De onuitsprekelijke zoetheid van het gelukzalige leven, het lezen zoekt het, de meditatie vindt het, het gebed vraagt het, de contemplatie smaakt het. Guigo de Kartuizer, De ladder van het Paradijs. |
Mystiekers, ervaringsdeskundigen aan het woord
Om iet of wat de apotheose van het liefdevuurwerk van God beschreven te zien, kunnen we bij onze mystieke meester op meerdere plaatsen terecht. Toch zullen we ons beperken tot een stukje uit zijn werk "Van de Blinkende steen", waar hij al heel snel op een meesterlijke manier op dat thema ingaat. Laten we beginnen met dit: "Wanneer de schouwende mens zichzelf in alles verloochend heeft en zich door niets van God voelt afgetrokken, omdat hij niets in een geest van eigenheid bezit, maar aan alle dingen onthecht is, kan hij altijd bloot en onverbeeld in het innigste van zijn geest komen."
Het woordje "bloot" is bewust uit het Middelnederlands niet vertaald om het niet af te zwakken. Het staat voor zuiver, maar in de oorspronkelijke zuiverheid, waar de mens niets te verbergen heeft voor God en voor zijn naaste. Het woordje "onverbeeld" wil zeggen dat hij in het schouwen van God niet belemmerd is door beelden die in de weg staan tussen hem of haar en God. Ja, want daar, in de diepste kern van zijn menselijk bestaan: "Daar openbaart zich aan hem een eeuwig Licht, en in dat Licht gevoelt hij de eeuwig dringende uitnodiging van Gods Eenheid. Zichzelf gevoelt hij daarbij als een eeuwige brand van minne, die boven alles verlangt één te zijn met God. Hoe getrouwer hij aan dit intrekken of dit 'inmanen' gevolg geeft, hoe meer hij het gevoelt, en hoe meer hij het gevoelt, hoe meer het hem lust één te zijn met God; want hij verlangt de schuld te betalen waartoe hij door God wordt gemaand."
Die schuld die door God wordt gemaand, kunnen we denk ik best naast de parabel van de 10.000 talenten plaatsen. De schuld die we hebben bij God voor het leven dat Hij ons geeft met al zijn mogelijkheden en kansen. Die schuld kunnen we niet uit eigen middelen of krachten terugbetalen. We kunnen zoals in de parabel om kwijtschelding vragen, maar de mens die zo diep geraakt is door de eeuwige brand van Gods liefde, verlangt die schuld zoveel mogelijk wel te betalen, en dit louter uit overgrote dankbaarheid en wederliefde tot God. Want: "Het eeuwig inmanen der Eenheid Gods ontsteekt in de geest een eeuwige brand van minne. En als de geest zonder ophouden zijn schuld betaalt, dan bewerkt dit in hem een eeuwig opbranden. Want bij de overvorming door de Eenheid schieten alle geesten in hun werkzaamheid te kort en worden zij anders niet meer gewaar dan een opbranden in de eenvuldige Eenheid Gods."
Vorige | Inhoud | Volgende |
| |||
Jan van Ruusbroec, VANDEN BLINCKENDEN STEEN, p.32, v13-16.
| |||
Hartelijk dank voor het bezoek aan onze webstek !
Wie het apostolaat van de vereniging op prijs stelt en wil steunen, Onze website maakt geen gebruik van cookies, wij willen geen inbreuk doen op uw privacy.
|