De onuitsprekelijke zoetheid van het gelukzalige leven, het lezen zoekt het, de meditatie vindt het, het gebed vraagt het, de contemplatie smaakt het. Guigo de Kartuizer, De ladder van het Paradijs. |
Dit begin van een nieuw liturgisch jaar nodigt ons uit ons bewust te worden van de ontsporingen van ons christelijke leven: wat onze goede voornemens ook zijn, wat onze vurigheid ook is, we moeten altijd terugkeren naar ons doopsel, naar die ontmoeting met Christus die ons in Zijn eeuwige leven heeft binnengeleid. Laat ons daarom deze adventstijd beginnen met de nederige erkenning van onze behoefte aan redding uit het kwaad en de dood; openen wij ons hart voor de Verlosser van wie wij de komst met Kerstmis vieren:
Zie, het Woord komt en klopt aan je deur. Mocht je deur dus openstaan voor Degene die komt! Doe die deur voor Hem open! Maak het binnenste van je ziel wijd open, om de rijkdommen te kennen van de eenvoud en de schatten van de vrede. Verruim je hart en ga de zon van het eeuwige licht tegemoet dat iedere mens verlicht, de ware glans die voor iedereen schittert.
Maar wie zijn vensters sluit berooft zichzelf van het eeuwige licht: je laat Christus buiten als je de deuren van je ziel sluit. Zeker, Hij zou kunnen binnenkomen, maar Hij wil zich niet opdringerig laten gelden, noch dwingen die Hem weerstaan.
Gelukkig die aan de deur staat waaraan Christus klopt! Onze deur is het geloof en als zij stevig is verdedigt zij heel het huis. Door die deur dringt Christus binnen. Wees waakzaam, opdat de Bruidegom bij Zijn komst niet opnieuw vertrekt omdat je Hem liet buitenstaan: inderdaad, als je slaapt en je hart niet waakt, zal Hij opnieuw vertrekken zonder aan te kloppen; maar als je hart waakzaam is, zal Hij kloppen en je vragen de deur voor Hem te openen.
Christus komt aan je deur en klopt; doe open voor Hem! Hij wil binnenkomen, Hij wil Zijn bruid waakzaam vinden: laat de Veelgeliefde niet wachten; Hij zou zich onmiddellijk kunnen terugtrekken omdat je hem buiten liet staan, in de slaap van je onbewuste.
Heilige Ambrosius (340-397)
Uiteenzetting over Psalm 118
Misschien hebben wij al jaren de indruk dat wij de Veelgeliefde laten wachten ... Waarom dan opnieuw goede voornemens maken?
Je moet mij toelaten een scherpzinnigheid te onthullen waarmee ik je echter niet wil beledigen. Het is alsof je zou willen dat ik je een kant en klare weg van volmaaktheid aanleer, die je maar op je hoofd moet zetten zoals je er een sluier oplegt zodat je zonder enige moeite bevindt dat je er goed uitziet! Ik zou je een pasklare volmaaktheid moeten geven! Moest dat in mijn macht liggen dan zou ik zeker de volmaaktste mens ter wereld zijn! Want indien ik aan anderen volmaaktheid kon geven zonder iets te moeten doen, dan verzeker ik je dat ik ze eerst aan mezelf zou geven! Doch wij vergissen ons; want er is geen groter geheim dan trouw de goddelijke liefde te beoefenen en eraan te werken, als wij ons met de Veelgeliefde willen verenigen.
Heilige Franciscus van Sales (1567-1622)
Echte geestelijke gesprekken
De heilige Cyprianus is de eerste Kerkvader die ons een samenhangende commentaar over het Onze Vader heeft nagelaten en hij geeft ons voor de daarop volgende eeuwen de basisprincipes van het christelijke gebed. Christen zijn is het leven leiden van Christus. Daarom zal het gebed van Zijn leerling niets anders kunnen zijn dan het gebed van Jezus zelf: dat is de bevoorrechte plaats van het Onze Vader in het christelijke gebed, waarvan alle andere gebeden tenslotte niets anders dan varianten zijn:
Onder de voorschriften en aanmaningen die Jezus ons gegeven heeft om ons tot het heil te brengen, bevindt zich de manier van bidden: Hij heeft ons zelf gezegd wat wij moeten vragen; en als wij tot de Vader het gebed richten dat de Zoon heeft ingesteld, worden wij gemakkelijker verhoord.
Voordien had de goddelijke meester voorzegd dat ware gelovigen de Vader in Geest en waarheid moesten aanbidden: welk gebed kan meer in overeenstemming zijn met de goddelijke gedachte dan het gebed dat Degene ons geleerd heeft die ons de Heilige Geest heeft gezonden, Christus dus? Op een andere manier bidden, is niet alleen onwetendheid, het is een fout, want Jezus heeft gezegd: gij stelt het gebod van God buiten werking om uw overlevering te handhaven (cfr. Mc 7,9).
Veelgeliefde broeders, laat ons bidden zoals God onze meester het ons geleerd heeft: moge de Vader de woorden van Zijn Zoon herkennen wanneer wij bidden; moge Degene die in ons hart woont, spreken door onze stem. Hij is onze pleitbezorger bij de Vader: als wij vergeving vragen voor onze zonden, laat ons dan de taal gebruiken van onze verdediger. Wat gij ook zult vragen in mijn Naam, zegt Hij ons, Ik zal het doen (Joh 14,13): wat is doeltreffender als we iets in de naam van Christus vragen dan gebruik te maken van Zijn eigen gebed?
Het vertrekpunt van ieder christelijke gebed is zich bewust te worden van Gods aanwezigheid, Zijn aanwezigheid in ons en onze aanwezigheid in Hem: bidden is niet over iets nadenken maar tot Iemand spreken en naar Hem luisteren. En dat veronderstelt de voorwaarden scheppen die deze dialoog toelaten en beschermen tegen wat onze aandacht van Hem zou kunnen afleiden:
Wanneer wij bidden, moge onze stem dan gepaard gaan met een waardige en eerbiedige houding. Bedenken wij dat wij in Gods aanwezigheid vertoeven: wij moeten aan Zijn goddelijke blik behagen door de houding van ons lichaam en onze manier van spreken. Een dwaas roept luid maar iemand met ontzag bidt op een bescheiden manier.
De Heer zegt ons in het verborgene te bidden, op eenzame en afgelegen plaatsen, zelfs in onze kamer, en dat is wat best past voor het geloof. Zeker, wij weten dat God overal aanwezig is: Ik ben een God die in de nabijheid is; en niet een God die ver weg is, zegt Hij ons; nergens kan een mens zich verbergen zonder dat Ik hem zie (Jer 23,23 e.v.). En ook: De ogen van de Heer zijn gericht op goeden en kwaden (Spr 15,3).
Heilige Cyprianus van Carthago
Over het gebed des Heren
Eens we ingekeerd zijn, wordt ons gebed zich bewust van de waarheid over onze situatie tegenover God: wij zijn Zijn kinderen, oneindig bemind en omdat wij zondaars zijn oneindig vergeven. Op deze basis zullen wij dan onze vragen tot Hem kunnen richten, niet vernederd zoals schuldigen vol schaamte, maar nederig zoals kinderen vol liefde:
Laat ons ingekeerd bidden: God hoort niet de stem maar het hart. Het is niet nodig Zijn aandacht te trekken door geschreeuw want Hij kent de gedachten van de mensen. Vergeet de houding niet van de farizeeër en de tollenaar in de tempel (Lc 18): de tollenaar verhief zijn blik niet onbeschaamd naar de hemel, noch stoutmoedig de handen, maar klopte zich op de borst, erkende zich als zondaar en smeekte de hulp af van de goddelijke barmhartigheid. De farizeeër integendeel schiep behagen in zichzelf. Het was de tollenaar die gerechtvaardigd werd en niet de andere. Hij werd gerechtvaardigd omwille van zijn gebed want zijn hoop op zijn heil was niet het vertrouwen op zijn onschuld- niemand is onschuldig; maar hij beleed nederig zijn zonden en God die de nederigen altijd vergeeft, hoorde zijn stem.
Het eerste woord van het gebed van Jezus laat ons in het meervoud bidden: dit "onze" van het Onze Vader dompelt ons onmiddellijk onder in de gemeenschap van de heiligen en tegelijk in de Drie-eenheid van God: wij zeggen dit "onze" met Jezus en tegelijk met allen die Hij ons als broeders en zusters geeft, kinderen van eenzelfde Vader:
Gij moet zo bidden, zegt Jezus ons: "Onze Vader ..."De leraar van de vrede en de meester van de eenheid heeft vooral niet gewild dat ons gebed privaat zou gebeuren, alleen voor wie bidt. Wij zeggen niet: "mijn vader die in de hemel is"; noch "geef mij heden mijn dagelijks brood"; noch dat alleen de fouten vergeven worden van wie bidt en dat hij alleen beschermd wordt tegen de bekoring en bevrijd wordt van het kwaad. Ons gebed is publiek en gemeenschappelijk en wanneer wij bidden, bidden wij niet alleen voor ons maar voor heel het volk; want heel het christenvolk is één. De God van vrede en eensgezindheid, de meester van de eenheid, wil dat ieders gebed voor iedereen zou zijn, zoals Hij ons allen samen gedragen heeft.
Wij zien de apostelen en volgelingen na de Hemelvaart op deze manier bidden: Zij allen bleven eensgezind volharden in het gebed samen met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders (Hand 1,14). Wij zien door deze eenheid dat hun gebed oprecht, volhardend en uit één hart was, God die in hetzelfde huis verzamelt wie slechts één van ziel zijn (Ps 67,7), opent de deuren van de eeuwige en goddelijke woning namelijk alleen voor hen van wie het gebed eensgezind is.
Heilige Cyprianus van Carthago,
Over het gebed des Heren
Een christen is een kind van God: dat is niet gewoon een manier van spreken! Al wat waar is voor Christus wordt het ook voor ons in de mate dat wij God als Vader aanvaarden en die aanvaarding vat het gebed van een christen samen. Door ons te ontmoeten op het kruis waaraan de zonde ons had vastgenageld, heeft God alles gedaan wat daarvoor van Hem afhing; ons rest nog te willen wat Hij altijd gewild heeft, dat wil zeggen ons over te geven aan Zijn goedheid als kinderen die alles van hun Vader verwachten:
Wat een goedheid en edelmoedigheid van Godswege! Hij wil dat wij Hem in onze gebeden onze Vader noemen zodat wij zoals Christus de waardigheid hebben van kinderen van God. Zeker, niemand van ons zou deze titel op zich durven nemen zonder dat Hij ons dat toeliet. Mijn broeders, mogen wij weten en nooit vergeten dat als wij God onze Vader noemen, wij moeten handelen als kinderen van God zodat Hij behagen heeft in Zijn kinderen zoals wij dat hebben in onze Vader. Laat ons een tempel zijn van God zodat Hij in ons kan wonen. Mogen onze daden niet afdwalen van de Geest die in ons woont, opdat wij die nu in Hem zijn gaan leven, nog slechts zouden handelen en denken op een geestelijke en hemelse manier.
Wat zouden wij aan Gods heiligheid kunnen toevoegen? Zou dat voor ons iets veranderen? Er zou niets veranderen, maar aanvaarden dat God in ons heilig is, aanvaarden dat Hij in ons heerst, is het geluk aanvaarden een kind van God te zijn:
" Uw Naam worde geheiligd!" Het gaat er niet om de heiligheid van God door onze gebeden te vergroten! Wij vragen alleen dat Zijn naam in ons zou geheiligd worden. Trouwens, wie zou God heiliger kunnen maken, Hem, die de heiligheid geeft? Maar omdat Hij ons zegt: Wees heilig, want Ik, Jahwe uw God, ben heilig (Lev 19,2), vragen wij Hem om volharding in de heiligheid die wij in het doopsel gekregen hebben.
Wat is dan de heiligheid die wij door de goddelijke genade ontvangen? Luister naar de apostel Paulus: Hoerenlopers, afgodendienaars, echtbrekers, schandknapen, knapenschenders, dieven, uitbuiters, dronkaards, lasteraars, oplichters, zij zullen het koninkrijk Gods niet erven. En sommigen van u zijn dat wel geweest, maar nu zijt gij rein gewassen, gij zijt geheiligd, gij zijt gerechtvaardigd in de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God (1 Kor 6,9-11). Dat is de heiligheid waar wij voor bidden opdat zij in ons zou wonen.
"Uw Rijk kome!" Wij vragen dat het Rijk van God tot ons zou komen, zoals wij vragen dat Zijn Naam in ons zou geheiligd worden. Zeker, God heerst altijd, maar wij vragen het Rijk dat God ons beloofd heeft, verworven door Zijn lijden en door Zijn bloed. Zo zullen wij na de slavernij van de wereld, met Christus heersen zoals Hij ons aangekondigd heeft: Komt, gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het Rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld (Mt 25,34).
Een vreemde vraag! In ieder geval is het Zijn wil die zal gebeuren aangezien God almachtig is! Maar Hem vragen wat Hij in elk geval zal doen, toont ons de essentie zelf van het gebed: wij vragen God niet dat Hij onze grillen zou verhoren, maar passen onze wil aan de Zijne aan om alles in gemeenschap met Hem te beleven.
Wij vragen niet dat God zou doen wat Hij wil, maar dat wij zelf zouden doen wat Hij wil! Wie kan weerstand bieden aan God en Hem beletten te doen wat Hij wil? Terwijl wat ons betreft, de duivel zich ertegen verzet dat wij willen en doen wat God wil, bidden en vragen wij daarom dat Zijn wil in ons zou geschieden. Daartoe hebben wij Zijn kracht en Zijn bescherming nodig, want niemand is sterk door eigen kracht, maar vindt haar in Zijn goedheid en Zijn barmhartigheid.
Maar wat is deze wil die God in ons wil beleven?
Wel, de wil van God is degene die Christus beleefd heeft en die Hij ons geleerd heeft: nederigheid in ons gedrag, standvastigheid in het geloof, eerbied in onze woorden, rechtvaardigheid in onze daden, liefde in onze werken, verbetering van onze handelswijze. God wil dat wij anderen geen enkel onrecht aandoen en dat wij het onrecht verdragen dat ons wordt aangedaan, dat wij in vrede zijn met onze broeders, dat wij God met heel ons hart beminnen, dat wij de Vader in Hem innig liefhebben terwijl wij Hem als God eerbiedigen. Hij wil dat wij niets boven Christus verkiezen, die zelf niets verkozen heeft boven ons; dat wij onafscheidelijk met Zijn liefde zouden verenigd zijn, stevig gehecht aan Zijn kruis. En wanneer het gaat om Zijn Naam en Zijn Eer moge er dan standvastigheid zijn in onze woorden, bij beproeving en in de strijd, en tegenover de dood het geduld dat ons de beloning zal opleveren. Dat is erfgenaam willen zijn met Christus, doen wat God vraagt, de wil doen van de Vader.
En deze wil van God is heel concreet, hij eist van ons een leven dat elke dag dieper overeenstemt met het Evangelie dat beleefd wordt met lichaam en ziel:
Wij vragen dat de wil van God gebeurt in de hemel en op aarde, want de twee zijn betrokken in de verwezenlijking van ons heil. Inderdaad, naar het lichaam zijn wij van de aarde en naar de geest van de hemel en wij bidden dat de wil van God in beide zou gebeuren. Er is echter strijd tussen het vlees en de geest: het vlees, zegt ons de heilige Paulus, begeert tegen de Geest en de Geest tegen het vlees (cfr. Gal 5,17); daarom vragen wij God elke dag en voortdurend dat Zijn wil in ons geschiede, dat wil zeggen dat de dingen van de hemel het halen op die van de aarde, en dat de geestelijke en goddelijke realiteiten de eerste plaats innemen.
Heilige Cyprianus van Carthago,
Over het gebed des Heren
Aan het tweede deel van het Onze Vader gekomen, zullen wij begrepen hebben dat een christen die in het gebed van Jezus treedt, "met Christus bekleed" wordt zoals de heilige Paulus het hem op de dag van zijn doopsel zegt. De zeven beden van het Onze Vader geven geleidelijk vorm aan de intentie om met Christus te leven als kind van God. Vergeving, zowel om te ontvangen als om te geven, maakt deel uit van de waarheid over onze situatie tegenover onze Vader:
Na het dagelijkse brood vragen wij de vergeving van onze zonden. Ons eraan herinneren dat wij zondaars zijn is zowel heilzaam als noodzakelijk. Omdat we verplicht zijn voor onze fouten te bidden en Gods vergeving af te smeken, leren wij onszelf namelijk kennen. Dat niemand behagen schept in zijn voorgewende onschuld, want zijn hoogmoed zal het alleen maar erger maken! Omdat de zondaar uitgenodigd wordt dagelijks voor zijn zonden te bidden, geeft hij zich rekenschap dat hij dagelijks zondigt. Dat leert ons de apostel de heilige Johannes: Als wij beweren zonder zonde te zijn, bedriegen wij onszelf en woont de waarheid niet in ons. Als wij onze zonden belijden, is Hij zo getrouw en genadig, dat Hij onze zonden vergeeft en ons reinigt van alle kwaad (1 Joh 1,8-9). De apostel heeft deze twee waarheden in zijn brief verenigd: dat wij voor onze zonden moeten bidden en dat wij vergeving krijgen door ervoor te bidden.
Deze vereiste van vergeving gaat veel verder dan het herstel van de goede relaties tussen ons en onze Vader, tussen ons en onze broeders: zij is een vereiste van het mysterie van God waarin een christen binnengeleid wordt, mysterie van de eenheid van verschillende personen, maar in een volledige gemeenschap van leven:
God voegt aan Zijn belofte echter een voorwaarde en engagement toe: als wij kwijtschelding van onze schulden vragen, dan is het opdat wij ze aan onze schuldenaren kwijtschelden. Hij toont ons daardoor dat wij onze vergeving kunnen verkrijgen in zover wij vergeving schenken aan onze schuldenaren. Ook zegt Hij ons in het Evangelie: de maat die gij gebruikt, zal men ook voor u gebruiken (t 7,2). Je zal op de dag van het oordeel geen enkel excuus hebben want je zal geoordeeld worden overeenkomstig je eigen oordeel en je zal behandeld worden zoals je de anderen behandeld hebt.
God wil dat Zijn kinderen verenigd zijn door banden van vrede en eensgezindheid en Hij wil dat zij onderling leven zoals hun wedergeboorte hen gemaakt heeft: als kinderen van God, blijvend in Gods vrede. Aangezien wij één enkele Geest gekregen hebben, laten wij dan onder ons slechts één van denken en voelen zijn. God neemt het offer niet aan van wie verdeeldheid zaait en voordat hij naar het altaar gaat, zegt Hij hem zich met zijn broeder te verzoenen (Mt 5,24). Het offer dat God het meest aangenaam is, is de onderlinge vrede, broederlijke eensgezindheid, de eenheid van het christenvolk die voortkomt uit de eenheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Heilige Cyprianus van Carthago,
Over het gebed des Heren
Deze laatste bede van het Onze Vader vat alle andere samen door ons tot slot te herstellen in de eenheid met God, wij die verloren waren in de zonde en teruggevonden werden in de komst van Jezus tot ons, wat wij met Kerstmis zullen vieren: in de menswording van de Zoon van God worden alle gevolgen van de zonde opgeheven en heeft God onze Vader de heerschappij over onze geschiedenis terug in handen genomen. Vandaar dat
de vijand niets tegen ons kan beginnen als God het niet toelaat. Dus moeten wij onze angsten, hoop, beslissingen in Gods handen leggen aangezien de tegenstander niets tegen ons kan beginnen zolang God hem er geen toelating toe geeft.
Maar God zal nooit toelaten dat de bekoring groter is dan Zijn genade en deze komt in ons van zodra wij ons door het gebed tot Hem keren:
Deze woorden die wij tot God richten: "en breng ons niet in de beproeving" herinneren ons aan onze gebreken en onze zwakheid. Zij waarschuwen ons tegen de opstandigheid van de hoogmoed, tegen zelfgenoegzaamheid en ijdele glorie. Maar als men nederig erkent dat men voor alles afhankelijk is van God, geeft Hij goedhartig wat rechtvaardig en eerbaar is om Hem te vragen.
De commentaar van de heilige Cyprianus op het Onze Vader helpt ons begrijpen dat wij aan God niets anders te vragen hebben dan wat Hij ons wil geven voor ons grootste geluk. De kwestie is niet te verkrijgen dat Hij het ons geeft, maar dat wij aanvaarden wat Hij wil geven. Het leven in gemeenschap met Hem hebben wij door de zonde verloren, het is dat leven dat wij door het geloof in Jezus terugvinden:
Op het einde van het Onze Vader staat al wat onze beden en gebeden in enkele woorden bevat: "verlos ons van het kwade"! Door die woorden begrijpen wij al wat de vijand in deze wereld tegen ons kan ondernemen en hebben wij het vaste vertrouwen daartegen beschermd te zijn als God ons ervan bevrijdt, wat Hij zal doen voor hen die Hem erom vragen. Wanneer wij dus gezegd hebben: "verlos ons van het kwade", blijft er niets meer te vragen: wij zijn in veiligheid tegen de aanvallen van de duivel en de wereld.
Daarom,
wat ons betreft, mijn veelgeliefde broeders die altijd in het licht van de Heer vertoeven, herinneren wij ons de waardigheid waartoe de goddelijke genade ons verheft en laten wij ons niet tegenhouden door de duisternis die wij verlaten hebben. Nu wij door onze wedergeboorte aan het geestelijke leven teruggegeven zijn, kunnen wij op aarde met het leven van de hemel beginnen. Daar zullen wij zonder vrees voor de nacht, de ware dag bezitten; laten wij hier beneden dus waakzaam zijn alsof wij altijd in het licht waren. In de hemel zullen wij altijd bidden, God altijd dankzeggen; laten wij dat ook op aarde doen en mogen onze gebeden en dankzeggingen nooit eindigen.
Heilige Cyprianus van Carthago,
Over het gebed des Heren