De onuitsprekelijke zoetheid van het gelukzalige leven, het lezen zoekt het, de meditatie vindt het, het gebed vraagt het, de contemplatie smaakt het.


Guigo de Kartuizer, De ladder van het Paradijs.

Korte inleiding in teksten van Ruusbroec de Wonderbare

Ruusbroec toont ons: De innige eenheid waar God ons toe roept

Mystiekers, ervaringsdeskundigen aan het woord

Even proeven van de Spirituele rijkdom van weleer


Kennismaking 18

De innige eenheid waar God ons toe roept, wordt heel sterk in het Johannesevangelie besproken. Veel mystiekers vinden in de Johanneïsche literatuur trouwens hun gading om hun ervaring en inzichten in die zin te duiden. Het is een eenheid die zo sterk is, dat we denken dat we er onze eigenheid bij verliezen. Want als wij van een eenheid spreken, dan denken we doorgaans aan dingen die zo dicht bij elkaar zijn dat ze een geheel vormen. Ze aan elkaar binden of aan elkaar vastkleven maakt verschillende dingen in onze ogen tot een geheel. Dat is niet zo voor de eenheid waarvan Jezus spreekt volgens de Evangelist Johannes. Kijken we even naar een van die sterke plaatsen waar Jezus in het 17e hoofdstuk van het Johannesevangelie bidt tot zijn Vader: "dat ze allen één mogen zijn. Zoals U, Vader, in Mij bent en Ik in U, zo moeten zij in Ons zijn," ... en een beetje verder: "opdat ze één mogen zijn zoals Wij één zijn: Ik in hen zoals U in Mij; ..."

Omdat deze innige eenheid ons verstand enigszins te boven gaat, en bij vele mensen op weerstand stuit, geeft Ruusbroek in zijn "Boekje der verklaringen" twee voorbeelden waar we zo een eenheid vanuit onze gewone dagdagelijkse menselijke ervaring kennen.

"Let op een vergelijking: de lucht wordt doordrongen met het licht en de warmte van de zon, en het ijzer wordt doorgloeid door het vuur, zodat het samen met het vuur het werk van het vuur volbrengt; – want het brandt en verlicht gelijk het vuur. Hetzelfde kan ik zeggen van de lucht. Ware de lucht met rede begaafd, zij zou zeggen: 'Ik verlicht en verwarm de hele wereld.' Nochtans behoudt elk zijn eigen natuur; want het vuur wordt geen ijzer en het ijzer geen vuur; en toch is hun vereniging zonder middel. Want het ijzer is binnen in het vuur en het vuur binnen in het ijzer; en zo ook is de lucht in het licht der zon en het licht der zon in de lucht. Welnu op een daarmee gelijkende wijze is God altijd in het wezen der ziel."

Maar om zeker te zijn dat we er geen eenheidsworst van maken voegt hij wat verder in datzelfde "Boekje der verklaringen" toe:
"En toch, al is de ening tussen de minnende geest en God zonder middel, er blijft wel degelijk groot onderscheid bestaan tussen beide. Want het schepsel wordt niet God noch God schepsel, zoals ik hierboven in verband met het ijzer en de lucht gezegd heb. Maar, indien materiële dingen, die God geschapen heeft, zo zonder middel kunnen verenigen, zo kan God wel veel beter Zichzelf verenigen met zijn geliefden, wanneer Hij het wil als zij zich met zijn genade daartoe willen voegen en voorbereiden."

Vorige Inhoud Volgende


Ende hier-ave comt ongheduer van minnen. Want dat uutvloyende gherinen Gods stoect ongheduer, ende eyscht ons werc, dat es : dat wij minnen die ewighe Minne. _-oOo-_ En hiervan komt het onstuimig ongeduld van minne. Het uitvloeiende aanroeren Gods verwekt ongedurigheid en vordert van ons werkzaamheid, nl. dat wij de eeuwige Minne beminnen.

Jan van Ruusbroec, VANDEN BLINCKENDEN STEEN, p.32, v13-16.

Hartelijk dank voor het bezoek aan onze webstek !

Wie het apostolaat van de vereniging op prijs stelt en wil steunen,
kan dit via een storting op haar bankrekening: BE63 0018 9649 6308

Onze website maakt geen gebruik van cookies, wij willen geen inbreuk doen op uw privacy.