De onuitsprekelijke zoetheid van het gelukzalige leven, het lezen zoekt het, de meditatie vindt het, het gebed vraagt het, de contemplatie smaakt het.


Guigo de Kartuizer, De ladder van het Paradijs.

Korte inleiding in teksten van Ruusbroec de Wonderbare

Wil iemand het verstaan, dan moet hij aan zichzelf gestorven zijn

Mystiekers, ervaringsdeskundigen aan het woord

Even proeven van de Spirituele rijkdom van weleer


Kennismaking 4

"Nu verstaet, ghi die inden gheeste leven wilt, want niemen anders en sprekic toe." Kernachtiger kan het niet gezegd worden. Dit zinnetje vinden we in het werkje van de "Blinkende Steen". Een werkje geschreven op vraag van een kartuizer of een kluizenaar die een heel diepgaand gesprek had met Ruusbroec.

Omdat Ruusbroec ondertussen door had dat zijn geschriften vermenigvuldigd werden en dus ook in de handen kwam van anderen dan deze voor wie hij het had bestemd, voert hij hier en daar een waarschuwing in. Om zo goed mogelijk te kunnen verstaan wat Ruusbroec uit de doeken doet, moet men met al zijn krachten in geest en waarheid met God verbonden willen leven. Als men dat niet betracht, dan zal men niet veel kunnen maken van wat Ruusbroec probeert onder woorden te brengen.

In de "Geestelijke Bruiloft", het werk dat hij als enige gemaakt had voor een ruimer publiek, vraagt hij het volgende aan zijn lezers: "Daarom dan ook verlang ik van ieder mens, die dit alles niet verstaat noch gevoelt in de genietende eenheid van zijn geest, dat hij hierover niet geërgerd wordt en dat hij de zaken laat zijn wat zij zijn. Want wat ik zeggen wil is waar, en Christus de eeuwige Waarheid, heeft het zelf in zijn leer bij menige gelegenheid gezegd, ten minste als wij het juist zouden kunnen uitdrukken en weergeven. Daarom, wil iemand het kunnen verstaan, dan moet hij aan zichzelf gestorven zijn, in God leven en zijn aanschijn naar het eeuwige Licht keren in de grond van zijn geest, waar de verborgen Waarheid zich zonder middel openbaart."

Vorige Inhoud Volgende


Ende hier-ave comt ongheduer van minnen. Want dat uutvloyende gherinen Gods stoect ongheduer, ende eyscht ons werc, dat es : dat wij minnen die ewighe Minne. _-oOo-_ En hiervan komt het onstuimig ongeduld van minne. Het uitvloeiende aanroeren Gods verwekt ongedurigheid en vordert van ons werkzaamheid, nl. dat wij de eeuwige Minne beminnen.

Jan van Ruusbroec, VANDEN BLINCKENDEN STEEN, p.32, v13-16.

Hartelijk dank voor het bezoek aan onze webstek !

Wie het apostolaat van de vereniging op prijs stelt en wil steunen,
kan dit via een storting op haar bankrekening: BE63 0018 9649 6308

Onze website maakt geen gebruik van cookies, wij willen geen inbreuk doen op uw privacy.