De onuitsprekelijke zoetheid van het gelukzalige leven, het lezen zoekt het, de meditatie vindt het, het gebed vraagt het, de contemplatie smaakt het.


Guigo de Kartuizer, De ladder van het Paradijs.

De Evangelische Parel

De anonieme auteur van de Evangelische Peerle (+/-1463-1540)

De grote Evangelische Peerle, Deel II, Hst 11-13

Achtenvijftigste editie

Mystieke lectuur voor Radio Maria België

Je kan de uitzending via deze webpagina van Radio Maria herbeluisteren.
Je zal een keuze moeten maken voor een van de uitzendingen.
Op de pagina van je keuze vind je na een korte omschrijving onderaan op die pagina
de mogelijkheid om deze bijdrage via een podcast te herbeluisteren.


Programma "Mystieke Lectuur" presenteert sterke en diepe teksten van heiligen en van mystieke auteurs voornamelijk over de intieme (gebeds)relatie met God; Pareltjes vanuit onze rijke schat aan Christelijke spirituele traditie.

Welkom beste luisteraars.

In deze editie lezen we wederom verder uit het meesterlijk werk in de christelijke spirituele literatuur van de "Evangelische Peerle".

Vanuit een verlangen om zeker niet door hoogmoed aan deze wereld gebonden te blijven, heeft de auteur van dit boek verkozen om anoniem te blijven, en om alsdusdanig niet in de weg te staan van onze relatie met God, waarvoor ze ons de weg wil openen.

Vorige keer hebben we de hoofdstukken 8, 9 en 10 volledig doorgenomen. Namelijk over Hoe wij God en onszelf leren kennen.

Deze teksten sporen ons aan tot volharding, zodat we geen vrede zouden nemen met een oppervlakkige kennis, of zelfs een onwetendheid betreffende God en wat Hij van ons verwacht. "Daarom moet iedereen ijverig zijn om de akker van het hart te bewerken, en om te onderscheiden wat zijn drijfveer is en of God ook de hoofdbedoeling en het waarom is van heel zijn werkzaamheid!"

Laten we niet denken dat er zware inspanningen moeten geleverd worden om de weg van het ware leven te vinden. We moeten er geen verre reizen voor ondernemen. De leerschool daarvan is in de grond van onze eigen ziel aanwezig. In deze school leer je God en jezelf terdege kennen, evenals hoe je God in geest en waarheid mag aanbidden en dienen. En als we dachten dat we reeds op de hoogte waren van alles wat er op dat vlak te weten valt, worden we door deze anonieme auteur op onze plaats gezet, want in die school zijn we nooit volleerd, zelfs al leefden we 1000 jaar. Heus, zelfs dan zouden we er steeds nieuwe wonderlijke dingen bijleren.

Voordat we deze nieuwe hoofdstukken aansnijden, laten we nog even een stukje uit de vorige editie horen in het Nederlands van onze anonieme mystieke auteur.

Ende so wortmen te recht gefundeert, datmen alle oeffeninge der duechden vanden leven ende lijden ons Heren daerop mach tymmeren nader hoochster volcomenheit. Mer is men hierin onwetende ende versuymtmen desen gront, so en can men tot geen voortganc comen noch in geen oeffeninge der duechden staende bliven. Daerom moet een yegelic nerstich zijn om den acker des herten te bouwen, ende aenmercken waeruut hi gedreven wort, ende oft God ooc si die principael meininghe ende dat waerom al zijnre wercken.

We zullen onze grond onderzoeken en nauw- keurig beschouwen vanwaar de tekorten komen, en waar de wortels in ons verborgen zitten – om die daar te kunnen uittrekken en er in de plaats alle deugdbeoefening in te planten, zodat het geweten bevrijd wordt ... svgµ

In deze editie van Mystieke Lectuur gaan we het 11e, 12e en 13e hoofdstuk ter hand nemen waar de anonieme schrijfster van de evangelische peerle ons zal spreken over "Hoe God in ons is", over "de vermogens van onze ziel" en de reden "waarom die vermogens aan de ziel gegeven zijn".

De titeltjes die de hoofdstukken door de uitgever meegegeven werden helpen ons om te zien waarbij we gaan stilstaan. We merken meteen dat dit geen onderwerpen zijn waar in hedendaagse literatuur veel stil gestaan wordt.

Laten we direct met de deur in huis vallen en luisteren naar een eerste paragraafje uit het 11e hoofdstuk, namelijk "Hoe God in ons is."

God is in ons en in alle mensen zoals de zon in de hemel. Iedere goede mens is immers een hemel van de Heilige Drievuldigheid: God heeft zich in hem verborgen, Hij die de goddelijke zon is van de gerechtigheid en die met het licht van zijn genade naar beneden schijnt, zoals de stralen van de zon, tot in de redelijke ziel, haar geweten verlicht en het hart vurig en vruchtbaar maakt. Door die stralen wordt de ziel gevoed en onderricht. En zoals de zon niet altijd schijnt maar verhinderd wordt [91v] door regen, nevel, donder en donkere nacht – toch is de zon even helder maar ze schijnt dan niet op aarde – zo is het ook met de goddelijke zon van de gerechtigheid, die haar woning heeft in de geest.

God is alomtegenwoordig, maar nog veel meer is Hij in ieder van ons - en zeker in ieder goed mens - aanwezig. "Zoals de zon in de hemel" is Hij in ons zegt onze anonieme schrijfster! Hoe kunnen we het ons sterker voorstellen? Maar daarmee is nog niet alles gezegd. "Iedere goede mens is immers een hemel van de Heilige Drievuldigheid". Als God in ons is zoals de zon in de hemel, en ieder goed mens een hemel is, dan straalt Gods liefdevuur en licht in het diepste van ons mens-zijn! De goddelijke zon van de gerechtigheid schijnt met haar stralen tot in de redelijke ziel. Ze verlicht ons geweten en maakt ons hart vruchtbaar! De zon blijft altijd even helder, maar door nevel en mist, wolken, regen, stormen en nacht, zien we haar wel niet altijd. Over die wolken en hindernissen zullen we later trouwens wel meer vernemen.

We zullen nu merken hoe ze dieper in zal gaan op de ziel en de geest van de mens, en hoe wij geschapen zijn als beeld en gelijkenis van God.

Jawel, de terminologie van lichaam, ziel en geest worden hier zonder schroom gebruikt. Ziel en geest worden duidelijk van elkaar onderscheiden. Wel mogen we geen scheiding maken tussen deze drie elementen. We kunnen ze van elkaar onderscheiden, maar niet scheiden. Als mens zijn wij één wezen. Ook op dat vlak is er namelijk een gelijkenis tussen ons mensen, die naar Gods beeld en gelijkenis zijn geschapen, en God zelf. Luisteren we naar wat onze schrijfster ons daarover wil doorgeven:

De geest is het eenvoudige, pure wezen van de ziel. En zoals God naar zijn Godheid een eenvoudig wezen wordt genoemd dat door niemand gekend is dan door hemzelf, zo heeft de ziel in zich een goddelijke kracht die door niemand wordt verstaan. En zoals God niets is van alle namen die men hem kan geven, zo is het ook met die eenvoudige kracht zonder naam, want geen leer kan ze verklaren. Daarmee gelijkt de ziel het meest op God; het is het beeld van God in de ziel dat drie vermogens bevat: bewustzijn, verstand en wil. En met die drie vermogens bezit de ziel in zich de gelijkenis met God.

Gezien we hier over onverstaanbare dingen spreken zal het niet makkelijk zijn om dit alles heel duidelijk te verwoorden, laat staan een plaats te geven in ons verstand... Maar gezien God naar zijn Godheid door niemand ten volle gekend is dan door hemzelf, zo ook "heeft de ziel (naar Gods beeld en gelijkenis geschapen) in zich een goddelijke kracht die door niemand wordt verstaan" dan door God alleen uiteraard, en een heel klein beetje vermoed door de mens zelf als die voldoende zich inkeert. "Daarmee gelijkt de ziel het meest op God" schrijft ze verder, en met de drie hogere vermogens van de ziel, bezit ze in zich "de gelijkenis met God."

God is in ons en in alle mensen zoals de zon in de hemel... God heeft zich in hem verborgen, Hij die de goddelijke zon is van de gerechtigheid en die met het licht van zijn genade naar beneden schijnt, zoals de stralen van de zon, tot in de redelijke ziel, haar geweten verlicht en het hart vurig en vrucht- baar maakt. Door die stralen wordt de ziel gevoed en onderricht. svgµ

Hierna volgt er een stuk dat de Heilige Drievuldigheid, Vader, Zoon en Heilige Geest heel kort omschrijft, en telkens wordt aangevuld met een kort gebedje dat zich tot elke persoon van de Heilige Drieënheid richt.

De Heilige Drievuldigheid, die een onverdeelde God is en zo voor eeuwig blijven zal, heeft zich afgezonderd en verborgen in die drie vermogens. God de Vader heeft zich met wijsheid en met goedheid verborgen in het bewustzijn, dat dan ook in God zal rusten met goede gedachten. En vermits de ziel niet één goede gedachte kan hebben zonder de hulp van God, zal zij in zichzelf keren met de woorden: ‘O hemelse Vader, ik bid U, help mij door de wijsheid van uw Zoon en door zijn heilige verdienste en liefde van uw Heilige Geest – U bent toch in mijn bewustzijn – dat ik niets zal denken of verlangen dan wat U wilt.’

We nemen nu nog even de tijd om een stukje tekst dat we reeds gelezen hebben in het Nederlands van toen te lezen. Het is een gelegenheid om die teksten wat dieper in ons hart te laten bezinken.

Die geest is dat eenvuldige, blote wesen der sielen. Ende gelijc God na zijnre Godheyt wort genoemt een simpel wesen dat niemant en is bekent dan hemselven, also heeft die siele in haer een godlicke cracht dye niemant en verstaet. Ende gelijc dat God niet en is alles dat men hem nomen mach, also is dese eenvuldige, nameloose cracht ooc niet. Want geen leere en canse beduyden. Hiermede is die siele God alregelijcste, ende het is dat beelde Gods inder sielen, ende heeft in hem drie crachten, als memorie, verstant ende wille. Ende met dese drie crachten heeft dye siele in haer die gelikenisse Gods.

We hoorden een stukje dat ons God de Vader beschreef, nu horen we achtereenvolgens een stukje over Gods Zoon, en over de Heilige Geest, steeds afgesloten wordt met een gebedje, gericht naar de specifieke persoon van de Heilige Drieëenheid.

God de Zoon heeft zich door zijn macht verborgen in het verstand, zodat de ziel daarmee God kan leren kennen. En vermits het loutere verstand nu zo donker is dat de ziel haar God niet kan aanschouwen, moet ze zich wenden tot de tweede persoon in de Godheid met de woorden: ‘O Zoon van God, ik bid U die in mijn verstand bent, help mij door de kracht van uw Vader en de liefde van uw Heilige Geest: dat ik niets zal leren kennen en verstaan dan wat U wilt.’
God de Heilige Geest [92r] heeft zich verborgen in de vrije wil, zodat de ziel God zou liefhebben en met hem verenigd zijn in één liefde en in één wil. Maar vermits de wil en de liefde nu zo gebrekkig is in de ziel, zal zij zich naar binnen keren tot de Heilige Geest die de derde persoon is in de Godheid, biddend: ‘O Heilige Geest, ik bid U die in mijn vrije wil bent, help mij door de kracht van de Vader en wijsheid van zijn Zoon – U bent immers hun beider Geest – dat ik niets anders zal zeggen, doen, laten of lijden dan wat U wilt.’

Elke goddelijke persoon van de Heilige Drievuldigheid is aanwezig en werkzaam ik elk van ons. Men kan een onderscheid maken tussen elk van de goddelijke personen naar hun werkzaamheid, maar men kan ze niet van elkaar scheiden. Want waar de Vader is, is ook de Zoon, en evenzo de Heilige Geest. Op een of andere manier zijn ze op verscheidene facetten van ons mens zijn werkzaam. Maar die verschillende facetten van ons leven waar God in werkzaam is, vormen eveneens één geheel, één leven.

In wat volgt, horen we iets meer, namelijk over die eenheid van de goddelijke personen.

De geest is het eenvoudige, pure wezen van de ziel. En zoals God naar zijn Godheid een eenvoudig wezen wordt genoemd dat door niemand gekend is dan door hemzelf, zo heeft de ziel in zich een goddelijke kracht die door niemand wordt verstaan. En zoals God niets is van alle namen die men hem kan geven, zo is het ook met die eenvoudige kracht zonder naam, ... svgµ

Daar die drie personen ongescheiden zijn, zal men hen altijd als één ware God aanbidden en zonder verder onderzoek eenvoudig in Hem geloven, terwijl men innerlijk tot God zegt: ‘O Vader, o Zoon, o Heilige Geest, U bent drie personen in één God. Ik bid U, verenig mij met U, zodat mij niets kan afleiden van uw liefde.’ En ook al heeft God zich zo in ons verborgen, Hij wil toch niet werken in ons tenzij door zijn heilig mens-zijn. Door onze vader Adam zijn wij immers ten val gekomen, we waren kinderen van de toorn en verloren het goddelijk genieten. Maar door de nieuwe Adam, die Jezus heet, of Heiland, zijn wij herschapen.

Met deze woorden eindigt het 11e hoofdstuk dat ons duidelijk heeft willen maken "hoe God in ons is."

Laten we voor we het volgende hoofdstuk aanpakken, nog even luisteren naar een stukje in het Nederlands van toen:

Ende al ist dat hem God aldus in ons heeft gehemelt, hi en wil in ons niet wercken dan door zijn heilige menscheyt. Want door onsen vader Adam zijn wi gevallen ende waren kinderen des toorns ende verloren dat godlike gebruycken. Maer door den nieuwen Adam, die daer is genaemt Jesus, dat is, een behouder, zijn wi wedergemaect.

We komen vervolgens aan het twaalfde hoofdstuk, en staan stil bij het de vermogens van onze ziel. De titel die de uitgever meegeeft over wat volgt is het volgend: "Wat en waar de vermogens van de ziel in ons zijn".

Nu moet men weten dat de ziel zes vermogens en zeven neigingen heeft, en ze is ook getooid met vijf zinnen; en haar substantie is: zijn, leven, voelen en verstaan. Haar werkzaamheid, waarvoor zij geschapen is, dat is God kennen, liefhebben en genieten.

Zes vermogens en zeven neigingen heeft de ziel, dat zegt ons onze anonieme schrijfster. Velen onder ons hebben wellicht nog niet veel horen spreken van de vermogens van onze ziel, en nog minder van haar neigingen. Veelal gebruiken we niet eens de term ziel, laat staan dat we stilstaan bij haar vermogens en of neigingen. In de volgende paragraafjes gaat ze verder in op die vermogens. Eerst de drie hoogste, en daarna de drie laagste vermogens.

Men moet weten dat de drie hoogste vermogens in het hoofd van de mens liggen. Het verstand ligt in het voorhoofd en de ogen staan in zijn dienst. In dat vermogen is en werkt de wijsheid van God. Het bewustzijn ligt achteraan in het hoofd, in de hersens, en de oren staan in zijn dienst. In dat [92v] vermogen is en werkt de macht van God. De vrije wil ligt onder de schedel van het hoofd, en hem staan ten dienste de andere zinnen: smaken, tasten en ruiken. In dat vermogen is de goedgunstigheid van God.
De laagste vermogens zijn in het hart van de mens. De begeerte ligt onder de rechterzijde van het hart, en aan haar zijn drie neigingen onderworpen die naar haar zijn toegekeerd: hoop, liefde en blijheid. Op de linkerzijde in het hart ligt het toorn-vermogen en daaraan zijn drie neigingen onderdanig die er zich naar schikken: haat, angst en droefheid. Het redelijk vermogen ligt in het midden van het hart en heeft in zich de zielenvonk die men synderesis noemt; die vecht er de hele tijd tegen het kwaad. Daaraan is de schaamte onderdanig.

De locatie van die vermogens en neigingen van onze ziel zullen ons vandaag de dag wel zeer vreemd overkomen vermoed ik. Wat meer van belang is dan wel hun plaats in het lichaam te situeren, lijkt mij veeleer te begrijpen dàt ze werkzaam zijn, en vervolgens dat we daardoor ook een duidelijker inzicht verwerven over hun dynamiek.

We gaan in deze bijdrage niet verder ingaan op deze vermogens, alhoewel er heel veel over te zeggen is. Gezien onze auteur het zelf niet nodig acht, is het iets dat we zelf misschien eens moeten uitzoeken. Vroeg of laat zullen we in deze bijdragen daar wel proberen iets verder op in te gaan.

Nu moet men weten dat de ziel zes vermogens en zeven neigingen heeft, en ze is ook ge- tooid met vijf zinnen; en haar substantie is: zijn, leven, voelen en verstaan. Haar werk- zaamheid, waarvoor zij geschapen is, dat is God kennen, liefhebben en genieten. svgµ

Nu we weten wat de vermogens van de ziel zijn, en waar ze te situeren zijn, snijden we het XIIIe hoofdstuk aan, dat zal handelen over: "waarom die vermogens aan de ziel gegeven zijn". Luisteren we maar:

Aan de ziel is het bewustzijn gegeven om in God te rusten met goede gedachten. Haar is het verstand gegeven om God te leren kennen en om in de geest boven zichzelf te worden opgetild. Haar is de wil gegeven om God lief te hebben, de zonden te schuwen, één geest met God te zijn en om niets te willen dan wat God wil.
Haar is de begeerte gegeven om in alles uit te zijn op Gods eer. Haar is de rede gegeven om daarmee goed en kwaad te onderscheiden, en om het goede te kiezen en het kwade af te wijzen. Haar is de toorn gegeven om het kwade krachtig te weerstaan.

Met dat alles wordt het heel wat duidelijker. Al deze vermogens en begeerten zijn er dus in de eerste plaats om ons te helpen groeien naar de volheid of volmaaktheid van een Christelijk leven, of moeten we beter zeggen, naar een volwaardig menselijk leven naar de nieuwe mens die Christus is. In God rusten, Hem leren kennen en liefhebben, Zijn wil zoeken en niets daarbuiten willen. God willen eren en dienen en alles wat ons daarvan af wil houden krachtig afwijzen. Dat is meteen ons diepste geluk vinden. Laten we die genade aan God vragen voor ons leven!

Hernemen we nog even een stukje over die krachten in de taal van onze mystieke auteur:

Die memorie is der sielen daerom ghegeven, dat si in God souden rusten met goeden ghedachten. Dat verstant is haer daerom gegeven, dat si God souden bekennen ende inden geest boven haerselven ghetogen werden. Die wille is haer daerom gegeven, dat si God soude minnen ende die sonden scouwen ende een geest met God wesen ende niet willen dan God wil. Die begeert is haer gegeven opdat si die eer Gods in allen dingen soude begeeren ende dat si dat opperste goet boven al soude begeeren. Dye reden is haer gegeven dat si daermede soude ondersceiden dat goet ende dat quaet, ende dat si dat goet souden kiesen ende dat quaet versmaden. Den toorn is haer gegeven dat si dat quaet sterckelic souden wederstaen.

Nu passeren ten slotte de zeven neigingen van de ziel de revue die ons van nature gegeven zijn. Eerst een drietal, en daarna de overige vier.

Ook zijn er aan de ziel drie natuurlijke neigingen gegeven: liefde, om het hoogste goed lief te hebben; hoop, om op het opperste goed te hopen; blijheid, om zich in het eeuwige goed te verblijden. Haar zijn die vermelde neigingen gegeven om daarmee de deugden tot stand te brengen. En haar zijn de volgende gegeven om het kwade te weerstaan [93r] : de angst, om ontzag te hebben voor God; de droefheid, om alleen bedroefd te zijn over de versmading van God en de eigen zonden; de haat, om het kwade te haten en te misprijzen. Haar is ook natuurlijke schaamte gegeven, om beschaamd te zijn zonde te bedrijven, en ook om niet beschaamd te zijn goede werken te verrichten en God te dienen.

Eveneens met dit laatste paragraafje wordt het steeds duidelijker dat we al deze vermogens en neigingen hebben gekregen om ons toe te rusten als mens goed door het leven te gaan, zodat we alle kansen hebben om het doel te bereiken dat God voor ons heeft bestemd. Dat doel van ons is niets anders dan God zelf, naar wiens beeld en gelijkenis wij zijn geschapen!

Aan de ziel is het bewustzijn gegeven om in God te rusten met goede gedachten. Haar is het verstand gegeven om God te leren kennen en om in de geest boven zichzelf te worden opgetild. Haar is de wil gegeven om God lief te hebben, de zonden te schuwen, één geest met God te zijn en om niets te willen dan wat God wil. svgµ

De hoofdstukken die we in deze editie hebben gelezen zien er perfect uit. Alles schijnt als een puzzel perfect in elkaar te passen. Hoe komt het dan dat alles in ons leven vierkant schijnt te draaien, of dat het in ieder geval alles behalve rond draait? Er is ergens een kink in de kabel gekomen. Over die kink zullen we in de volgende editie meer vernemen.

In tussentijd kunnen we misschien wat tijd nemen om te mediteren over alle middelen die wij als mens ter onze beschikking hebben gekregen om te groeien naar die eenheid en verbondenheid met God, het doel namelijk, en de duizelingwekkende toekomst waartoe wij zijn geschapen. In welke mate zijn wij ons bewust van al deze krachten, en meer nog, hoe intens boren wij ze aan om ons terdege toe te leggen op hetgene dat werkelijk belangrijk is voor ons leven? Onze filiale relatie met God namelijk, en daardoor deze met onze naaste die onze broeders en zusters zijn, en dit niet alleen omdat ze Christen zouden zijn, maar ook gewoon omdat ze van God het leven hebben gekregen, en Hij ze het leven ook ten volle gunt en hen ieder moment in leven houdt.

Ziezo, we zijn aan het einde van deze editie van "Mystieke Lectuur" beland. De volgende keer zullen we dus blijven stilstaan bij de val waarin wij met heel ons menselijk wezen in zijn terechtgekomen, en hopelijk zullen we ook nog tijd hebben om te zien waarin deze menselijke vermogens herschapen en opgericht zullen worden.

Beste luisteraars, hopelijk mogen we jullie volgende keer weer rekenen onder onze trouwe toehoorders. Tot de volgende keer.


De teksten van de Evangelische Peerle werden genomen uit de vertaling van de Jezuïet: Pater Jos Alaerts. Deze werd later samen met Dirk Boone herzien en uitgegeven bij Averbode/Erasme in 2020. Het is een dik boek, maar echt de moeite waard zoals jullie ondertussen wel hebben gemerkt.


We willen jullie er nog even eraan herinneren dat het boekje "Bidden, ... bij de heiligen in de leer" steeds kan worden besteld via Radio Maria of via de Vereniging zalige Jan van Ruusbroec. Het reikt heel wat aspecten aan om ons gebed te begrijpen en welke elementen van belang zijn om goed te onderscheiden in ons geestelijk leven.

Het boekje geeft een goede basis om op onze geestelijke levensweg thuis te komen. In vorige bijdragen hebben we een zesdelige bijdrage over dat boekje afgewerkt, maar hebben het niet helemaal doorgenomen. We hebben jullie enkel een inleidende voorsmaak gegeven van wat er in dat boekje te vinden is. Er zijn dus heel wat verhelderende raadgevingen die ook het onderwerp van deze bijdrage behandelen.

U luisterde naar het programma Mystieke Lectuur, waar we deze keer verder hebben gelezen uit de "Evangelische Peerle", een belangrijk werk in de christelijke spirituele literatuur.

Vorige Inhoud Volgende


Ende hier-ave comt ongheduer van minnen. Want dat uutvloyende gherinen Gods stoect ongheduer, ende eyscht ons werc, dat es : dat wij minnen die ewighe Minne. _-oOo-_ En hiervan komt het onstuimig ongeduld van minne. Het uitvloeiende aanroeren Gods verwekt ongedurigheid en vordert van ons werkzaamheid, nl. dat wij de eeuwige Minne beminnen.

Jan van Ruusbroec, VANDEN BLINCKENDEN STEEN, p.32, v13-16.

Hartelijk dank voor het bezoek aan onze webstek !

Wie het apostolaat van de vereniging op prijs stelt en wil steunen,
kan dit via een storting op haar bankrekening: BE63 0018 9649 6308

Onze website maakt geen gebruik van cookies, wij willen geen inbreuk doen op uw privacy.