De onuitsprekelijke zoetheid van het gelukzalige leven, het lezen zoekt het, de meditatie vindt het, het gebed vraagt het, de contemplatie smaakt het. Guigo de Kartuizer, De ladder van het Paradijs. |
tweede zondag van de Vasten
Het is voor ons moeilijk te begrijpen waarom God de dood van Zijn Zoon gewild heeft om ons te verlossen:
Had God dan helemaal geen andere remedie voor de wereld dan de dood van Zijn Zoon? Oh, zeker, die had Hij zeker, en door duizend andere middelen dat dit; want lag het niet in Zijn macht de menselijke natuur met absolute macht en puur uit barmhartigheid te vergeven? Ongetwijfeld ... Of nog, indien Hij zich daarvoor van de tussenkomst van enig schepsel had willen bedienen, had Hij er dan geen kunnen scheppen dat zo uitstekend en waardig was dat door wat dit schepsel gedaan of geleden had, het voldoende genoegdoening zou gegeven hebben voor de zonden van alle mensen? Zeker, en Hij had ons door duizend andere middelen kunnen vrijkopen dan door de dood van Zijn Zoon; doch Hij heeft dat niet gewild, want wat voldoende had geweest voor ons heil, was het niet om Zijn liefde te verzadigen.
Heilige Franciscus van Sales, Sermoen op Goede Vrijdag 1622
"Wat voldoende was voor ons heil, was het niet om Zijn liefde te verzadigen ...": Jezus is niet uit noodzaak gestorven, zelfs niet uit rechtvaardigheid, zelfs niet precies om ons te redden, maar door de wil om ten einde toe te beleven wat wij als leven gekozen hadden, zodat Hij nooit van ons zou gescheiden zijn, van ons, die ons afgescheiden hadden van Hem.
Oh! Men moet niet denken dat Onze Lieve Heer alleen heeft willen sterven om ons vrij te kopen, want één enkele zucht van Hem volstond om ons te verlossen en te bevrijden uit de hand van onze vijanden - door de waardigheid en de verdienste van Degene die hem slaakte; doch deze oneindige liefde kon niet tevreden zijn als zij niet uit die liefde zelf zou sterven.
De Zoon van God werd naar het kruis geleid; en wie heeft Hem erop gelegd? Zeker, de liefde. Welnu, aangezien het zeker is dat Hij uit liefde voor ons gestorven is, is het minste dat wij voor Hem zouden moeten doen, leven uit liefde. Voor de liefde is niets onmogelijk: zij zal in ons alles vernielen wat door de goddelijke Majesteit niet kan aanvaard worden.
Idem
En dat moet de voortzetting van onze vasten belichten: de liefdeseenheid met God terugvinden als fundament van ieder christenleven en ieder mogelijk geluk. Inderdaad, als de dood van Jezus ons rechtvaardigt en verlost, is het omdat Hij slechts één met ons wou zijn tot in deze dood die wij veroorzaakt hebben en waaraan Hij niet schuldig was.
Heer, Uw genade is aan alle mensen verschenen en heeft ons onderricht, toen Uw goedheid en mensheid verschenen zijn, niet door de werken van rechtvaardigheid die wij zouden verricht hebben, maar door Uw barmhartigheid die ons verlost. Toen maakte de overvloed van Uw goedheid zich openlijk aan iedereen kenbaar, oh God, die Uw eigen Zoon niet gespaard hebt, maar Hem voor ons allemaal hebt overgeleverd.
Willem van Saint-Thierry, Oraison méditative VI (Overweging VI)
De heilige Franciscus van Sales leert ons een kort gewetensonderzoek:
Wij beschuldigen de naaste van een kleinigheid en verontschuldigen ons voor veel; wij willen aan een hoge prijs verkopen en goedkoop aankopen; wij willen dat in andermans huis rechtvaardigheid geschiedt en bij ons barmhartigheid en verstandhouding; wij willen dat onze woorden goed opgenomen worden, en zijn lichtgeraakt en overgevoelig voor die van anderen.
Wij willen onze rechten gerespecteerd zien en dat anderen beleefd zijn wanneer zij die van hen opeisen; wij houden punctueel vast aan onze plaats en willen dat anderen nederig en inschikkelijk zijn; wij klagen gemakkelijk over de naaste en willen dat niemand zich over ons beklaagt; wat wij voor anderen doen lijkt ons altijd veel, wat hij voor ons doet lijkt ons niets. Kortom, wij zijn zoals de patrijzen van Paphlagonië die twee harten hebben, want wij hebben een zachtmoedig, genadig en hoffelijk hart ten opzichte van onszelf en een hard, streng en strikt hart voor de naaste.
Denk er dus aan, mijn Philothea, uw hart dikwijls te onderzoeken of het voor de naaste is zoals u zou willen dat zijn hart is voor u indien u in zijn plaats zou zijn. Dat is ware onderscheiding.
Heilige Franciscus van Sales, Introduction à la vie dévote (Inleiding tot het devote leven)
En Fénelon leert ons goede voornemens te maken!
Liefde gaat niet zo ver dat zij ons vraagt nooit de gebreken van de anderen te zien; men zou ons de ogen moeten uitsteken! Zij vraagt echter dat wij vermijden er vrijwillig op te letten, als het niet nodig is, en dat wij niet blind zouden zijn voor wat goed is, terwijl wij het slechte zo duidelijk zien. Wij moeten ons altijd herinneren wat in ons moet misprezen worden, en tenslotte bedenken dat de liefde zelfs het laagste omhelst, want door God te zien, ziet zij juist dat het misprijzen dat men voor de anderen heeft, iets hard en arrogant heeft dat de geest van Jezus Christus dooft.
Dat de anderen zwak zijn, is dat een goede reden om minder rekening met hen te houden? U die klaagt dat men u doet lijden, denkt u niemand te doen lijden? U die zo gechoqueerd bent door de gebreken van de naaste, beeldt u zich in volmaakt te zijn? Hoe verbaasd zou u zijn, als iedereen voor wie u lastig bent, plots te lang over iets zouden uitweiden bij u! Maar wanneer u uw rechtvaardiging op aarde vindt, kan God, die alles weet en u zoveel dingen kan verwijten, u met één woord in de war brengen en de mond snoeren. En bent u nooit bevreesd dat Hij u zou vragen waarom u niet een beetje barmhartiger bent voor uw broeder aangezien Hij, die uw meester is, het zo overvloedig is voor u?
François de La Mothe-Fénelon, Réflexions pour tous les jours du mois (Overwegingen voor alle dagen van de maand)
Nog een kort gewetensonderzoek!
Er zijn weinig christenen, zelfs onder hen die bijzonder aan God zijn toegewijd, die een juist idee hebben van wat ware deugd is. Zij laten ze bijna allemaal bestaan uit een zekere routine aan vroomheid, in trouw aan bepaalde uitwendige praktijken. Als zij met tussenpozen enige aansporing tot devotie voelen, zonder te onderscheiden of deze bewegingen van God of van hun eigen inspanningen komen, geloven zij echt deugdzaam te zijn.
Toch zijn zij onderworpen aan duizend gebreken die zij niet bemerken, en die men hun tevergeefs onder ogen probeert te brengen. Zij zijn kleingeestig, minutieus, scrupuleus exact in hun doen en laten, vol achting voor zichzelf, extreem gevoelig, koppig wat hun gedachten betreft, op hun eigenliefde geconcentreerd, gegeneerd en gemaakt in hun gekunsteldheid; er is niets echt, niets simpel, niets natuurlijk in hen. Innerlijk verkiezen zij zichzelf boven de anderen en hebben dikwijls minachting voor anderen, zij veroordelen en vervolgen de ware vroomheid - zelfs in de heiligen – die zij helemaal niet kennen. In het christendom is er niets gewoner dan deze onechte en farizeeïsche rechtvaardigheid.
Heel het probleem ligt hierin dat een dode niet bemerkt dat hij dood is! Hoe geestelijk niet sterven zonder het op te merken?
Om te zien wat ware deugd is, moet ze in Jezus Christus gezien worden: Hij is ons enig model, Hij werd ons als dusdanig gegeven, Hij is mens geworden om ons de voelbare en tastbare heiligheid te geven. Iedere heiligheid die niet gevormd is naar de Zijne en die niet op Hem afgesteld is, is verkeerd; zij mishaagt God, bedriegt de mensen en is op zijn minst nutteloos voor de hemel.
Jezus Christus heeft nooit zichzelf gezocht, Hij had nooit Zijn eigenbelang voor ogen, noch tijdelijk noch geestelijk: Hij heeft nooit één enkele daad gesteld om aan de mensen te behagen, Hij heeft nooit enig goed werk nagelaten uit vrees hen te mishagen.
Jezus Christus liet de vroomheid bestaan uit oprechte, doeltreffende gevoelens, altijd gevolgd door de uitvoering ervan, met grenzenloze liefde voor de mensen.
Jezus Christus was simpel, zonder zich aan te stellen in wat Hij zei en deed. Hij bracht Zijn leer op een ongedwongen, vertrouwelijke manier, ver van iedere praal van menselijke welsprekendheid, voor iedereen begrijpelijk.
Jezus Christus heeft door Zijn vijanden vervolging geleden van alle slag. Hij stelde daar alleen Zijn onschuld en de waarheid tegenover; Hij liet hun hartstochten hun gang gaan, Hij zweeg toen Hij zag dat zij hardnekkig in de boosheid waren; Hij probeerde zich niet te rechtvaardigen, wat Hij zo gemakkelijk had gekund; Hij heeft zich laten veroordelen; Hij heeft hen vergeven, Hij heeft gebeden, Hij heeft Zijn bloed voor hen vergoten.
Jean-Nicolas Grou, Manuel des âmes intérieures
Al is Jezus de almachtige God, Zijn almacht is er om te dienen en niet om gediend te worden. Door zich tot in de dood aan ons te geven, maakt Jezus ons bekwaam voor deze grenzenloze liefde, die wij in de Goede Week plechtig zullen gedenken: "Hij die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God: Hij heeft zich van zichzelf ontdaan en het bestaan van een slaaf aangenomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden. En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd, Hij werd gehoorzaam tot de dood, tot de dood aan een kruis" (Fil 2,6-8).
Velen zeggen: "Ik houd veel van mijn naaste, en zou hem graag een dienst bewijzen." Dat is goed! zegt de heilige Bernardus, maar niet genoeg, er is meer nodig. "Oh, ja, ik houd van hem! Zoveel dat ik hem graag heel mijn bezit zou geven." Dat is meer, en al beter, maar nog niet genoeg. "Ik verzeker u dat ik zoveel van hem houd, dat ik graag mijn eigen persoon voor hem ten dienste zou stellen, en al wat hij van mij zou verlangen." Dat is zeker een heel goed teken van uw liefde, maar nog is er meer nodig, want er is een hogere graad in deze liefde, zoals de heilige Paulus ons leert, die zei: Wees navolgers van Jezus Christus, zoals ik het ben. En in één van zijn brieven, waarin hij tot zijn heel dierbare kinderen spreekt, schrijft hij: Ik wil mijn leven voor u geven en mij totaal en zonder enig voorbehoud voor u inspannen, om u te tonen hoezeer ik van u houd; ja, ik ben zelfs bereid door u of voor u alles te doen wat men van mij zal verlangen. Hiermee leert hij ons dat zijn best doen, tot en met de gave van zijn leven voor de naaste, niet zoveel is als zich te laten gebruiken naar het believen van de anderen, hetzij voor hen of door hen.
Heilige Franciscus van Sales, Sermoen van 27 februari 1622
Beminnen is veel meer dan een dienst bewijzen:
De concrete daad blijft onvoldoende als de liefde voor de mens daarin niet bemerkt kan worden, een liefde die gevoed wordt door de ontmoeting met Christus. De diepe en persoonlijke deelname aan de behoeften en het lijden van de ander wordt dan een manier om zich met hem te associëren: opdat de gave de andere niet zou vernederen, moet ik hem niet alleen iets van mijzelf geven, maar mijzelf, ik moet als persoon aanwezig zijn in mijn gave.
Deze juiste manier van dienen maakt degene die handelt, nederig. Hij neemt geen hogere positie in tegenover de ander, ook al zou de situatie van deze laatste op dat ogenblik ongelukkig zijn. Christus heeft de laatste plaats in de wereld ingenomen – op het kruis – en juist door deze radicale nederigheid heeft Hij ons vrijgekocht en helpt Hij ons voortdurend. Wie kan helpen, erkent juist dat hij op die manier ook zelf geholpen wordt. Het feit te kunnen helpen is zijn verdienste niet, noch een reden tot hoogmoed. Deze taak is een genade.
Benedictus XVI, Encycliek Deus caritas est
Op wat en wie bouwen wij ons leven? Welke grote keuzes leiden onze beslissingen en zullen ons oordelen op de avond van ons aardse leven?
Houd je van de aarde? Je zal aarde zijn. Houd je van God? Je zal God zijn! Als je dus goden en kinderen van de Allerhoogste wil zijn, houd noch van de wereld noch van wat in de wereld is, want de wereld met haar verkeerde verlangens gaat voorbij, terwijl wie de wil van God doet, eeuwig blijft, zoals God zelf eeuwig blijft.
Heilige Augustinus, Over de eerste brief van de heilige Johannes
Misschien kunnen wij zo een radicale keuze niet maken?
Wanneer men je zegt: houd helemaal niet van de wereld, dan zegt men je niet: eet niet, drink niet, verwek geen kinderen. Nee, dat zegt men je niet, maar: wees matig in datgene waaraan je gehecht bent, zodat de aantrekking van de schepselen je niet tot slaaf kan maken, want je hebt ze slechts gekregen om er gebruik van te maken.
Idem
De vergissing is dat
wij heiligheid amper in overweging nemen omdat zij een buitenkant heeft, iets opvallends, iets buitengewoons. Het kost ons moeite te geloven dat een mens heilig is, tenzij hij onze verbeelding verbaast door zijn leven in eenzaamheid, zijn vasten, waken en strengheden.
Men kan door zijn soberheid een apart leven leiden en geen heilige zijn; en zonder zo een leven, kan men toch een grote heilige zijn; wat heiligheid solide en uitstekend maakt, zit van binnen: God alleen ziet het en oordeelt; de mensen bemerken niets. Zo hadden Jezus’ tijdgenoten minachting voor Hem en aangezien zij niets zagen dat Hem onderscheidde van het gewone van de mensen, konden zij er niet toe komen te geloven dat Hij de Messias was, de Zoon van God.
Eerder dan te dromen van een ingebeelde heiligheid,
moet ieder op het vlak van heiligheid, volgen wat hem aantrekt en het soort van leven volgen waartoe God hem roept. Men moet goed oppassen bij sommige heiligen de boetedoening en wonderbare strengheden niet te veroordelen, die de genade hen deed beoefenen. Ten eerste dient men deze vrome excessen niet te veel te bewonderen, noch zijn verbeelding er te sterk door laten treffen, noch het voornemen maken hen na te doen, noch geloven dat men slechts heilig zal zijn in zover men ze zal nadoen.
Of men al of niet grote lichamelijke verstervingen beoefent, het zijn de innerlijke deugden waaraan men zich hoofdzakelijk moet hechten; want zij zijn het wezenlijke van de heiligheid, het overige is slechts bijkomstig. Voor zover de zaak van ons afhangt, moeten wij het gewone leven verkiezen boven ieder ander leven, om Jezus Christus van meer nabij na te volgen, ons in de nederigheid te bewaren, de deugd beminnelijk te maken voor de naaste, in plaats van hem af te schrikken door ze hem voor te stellen onder een vorm en uiterlijkheden die bijna niet te beoefenen zijn.
Jean-Nicolas Grou, L’intérieur de Jésus et de Marie (Het binnenste van Jezus en Maria)
(Vlees derven - in de bisdommen waar dit van toepassing is)
Men is verwonderd over de verlatenheid van onze kerken en de verdwijning van het geloof in onze van oudsher christelijke landen. Ligt de fout bij de heidenen die het niet kennen, of bij christenen die slechts doen alsof ze het zijn? Wij werden echter gewaarschuwd: "Hoerenlopers, afgodendienaars, echtbrekers, schandknapen, knapenschenders, dieven, uitbuiters, dronkaards, lasteraars, oplichters, zij zullen het koninkrijk Gods niet erven." (1 Kor 6,9 e.v). Misschien denken wij niets daarvan te zijn ... Is dat zeker?
Laten wij beginnen met de dieven en uitbuiters door ons laatste rekeningoverzicht een beetje van dichterbij te bekijken:
Ben je geen uitbuiter, jij die, van het bezit waarover je het beheer gekregen hebt, je eigen bezit maakt? Is degene die de naaktheid van de arme niet bedekt, terwijl hij het kan, een andere naam waardig? Aan de hongerige behoort het brood dat je in bewaring houdt; aan de naakte, de mantel die je in je koffers bewaart; aan degene zonder schoeisel, het schoeisel dat bij jou verrot; aan de noodlijdende, het geld dat je verstopt. Zo bega je evenveel onrechtvaardigheden als er mensen zijn aan wie je zou kunnen geven.
Basilius van Cesarea, homilie VI over de heilige Lucas
Laten we doorgaan met de hoerenlopers en echtbrekers door ons af te vragen of wij een duidelijk idee hebben van het Evangelie in de beleving van het huwelijk:
Een onkuis genoegen in ons lichaam is op geen enkele manier en nooit toegelaten, tenzij in een geldig huwelijk. Niettemin dient men in het huwelijk een oprechte bedoeling te hebben, zodat er niets anders is dan oprechtheid in de wil van wie hem uitoefent. Hoed u voor gelijk welke vorm van wellust, en dat is altijd zo buiten het huwelijk, en zelfs in het huwelijk wanneer hij tegen de regel van het huwelijk ingaat.
Heilige Franciscus van Sales, Introduction à la vie dévote (Inleiding tot het devote leven)
En laat ons vandaag eindigen met de lasteraars door ons te bevragen over het deel dat roddel inneemt in onze gesprekken:
Zij die om kwaad te spreken, beginnen met een eerbetuiging of die een vriendelijk woord of grapje zeggen tussendoor, zijn de meest geslepen en giftige kwaadsprekers van allen. "Ik protesteer, zeggen zij, ik heb hem graag en trouwens, hij is een galante man; maar men moet toch de waarheid zeggen, hij had ongelijk zo onbetrouwbaar te zijn". Of nog: "Het is een heel deugdzaam meisje, maar ze werd verrast", en gelijkaardigheden. Zie je de opbouw ervan niet? Wie de boog wil spannen, trekt de pijl zo veel hij kan naar zich toe, maar alleen om zo krachtig mogelijk te kunnen afschieten: het lijkt dat deze mensen hun kwaadsprekerij terugnemen, maar het is slechts om ze des te sterker te ontladen, zodat zij dieper doordringt in het hart van de toehoorders.
Idem
Gisteren zijn wij ons ongetwijfeld een beetje meer bewust geworden dat we zondaars zijn. Vandaag toont het evangelie over de verloren zoon ons dat deze bewustwording, verre van ons te ontmoedigen, de zekerheid geeft vergeven te zijn, omdat zij ons openstelt voor de barmhartigheid van God:
Deze verloren zoon, hoe schuldig ook, had zijn fout nog niet beleden, hij dacht er slechts over na. Hij had voor zijn fout nog niet betaald, maar dacht er al aan; alleen het nederig voornemen dat hij aan het maken was, bezorgde hem de onmiddellijke vergeving, de vergeving die men gewoonlijk al zo lang verwacht en die door heel wat smeekgebed, onder tranen en met aandrang gevraagd wordt: wel, voor de gekruisigde misdadiger volstond de belijdenis, voor de verloren zoon volstond alleen de wil zijn fout te bekennen.
Erkennen dat men gezondigd heeft, is al een uitwerking van Gods genade. Zij heeft ons hart geopend en de volgende stap is nu de liefde van onze Vader te erkennen:
De barmhartigheid van God komt ons overal tegemoet; zij gaf de wil in om te biechten en heeft degene die bereid was zijn schuld te belijden, ervan ontslaan: "Zijn vader zag hem al in de verte aankomen en hij werd door medelijden bewogen; hij snelde op hem toe, viel hem om de hals en kuste hem hartelijk." Deze woorden lijken te tonen dat de vader meer gehaast was zijn zoon te vergeven dan deze om ze te ontvangen: zich haasten om de schuldige te bevrijden van de kwelling van zijn geweten. Het lijkt dat het medelijden van zijn barmhartigheid pijnlijker was dan het lijden van de gewetenswroeging voor de ellendige.
Guerric van Igny, Sermon II pour le Carême (Sermoen II voor de Vasten)
Voortaan ligt de zonde achter ons, en men dient nu te volharden in het teruggevonden vertrouwen in de goedheid van onze Vader:
De rechtvaardigheid van God is verschrikkelijk, zegt men, en men moet ze altijd vrezen. Dat is waar; maar voor wie is zij verschrikkelijk? Voor de kinderen die God aanbidden, die van Hem houden, die Hem dienen als hun Vader, die vastbesloten zijn Hem niets te weigeren, Hem in niets te mishagen? Nee. Als deze kinderen van God houden, bemint God hen nog meer; Hij ziet dat hun fouten helemaal geen fouten uit boosheid zijn, maar uit onvolmaaktheid en zwakheid: bij de eerste liefdesblik die zij op Hem richten en de eerste spijt, vergeeft Hij hen.
Gods rechtvaardigheid is alleen verschrikkelijk voor wie geen toevlucht nemen tot Zijn barmhartigheid, hetzij uit verwaandheid, hetzij uit wanhoop; voor wie van de zonde houdt, die er niet wil uitgeraken; voor wie de wil niet rechtzinnig is en die God zou wil bedriegen, moest dat kunnen.
Maar tot hoever moet het vertrouwen in God gaan? Zo ver als Zijn macht en Zijn goedheid, zo ver als onze zwakheid en onze ellende; dat wil zeggen zonder grenzen.
Jean-Nicolas Grou, Manuel des âmes intérieures
derde zondag van de Vasten
Welke goden aanbidden wij? Onze dierbare gezondheid? Onze loopbaan? Onze bankrekening? De vraag stelt zich van zodra wij zeggen of denken: de gezondheid eerst, mijn loopbaan eerst, mijn bankrekening eerst. Dit "eerst" is absurd, wat het plaatst ons op de plaats van God. Wel,
in deze wereld niets gebeurt zonder het bevel of de toelating van God. Niets bestaat tenzij door Hem. En al wat Hij geschapen heeft, behoedt en bestuurt Hij met liefde om het naar zijn doel te leiden. Terwijl Hij het gesternte beheerst en de omwentelingen van de aarde in handen heeft, werkt Hij mee met de arbeid van de mier, met de geringste beweging van de insecten die wemelen in de lucht, met die miljoenen atomen die in een druppel water leven. Zonder Hem beweegt geen blad, vergaat geen grasspriet, wordt geen zandkorrel door de wind meegenomen. Zorgzaam waakt Hij over de vogels in de lucht, de leliën op het veld; en aangezien wij meer waard zijn dan een zwerm mussen, zou Hij Zijn kinderen op de aarde niet kunnen vergeten.
Wijsheid is dus niet zich als concurrent van God opstellen om Zijn voorzienigheid te omzeilen, maar leven als kind van God, met al het vertrouwen dat Zijn oneindige goedheid verdient:
"Ik heb honger, God denkt eraan; ik heb dorst, God denkt eraan; ik onderneem een werk, God denkt eraan; ik moet een levensstaat kiezen, God denkt eraan; in deze staat doen zich bepaalde moeilijkheden voor, God denkt eraan; om aan die bekoring te weerstaan of die plicht te vervullen, heb ik die genade nodig, God denkt eraan; op mijn reis naar de eeuwigheid, heb ik voor ziel en lichaam dagelijks brood nodig, God denkt eraan ..." Ik, die slechts een onaanzienlijk atoom in de wereld ben, houd aldus dag en nacht, onophoudelijk en overal, de gedachte en het hart bezig van mijn Vader in de hemel.
Jezus geeft ons het voorbeeld van dit vertrouwen:
Heel het leven van Jezus was niets anders dan gehoorzaamheid en overgave. Deze gehoorzaamheid en overgave van Jezus hebben hun oorsprong in Zijn liefde voor Zijn Vader; het is een volheid aan overgave want het is een volheid aan liefde: kinderlijke liefde, vertrouwend, belangloos, edelmoedig, zonder voorbehoud; liefde die overloopt van dankbaarheid voor alle weldaden die Hij in Zijn heilige Mensheid ontvangen heeft; liefde vol ijver, toewijding en nederigheid.
Maar Jezus doet veel meer dan ons een voorbeeld geven: waar de gerechtigheid van God ons zou moeten in de steek laten door ons gebrek aan vertrouwen – want dat is de zonde – draagt Jezus daar alle gevolgen van, opdat de goedheid van onze Vader niet ten koste van Zijn gerechtigheid zou zijn:
Als slachtoffer, beladen met de zonden van de hele wereld, vindt Hij dat alle kastijdingen op Hem moeten neerkomen, dat geen enkel lijden te veel is om de glorie van Zijn Vader te herstellen en Zijn verdwaalde en zo gekoesterde kinderen terug bij Hem te brengen.
Dom Vital Lehodey, Le Saint Abandon (Heilige Overgave)