nuttig tenzij voor het eeuwige vuur.
(7) Maar aan de wortel en de grond onderaan was nog vochtigheid gebleven: dat was Gods beeld, waarin de eeuwige Waarheid leefde. Daarom kon het niet tenietgaan: het moest blijven bestaan in eeuwige pijn of in eeuwige vreugde.

Het beeld van God, de gelukzalige h. Drievuldigheid, waarin de eeuwige Waarheid leeft, kan - zo zegt ze - in de mens niet tenietgaan. Die levenskiem kan nooit stuk, en wat haar toekomst is, zit in die spanning tussen eeuwige pijn of eeuwige vreugde. Uit onze eigen toeleg geraken we hier niet echt uit. Door onze onachtzaamheid zitten we blijkbaar helemaal niet goed, en is onze wijngaard of ziel omgewroet en onvruchtbaar geworden. Weerom krijgen we een heel pessimistisch tafereel voorgezet. Toch moeten we niet wanhopen als we geloven en hopen dat de uitkomst die ons geboden wordt door God zelf zal bewerkstelligd worden.

We luisteren nu naar enkele bedenkingen die ze in het tweede hoofdstukje van de vrijdag na de 2e vastenzondag beschrijft, namelijk "Hoe Christus Jezus zich heeft afgetobd voor die wijngaard":

(1) En om die reden heeft de ware landbouwer zich over de wijngaard ontfermd. Hij is afgedaald van de stoel zijner heerlijkheid en heeft zich zo ootmoedig vernederd. Hij heeft het kleed van de sterfelijkheid aangetrokken om te arbeiden in deze wijngaard: in veel benauwdheid en lijden van de natuur, in honger, in dorst, in de koude 's winters en in grote hitte 's zomers, en in vele lichamelijke ontberingen. Helemaal uitgeput, bleef hij dikwijls in grote angst op de aarde liggen, overdekt van tranen en bloedig zweet. Nacht en dag heeft hij in de wijngaard gearbeid, om de kwade dieren te verdrijven en het onkruid uit te trekken; deze hadden de wijngaard des Heren verwoest. De ware landbouwer heeft ze vernield en uitgetrokken. En hij heeft de onvruchtbare takken en wilde ranken afgesneden; hij heeft ze weer opgericht en met de band der liefde aan de ware wijnstok gebonden, Christus Jezus, die de ware landbouwer is.
(2) Deze heeft de wijngaard vruchtbaar gemaakt en hem heerlijk doen groeien en bloeien. Hij heeft hem bedauwd met barmhartigheid en er een bron, een wellende ader van weelde, binnengebracht. ...
(3) Door de bron wordt de wijngaard gevoed aan de wortel of in de vermogens der ziel. ...
(4) De wijngaard wordt ook zacht doorwaaid door de wind van de h. Geest. ...
(5) In de wijngaard heeft Hij ook de eeuwige Zon der rechtvaardigheid doen opgaan: deze overschijnt hem en werpt haar schijn en hitte daarin; zij trekt de ranken tot zich, ze trekt de vochtigheid van de bron door de wortel en door de takken tot in de vruchten, en doet ze rijpen tot volmaakte vruchten en heerlijk smakende wijn. Alleen heeft Hij de wijnpers getreden, en Hij is in die pers en arbeid doodgebleven. Hij heeft zich helemaal uitgegoten en is om onzentwil geworden als een uitgeperste druif.
(6) Zo heeft Hij de wijngaard op een edele wijze hersteld, en ook vastgemaakt - zover wij zelf willen.

Zoals we hoorden is het de band van de liefde die de takken weer aanbindt aan de wijnstok. De ware wijnstok, die tevens de ware landbouwer is, is Christus Jezus zelf, die ons weer met hem verbindt. In het 15e hoofdstuk van het Johannesevangelie zullen we ook even lezen om deze tekst van onze mystieke auteur verder bij ons te laten doordringen.

Daar zegt Jezus: "Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer. Elke rank aan Mij die geen vrucht draagt, snijdt Hij af; en elke rank die wel vrucht draagt zuivert Hij, opdat zij meer vrucht mag dragen. ... Blijft in Mij, zoals Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, maar alleen als zij blijft aan de wijnstok, zo gij evenmin, als gij niet blijft in Mij. Ik ben de wijnstok, gij de ranken. Wie in Mij blijft, zoals Ik in hem, die draagt veel vrucht, want los van Mij kunt gij niets. ... Als gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven, vraagt dan wat gij wilt en gij zult het krijgen. Hierdoor wordt mijn Vader verheerlijkt, dat gij rijke vruchten draagt; zo zult gij mijn leerlingen zijn."

En in het Johannesevangelie besluit Jezus dit onderricht met "Zoals de Vader Mij heeft liefgehad, zo heb ook Ik u liefgehad. Blijft in mijn liefde." Het is die liefde die de sleutel is voor de vruchtbaarheid van ons leven en van de wijze waarop wij de Vader verheerlijken.

Laten we vervolgens het langere hoofdstuk van de vrijdag na de tweede vastenzondag in ogenschouw nemen die handelt over de omheining en het bewerken van die wijngaard die door Christus Jezus werd hersteld.

(1) Hij maakte daarrond een heining (schrijft ze, namelijk): zijn heilige leven en leer. Hiermee heeft Hij de wijngaard van de edele ziel afgesloten en omheind. Zij zal daarbinnen geen overtredingen begaan, maar in alles op Hem gelijken. ...
(2) Ook groef Hij daarin een wijnpers uit: zijn bitter lijden. Die groef Hij uit in de akker: 'in het hart van de gelovige mensen. Hieruit persen zij overvloedig voedsel voor de geest, en een zeer zoete wijn waardoor de edele ziel met al haar vermogens wordt gesterkt. Dat lijden is de welige volle druif van Cyprus; daaruit komt de volheid van genade en van goddelijke troost. Dat lijden is de edele nardus, met een heerlijke geur waarvoor al het venijn der slangen vluchten moet. De passie van Jezus is het levensvoedsel dat eeuwig duren zal en dat de Zoon van God ons heeft geschonken. Daarover zeiden de scharen: "Heer, geef ons altijd dat brood!" Jezus zei hun: "Ik ben het levensbrood dat uit de hemel is neergedaald en dat leven geeft aan de wereld. Wie tot Mij komt, zal geen dorst krijgen." Augustinus zegt: "Zo dikwijls als wij het lijden van Ons Heer gedenken, en beschouwen hoe wreed Hij werd gefolterd, eten wij zijn vlees; en wanneer wij overdenken hoe Hij zijn bloed heeft gestort, drinken wij zijn bloed."
(3) Gelukkige akker, waarin die wijnpers is uitgegraven! Wat een heerlijke erfenis is aan die ziel gegeven en in wat een vruchtbaar land wordt zij binnengevoerd; ze wordt verheven boven de bozen van de aarde! Met het voedsel waarmee de scharen altijd gevoed wilden worden, daarmee wordt de ziel altijd gevoed - voor wie het goed en wel beschouwen wil. ...
(5) Ook bouwde Hij daarin een toren: de verhevenheid van de Godheid, die zich met de ziel heeft verenigd. Daarin klimt men naar boven door Christus Jezus. Door de kracht van de Vader, door de wijsheid en de verdienste van de Zoon en door de liefde van de h. Geest, met hulp van de engelen en door toedoen van de mens ...
(7) ... [ In die ] toren gebouwd in de wijngaard ... zal de ziel altijd wonen, rustend in het omhelzen van God: in de heerlijkheid van de geboorte die in de geest geschiedt, en op het kruis van de marteling, waarop de mens wordt getransformeerd in Christus Jezus - de mens die omheind is door Zijn heilige leven en wandel. Hoe edel heeft de ware landbouwer de wijngaard bewerkt en hersteld: met stevige heining, edele wijnpers, sterke toren - omgeven door de negen koren der engelen -, met vruchtbare bron en met alle deugdengroen!

Als we dit alles horen, beseffen we dat we soms wel lui zijn en we geen vruchten geven zoals het hoort. Toch blijft onze mystieke schrijfster ons steeds weer aanmoedigen en aanporren om 'trouw [ te ] arbeiden in die wijngaard'. ... En God de Heer zal u dan rust geven, en Hij zal uw ziel met helder schijnend licht vervullen. ... Gij zult heten 'stichter van tuinen', door uw stichtend leven ...'

Over de passietijd schrijft ze slechts een kort hoofdstukje, dat ons leert "hoe God de verkoren ziel heeft gemind en gezocht".

(1) O verrukkelijke bruid van de Heer, beschouw hoe uw Bruidegom u sinds alle eeuwen heeft gemind, hoe edel Hij u schiep. Hij heeft u tot bruid uitverkoren en getrouwd, door zich met u te verenigen en een eeuwig verbond met u te sluiten. Zo heeft Hij uw ziel tot bruid gemaakt van zijn Godheid; zo heeft Hij u bevallig gekleed met het kleed der zuiverheid en met het doorschijnende licht der waarheid, met de mantel der liefde en met menige rijkdom van deugden.
(2) Helaas, ge hebt de éérste trouw van uw Bruidegom niet gehouden. Ge verloor uw adel en hebt u afgekeerd van uw Bruidegom. Ge pleegde overspel met vele minaars: ge zijt er erg door toegetakeld.
(3) Maar al zijt ge bezoedeld door vele minnaars, Hij heeft u niet verlaten. Langs de profeet zegt Hij immers: "De minne voor uw huis heeft mij verteerd." Door liefde overwonnen, is Hij neergedaald van de stoel zijner glorie. Hij verliet de overvloedige rijkdom van zijn heerlijkheid en kwam in het dal van tranen om er zijn toegetakelde bruid te zoeken, onder veel verdrukking en lijden, roepen en wenen. Hij heeft zich nacht en dag voor haar afgetobd. Drieëndertig jaar heeft Hij haar gezocht, van streek tot streek, door berg en dal, door distels en doornen, van stad tot stad, ten laatste van huis tot huis - terwijl Hij riep met brandende liefde en hete tranen:
(4) "Keer toch weer, keer toch weer, ziele mijn. Beschouw mijn getob, angst en verdriet om u. Besef toch dat hemel noch aarde Mij kan verblijden, als Ik u niet krijg tot loon van mijn moeizaam leven. Ach, voor Sion zal Ik niet zwijgen, en voor Jeruzalem zal Ik niet rusten, totdat de gerechtige naar buiten treedt als een lichtschijnsel. Zo lang zal Ik me inspannen voor de kwijnende ziel, die hier Sion heet, tot ze bekeerd is en een dochter van de vrede wordt; tot het verwoeste Jeruzalem, dat de ziel is, met al haar vervallen vermogens wordt hersteld en verlost."
(5) Zo uitte de Bruidegom vele liefdevolle woorden om zijn bruid naar zijn minne te trekken. Daardoor werd ze bewogen en was ze niet langer in staat zich te verbergen. Ze richtte haar oor naar Hem; ze wendde haar gelaat naar de minnaar van haar ziel. En de Bruidegom heeft zijn bruid gevonden, gruwelijk toegetakeld door de melaatsheid van haar gebreken en geboeid, door vele banden van zonden.
(6) Daarvan heeft Hij ze bevrijd, en Hij genas haar met de handen van zijn goedertierenheid. Hij heeft ze weer ontvangen als zijn bruid.

Aan Witte Donderdag en Goede Vrijdag samen wijdt ze een hoofdstukje. Vervolgens wijdt ze aan Goede Vrijdag nog een apart hoofdstukje. We kunnen hier evenmin bij alles aandacht schenken, maar slechts een paar delen uit het eerste van die twee hoofdstukken voorlezen.

(Hst. 28, 1) De verrukkelijke Bruidegom heeft zich gereedgemaakt voor de dag van zijn bruiloft. Hij omgordde zich om de bruid te wassen, namelijk de voeten van haar begeerten. Hij maakte de bruiloftskamer gereed en gaf zichzelf in eeuwige trouw. Hij transformeerde haar in zich en verenigde haar met zich. Hij leerde haar de volle waarheid: dat Hij met haar wilde blijven tot het einde van de wereld. Want Hij sprak: "Ik geef u Mijzelf en al wat Ik ben, al wat Ik heb en al wat Ik vermag. Zo zal er in Mij niets zijn of het is ook geheel in u. En voor u heilig Ik mezelf, opdat ook gij in de waarheid geheiligd moogt worden; en wees één zoals de Vader in Mij is en Ik in Hem, opdat ook gij één zijt in Ons." ...
(5) Op de berg van Calvarië verbleef de Bruidegom met zijn bruid in de bruiloftskamer, om haar de wonden van zijn minne te tonen, wonden die Hij om haar had ontvangen. Zo dronken was Hij van liefde, dat Hij - om met zijn bruid te trouwen - zich liet uitrekken op het harde kruishout. (Dat was als een versierd bruidsbed, met welriekende rozen bestrooid; maar, helaas, dit bed was niet vol bloemen, maar overgoten van bloed en rozerode wonden.) Het was zijn gelukkigste dag, zoals Hij zelf zegt: "De heerlijkste dag die Ik op aarde genoot, was de dag toen Ik mijn bruid trouwde op het kruis."
(6) Hij heeft zijn handen laten uitrekken om haar tot zich te trekken. Zijn armen waren uitgerekt om haar te omhelzen, zij voeten vastgenageld om bij haar te blijven, en zijn hart was geopend om haar daarin te verbergen.
(7) Hij heeft zich laten neerstuiken in de harde steenrots van de berg, als een zegel in de was: zo kon Hij voor altijd in haar hart gedrukt staan en kon zij Hem dragen als een teken op haar hart. Hij werd met zoveel geweld opgericht dat al zijn heilige wonden wijd opensprongen: om zijn bruid een welriekend bad te bereiden. Hij is in het bad van het kruis getreden, om zijn bruid in dat kostbaar bad van zijn bloed te baden en haar van alle melaatsheid te reinigen. Zo kon ze een edele artsenij drinken en van al haar ziekten worden genezen.
(8) Ach, bruid des Heren, beschouw nu wat uw Bruidegom voor u heeft gedaan en hoe Hij met recht mag zeggen: "Wat moest Ik méér doen dan wat ik heb gedaan? Mijn minne heeft me helemaal uitgeteerd."
(9) O bruid des Heren, wees uw Bruidegom nu trouw en volg Hem na in armoede, gehoorzaamheid en zuiverheid. Ontkleed u helemaal van alle vergankelijke dingen en ga in het bad van uw Bruidegom, om geheel in Hem te kunnen binnentreden. ...

Ten slotte krijgen we merkwaardig genoeg twee korte hoofdstukjes over Stille Zaterdag. Als we elders zoeken naar teksten over Stille zaterdag, zullen we merken dat daar weinig of niets over geschreven werd. Onze anonieme schrijfster geeft ons dus wel iets om hierover te bezinnen en bij stil te staan. Laten we luisteren hoe ze de stilte en de rust van die dag ter sprake brengt.

(1) De vurige ziel werd aldus door de Heer bij Hem uitverkoren, verwelkomd, en binnengeleid in de woning van zijn Godheid: om één geest te zijn met Hem, om het land te bezitten van de levenden en van de vrijheid Gods, en om de hemelse erfenis te genieten van de Heer. Die ziel zal naar het voorbeeld van Maria de schoot van haar begeerten openspreiden, en daarin de gewonde strijder ontvangen: de bruidegom van haar ziel, Jezus Christus, die om haar te verlossen doodbleef in de strijd.
(2) Deze edele minnaar van de ziel en enige zoon van de Vader, Hem zal zij zalven met de edele balsem van zijn Godheid en met de edele specerijen van zijn vele deugden. Zij zal Hem winden in het zuiver kleed van een rein geweten - door zijn heilig kostbaar bloed heeft Hij dat rein gemaakt -, en ze zal die kostelijke schat begraven in de louterheid van hart.
(3) Want in een rein en vredig hart rust de Heer van het leven graag: in het graf op de sabbatdag. Zo moet ook het hart van de mens ledig zijn, rustig en besloten, als het de lieve Heer in zich behouden wil.

Het tweede hoofdstukje over Stille Zaterdag legt uit "hoe de innige ziel zal inkeren tot de binnenste slaapkamer van haar geest, om de geestlijke verrijzenis te verbeiden". Ook daar komt die stilte, rust en thevens eenheid met God zelf aan bod. Laten we dit korte hoofdstukje eveneens beluisteren.

(1) Naar het voorbeeld van Maria zal de innige ziel ook met alle godsdienstigheid inkeren tot de verborgen slaapkamer van de h. Drievuldigheid in de eenheid van haar geest. Zij zal er zonder ophouden aan de hemelse Vader zichzelf opdragen en die kostelijke schat, door wie zij en geheel de wereld is verlost.
(2) Gestadig zal zij in deze afgezonderde slaapkamer blijven, met standvastig geloof en in eenheid van minne. Zij zal er rusten in de schoot van de Vader en in de armen van het eeuwige Woord. Zij zal er altijd oog hebben voor het ellendig, verworpen en moeizaam leven, het uiterste lijden, de ontelbare martelingen en de smadelijke, kostbare dood van haar uitverkoren Bruidegom. Zij zal daar met aandrang smeken en bidden voor alle noden van de gehele christenheid.
(3) Dit zal gebeuren volgens de innige eenheid van het wezen van haar geest, waar zij in alle gelatenheid de verrijzenis van haar Bruidegom verbeidt. Eén met Hem, vertrouwt zij erop met Hem in de verrijzenis te zijn.

Beste luisteraar, deze mooie teksten nodigen ons uit om dieper in te dringen in dat grote mysterie van Gods duizelingwekkende liefde voor ieder van ons. Laten we niet onnodig lang blijven stilstaan bij onze zwakheden en/of zware fouten die wij hebben bedreven. Laten we ons daar niet door laten bezwaren en ontmoedigen, maar laten we ons openstellen voor Gods verlossend werk, en vol hoop uitzien naar de vervulling ervan.

In deze uitzending kunnen we jammergenoeg niet langer stilstaan bij een aantal van die sterke teksten. Hopelijk prikkelt onze korte bijdrage om bij jullie het verlangen op te wekken om wat tijd te maken om uzelf in deze teksten wat te gaan verdiepen. Ze vragen om niet alleen maar vluchtig gehoord te worden, maar om in het gebed diep in ons hart te kunnen bezinken, zodat het er een plaats kan krijgen om er voor goed in verankerd te blijven. In volgende uitzendingen zullen we nog verder stukken onder de aandacht brengen uit dit mooie werk van onze anonieme schrijfster.

Wie graag de teksten van deze editie nog eens rustig achteraf wil herbeluisteren kan dit via de website van RadioMaria doen. De teksten van deze en voorgaande uitzendingen kunnen achteraf ook nagelezen worden op de website van de Vereniging zalige Jan van Ruusbroec. Veel geluk en verdieping toegewenst met deze onderneming. In ieder geval hopen we jullie volgende keer weer te mogen terugvinden als onze gasten op dit programma.

Tot een volgende keer.



Vorige Inhoud Volgende


Ende hier-ave comt ongheduer van minnen. Want dat uutvloyende gherinen Gods stoect ongheduer, ende eyscht ons werc, dat es : dat wij minnen die ewighe Minne. _-oOo-_ En hiervan komt het onstuimig ongeduld van minne. Het uitvloeiende aanroeren Gods verwekt ongedurigheid en vordert van ons werkzaamheid, nl. dat wij de eeuwige Minne beminnen.

Jan van Ruusbroec, VANDEN BLINCKENDEN STEEN, p.32, v13-16.

Hartelijk dank voor het bezoek aan onze webstek !

Wie het apostolaat van de vereniging op prijs stelt en wil steunen,
kan dit via een storting op haar bankrekening: BE63 0018 9649 6308

Onze website maakt geen gebruik van cookies, wij willen geen inbreuk doen op uw privacy.