De onuitsprekelijke zoetheid van het gelukzalige leven, het lezen zoekt het, de meditatie vindt het, het gebed vraagt het, de contemplatie smaakt het. Guigo de Kartuizer, De ladder van het Paradijs. |
Mystiekers, ervaringsdeskundigen aan het woord
Pomerius getuigt nog dat Jan Ruusbroec welgevallig was aan God en geliefd bij de mensen en dat hij zich zeer weinig om zichzelf bekommerde. Toen hij nog als priester in de wereld leefde, dat bijna allen die niet op de hoogte waren van zijn levenswijze hem beklaagden en met minachting op hem neerzagen. Hij was rustig en zwijgzaam, armoedig gekleed, maar voornaam in zijn manieren. Als een eenzaat liep hij door de straten. Bovendien kwam hij maar zelden buiten omdat hij meer hield van de rust van de beschouwing dan van uitwendige activiteiten. Zo gebeurde het eens dat hij, in de geest volkomen opgeslorpt door hemelse gedachten, door de Brusselse straten ging. Toen sommige mensen terwijl hij voorbijging bleven staan en zijn eenvoudig uiterlijk en armoedige kleding zagen, zei de één tegen de anderen: "Was ik maar zo heilig als die priester die daar voorbijgaat!" Maar een ander antwoordde: "Voor al het goud van de wereld zou ik niet in zijn plaats willen zijn, want dan had ik nooit meer plezier." Toevallig hoorde Ruusbroec deze woorden en hij antwoordde zachtjes in zichzelf: "Hoe weinig kunt gij vermoeden van de zoetheid die mensen gevoelen die Gods Geest gesmaakt hebben."
Broeder Utenbogaerde liet op dit verhaal nog een kort stukje tekst volgen uit de "Geestelijke Bruiloft" genomen:
"Uit deze zoetheid komt een zalige weelde in het hart en in alle zinnelijk-gevoelige vermogens, zo dat het de mens toeschijnt, dat hij innerlijk omvangen is door een goddelijke liefdesomhelzing. Deze weelde en deze troost zijn groter en aangenamer in ziel en lichaam dan al wat de aarde aan lust en voldoening kan schenken, ook al kon één mens ze alle ontvangen. In deze zalige weelde daalt God zelf door zijn gaven in het hart neer met zoveel smaak en troost en vreugde, dat het hart er van binnen van overvloeit. Dit doet de mens beseffen hoe ellendig al diegenen zijn die buiten minne wonen."
Vorige | Inhoud | Volgende |
| |||
Jan van Ruusbroec, VANDEN BLINCKENDEN STEEN, p.32, v13-16.
| |||
Hartelijk dank voor het bezoek aan onze webstek !
Wie het apostolaat van de vereniging op prijs stelt en wil steunen, Onze website maakt geen gebruik van cookies, wij willen geen inbreuk doen op uw privacy.
|