De onuitsprekelijke zoetheid van het gelukzalige leven, het lezen zoekt het, de meditatie vindt het, het gebed vraagt het, de contemplatie smaakt het. Guigo de Kartuizer, De ladder van het Paradijs. |
Mystiekers, ervaringsdeskundigen aan het woord
Misschien zullen velen denken, daar heb je het. Zo een spirituele mensen zitten vol met fantasiebeelden, en jagen daarbij de mensen nog de schrik op het lijf door over duivels en dergelijke te spreken. In de totaliteit van de literatuur van iemand als Ruusbroec, is dat aspect echt slechts marginaal aanwezig. Ruusbroec wil ons bovenal helpen beseffen hoe groot Gods liefde is, en hoe oneindig zijn goedheid. God is licht, en waar het licht schijnt, kan geen duisternis zijn. Het kwaad is slechts die duisternis, die niet kan blijven bestaan als het licht schijnt. Toch wil God ons ook niet als robots dwingen om in zijn licht te wandelen. Hij heeft ons de vrijheid gegeven om zelf te kunnen kiezen tussen goed en kwaad, tussen Hem beminnen en zoeken zo dicht mogelijk bij Hem te zijn, of Hem te haten en Hem te ontvluchten. Ruusbroec schuwt het niet om van die realiteit te spreken, maar maakt daar echt niet meer woorden aan vuil als nodig. Hij wil ons vooral helpen om te begrijpen hoe duizelingwekkend groot de vreugde en het geluk is waartoe God ons roept.
Laten we nog maar alleen kijken naar de natuurlijke gaven die God ieder mens geeft, zonder de bovennatuurlijke gaven in beschouwing te nemen die hij iedereen ook zou willen kunnen geven. In 'Vanden Blinckenden Steen' zegt hij daarover het volgende: "Alles nu wat wij zijn en alles wat wij in- en uitwendig ontvangen hebben, het zijn allemaal vrije gaven van God, waarvoor wij Hem danken en waarmede wij Hem dienen moeten, willen wij Hem behagen. Er zijn echter vele gaven Gods, die voor de goeden een hulp en gelegenheid tot deugd, voor de kwaden integendeel een hulp en gelegenheid tot zonde zijn, zoals gezondheid, schoonheid, wijsheid, rijkdom en wereldse eer. Dit zijn de laagste gaven van God en de geringste in waarde, die God over (blz.49) 't algemeen schenkt tot nut zowel van zijn vrienden als van zijn vijanden, van goeden en van kwaden. En hiermede dienen de goede mensen God en zijn vrienden, de kwaden hun eigen vlees, de duivel en de wereld."
Vorige | Inhoud | Volgende |
| |||
Jan van Ruusbroec, VANDEN BLINCKENDEN STEEN, p.32, v13-16.
| |||
Hartelijk dank voor het bezoek aan onze webstek !
Wie het apostolaat van de vereniging op prijs stelt en wil steunen, Onze website maakt geen gebruik van cookies, wij willen geen inbreuk doen op uw privacy.
|