De onuitsprekelijke zoetheid van het gelukzalige leven, het lezen zoekt het, de meditatie vindt het, het gebed vraagt het, de contemplatie smaakt het.


Guigo de Kartuizer, De ladder van het Paradijs.

De Evangelische Parel

De anonieme auteur van de Evangelische Peerle (+/-1463-1540)

De grote Evangelische Peerle, Deel II, Hst 6-7

Vijfenvijftigste editie

Mystieke lectuur voor Radio Maria België

Je kan de uitzending via deze webpagina van Radio Maria herbeluisteren.
Je zal een keuze moeten maken voor een van de uitzendingen.
Op de pagina van je keuze vind je na een korte omschrijving onderaan op die pagina
de mogelijkheid om deze bijdrage via een podcast te herbeluisteren.


Programma "Mystieke Lectuur" presenteert sterke en diepe teksten van heiligen en van mystieke auteurs voornamelijk over de intieme (gebeds)relatie met God; Pareltjes vanuit onze rijke schat aan Christelijke spirituele traditie.

Welkom beste luisteraars van Radio Maria.

Vorige keer hebben we verder gelezen uit een heel belangrijk werk in de christelijke spirituele literatuur van de "Evangelische Peerle".

De auteur van dit boek heeft verkozen om anoniem te blijven. De grote spirituele auteurs drukken vaak de wens uit om anoniem te blijven uit authentiek verlangen om volledig vrij te staan van enige hooghmoed, in grote nederigheid en daardoor met niets aan deze wereld gebonden te blijven. Ze slagen daar echter slechts zelden in. Niet zo voor onze anonieme schrijfster van de Evangelische Peerle. Wel hebben we een aantal gegevens over haar, en kunnen haar daardoor vrij goed localiseren en in de tijd plaatsen. Toch blijft het gissen naar wie ze eigenlijk was. Wat wellicht het belangrijkste is dat we moeten onthouden van deze auteur, dat is dat ze een zeer grote invloed gehad heeft op de latere spirituele literatuur.

In de kritische uitgave van professor A. Ampe s.j van "Den Tempel onser Sielen", (een ander werk van deze anonieme schrijfster, uitgegeven in 1968,) toont hij overtuigend aan hoeveel ze verschuldigd is aan andere auteurs. Ze inspireerde zich aan een rijke geestelijke traditie, van Sint Augustinus van Hippo af. Belangrijke teksten putte ze eveneens bij Sint Bernardus, Eckhart, Jordanus van Quedlinburg (van wie verschillende preken in hun geheel werden overgenomen), Kraft van Boyberg, Ludolphus van Saksen, Marquard van Lindau, Ruusbroec en Tauler. Ze kende blijkbaar ook bepaalde anonieme bronnen heel goed, zoals de "Limburgse Sermoenen". Hier en daar meent men gedachten en beelden terug te vinden van Willem van St.-Thierry en van Hadewijch. Bronnen die dus een heel grote periode overspannen, van de vierde tot en met de vijftiende eeuw! Toch kan de auteur van de "Peerle" en van de "Tempel" geensins daartoe herleid worden. Pater Ampe besluit terecht; "Hier is een grote geest aan het woord, die vanuit de traditie een eigen persoonlijk getuigenis brengt."

Vorige keer hebben we het gehad Over onze herschepping door de Zoon van God en Over drie eenheden waar het overwezenlijke, vooruitgaande en werkende leven wordt voltooid.

We lezen deze keer weer verder uit dat prachtige lijvige werk de "Evangelische Peerle", Over het tooien van die drie delen die in de mens tot eenheid moeten komen, en over de manier waarop wij de zonde zullen uittrekken en deugden planten.

Luisteren we even naar een stukje waarmee we in onze vorige editie zijn geëindigd. We lezen het eerst in de versie van de oude uitgave en vervolgens in het hedendaags Nederlands.

Och, wat een zaligheid betekent het, dat God zo in de ziel woont. En zij die het weten en beleven, vinden daarin alle goeds en eeuwig leven. Maar de mensen willen het niet geloven dat zo’n onzichtbaar goed in hen is. Daarom blijven ze vasthangen aan de zichtbare dingen vanbuiten, en worden ze als paarden en muilezels waarin geen verstand is (cf. Ps 32:9). svgµ

Och wat salicheyt is hier al in gelegen, dat God inder sielen aldus woont. Ende die dit weten ende oeffenen, dye vinden daerin alle goet ende eewich leven. Mer dit en willen dye menschen nyet geloven, dat so onsienliken goet in hem is. Daerom blijven si hangen op dye sienlike dingen van buten ende worden als peerden ende muylen daer geen verstant in en is. Dat moet God geclaecht zijn, dat si dit costelike pont inder aerden graven, daer si veel vruchten ende overwinninge in mochten doen, dat hem noch so swaerlijck geëyschet sal worden.
Och, wat een zaligheid betekent het, dat God zo in de ziel woont. En zij die het weten en beleven, vinden daarin alle goeds en eeuwig leven. Maar de mensen willen het niet geloven dat zo’n onzichtbaar goed in hen is. Daarom blijven ze vasthangen aan de zichtbare dingen vanbuiten, en worden ze als paarden en muilezels waarin geen verstand is (cf. Ps 32:9). Het is zeker godgeklaagd dat zij dit kostelijke pond in de aarde begraven (cf. Mat. 25:25). Zij hadden daarmee vele vruchten en overwinningen kunnen behalen, maar nu zal het op een erg trieste wijze van hen worden teruggevorderd.

Jawel, het tart elke verbeelding hoe kostbaar de schat wel is die in de akker van de ziel verscholen zit, en hoe jammer dat die zo zelden werkelijk en degelijk ontgonnen wordt. Alle goed en het eeuwig leven zijn daarin te vinden, want God zelf woont in de ziel. Maar omdat de mensen niet willen geloven dat zo een ontzachlijk goed in hen verscholen is, richten ze zich enkel op de zintuigelijk waarneembare dingen aan de buitenkant, en komen ze niet tot inkeer, of tot zichzelf. Op deze tragische noot zijn we vorige keer min of meer geëindigd.

Nu willen we verder kijken naar de veeleer positieve manier waarop we die drie delen van ons menselijk bestaan (die we vorige keer hebben aangeraakt) kunnen versieren of tooien door onze christelijke oefeningen. Sint Ignatius van Loyola zal deze oefeningen uitwerken in zijn geestelijke oefeningen om ons op die weg te helpen gaan. Onze mystieke schrijfster toont ons dat dit werk van binnenuit moet gebeuren. Eerst moet de binnenkant op orde zijn voor men naar buiten kan komen. Men moet eerst als het ware zijn zwaartepunt ontdekken en zichzelf alsdusdanig in evenwicht hebben gebracht voor men iets anders kan doen of tot een goed eind brengen.

Laten we luisteren naar wat hierover in het 6e hoofdstuk wordt gezegd:

Zo bestaan die drie eenheden in de drie delen van de mens, waarin de drie soorten van leven voltooid worden dankzij onze Heer Jezus Christus. Nu moeten deze drie soorten van leven elk hun tooi krijgen in hun beoefening.
Het eerste leven en de hoogste eenheid is een gestaag en eenvoudig naar binnen keren: dan zinkt en daalt het eenvoudige wezen van de ziel in de goddelijke eenheid, het wordt vrij en onbelemmerd, en door het opperste goed omhelsd; het wordt getooid en gesterkt in een onaantastbare, eeuwige rust waar het vrij en onbewogen blijft tegenover zichzelf en alle laagste dingen; maar het krijgt als geschenk het wezen van alle deugd, dat God zelf is. Hier vordert God de ziel op met al haar vermogens en roept ze naar zijn goddelijke afgrond, die toch in haar is; in een handomdraai verzamelt Hij ook alle vermogens en zinnen, omsluit ze met de band van de liefde, trekt ze naar zich toe en doorstraalt ze.
Daaruit komt de tweede oefening voort. Het is het innerlijk werken van God, waar de H. Drievuldigheid werkzaam is in de drie hoogste vermogens en elke oefening van de mens fijner maakt; en Hij inspireert hem tot talloze handelwijzen en oefeningen, [88r] tot kennis van God en van hemzelf. Hij transformeert die [vermogens] onverdeeld in zich en doet ze door geloof, hoop en liefde in hem wonen.

... het innerlijk werken van God, waar de H. Drievuldigheid werkzaam is in de drie hoogste vermogens en elke oefening van de mens fijner maakt; en Hij inspireert hem tot tal- loze handelwijzen en oefeningen, tot kennis van God en van hemzelf. Hij transformeert die [vermogens] onverdeeld in zich en doet ze door geloof, hoop en liefde in hem wonen. svgµ

Uit de twee vorige eenheden komt ten slotte de derde oefening voort. Laten we luisteren:

Daaruit komt de derde oefening voort, in de laagste eenheid. Het is een inwerking en een gestaag voortstuwen en streven om de naakte, gekruisigde Jezus na te volgen in alle geduldige lijdzaamheid, in ootmoed, gehoorzaamheid en verlatenheid, en in alle deugdelijke werken. Dit grondt de mens op een afgronddiep sterven voor zichzelf en alle schepsels. En Christus zegt hier: ‘Ga met mij naar buiten en op een heerlijke wijze weer naar binnen, volgens de wegen die Ik u ben voorgegaan.’ Zo wordt de mens instrument van God, getooid met alle deugd; en hij betoont met al zijn vermogens onderwerping aan de alvermogende, wijze, lieve, eerbiedwaardige God, en aan alle schepsels ter wille van zijn liefde.
En daarmee wordt hij binnengebracht en bevestigd in het overwezenlijke, goddelijke leven en in het geestelijke, vooruitgaande leven en in het stervende, werkende leven. Dat wordt eerder verkregen door een eenvoudig naar binnen keren dan door verheven beschouwen, eerder door liefdevolle aspiratie dan door zware oefeningen, en eerder door bidden dan door grote moeite van buiten. Daarom zal men zich vooral toeleggen op het wezenlijke naar binnen keren en op de liefdevolle aspiratie met gestaag gebed. Want alle goeds en het invloeien van God komt van binnenuit, omdat God in ons is en dichter bij ons dan wij bij onszelf zijn, en zijn inwendige werkzaamheid is ons meer nabij dan ons eigen werk, dat wij verrichten.

Nogmaals werd in dit zesde hoofdstuk dat we zonet gelezen hebben onderlijnd dat we dit alles eerder verkrijgen door een eenvoudig naar binnen gekeerd leven, door liefdevolle aspiratie en door bidden dan wel door hoge beschouwingen, zware oefeningen of grote moeite van buiten... Laten we dus niet uit het oog verliezen dat alle goeds en het invloeien van God van binnenuit komt.

We staan te weinig stil bij het feit dat God in ons is, en dichter bij ons is dan wij bij onzelf ! Zijn werkzaamheid in ons is ons meer nabij dan ons eigen werk. Het werk dat wij verrichten is nooit zo doeltreffend als hetgene God verricht. Toch is ons werk ook belangrijk, maar meer als een teken van onze bereidwilligheid om ons steentje bij te dragen, en onze liefde tot God en onze naaste tastbaar te maken, maar het is slechts waardevol als God het zegent, en zijn werk in ons verricht.

Met het VIIe hoofdstuk krijgen we concretere aanwijzingen om de weg te banen om Gods werk in ons mogelijk te maken.

Hoe wij de zonde zullen uittrekken en deugden planten is dus wat ons nu bezig zal houden:

Maar om te bereiken dat wij zo naar het deugdelijk leven worden overgebracht, namelijk naar Christus die zelf de deugd is, daarvoor moeten wij ons geweten zuiveren: de gebreken uittrekken, alle vermogens en neigingen onderzoeken alsook onze vijf zinnen, in- en uitwendig – diep daaronder liggen immers de wortels van de zonde verborgen. [88v] Wanneer het geweten dan gezuiverd en gereinigd is in het lijdensbad van Onze Heer, zal men ijverig zijn om daar de deugden weer aan te planten. Want ook al zou iemand geen zonde hebben begaan: als hij niet streefde naar een deugdelijk leven, viel hij onmiddellijk in alle zonden. Daarom zal men dus ijverig zijn om de deugden te verkrijgen en daarmee gewapend te zijn tegen alle zonden – niet alleen de zonden waarin we reeds gevallen zijn maar ook die waarin we konden vallen.

Om dit wat beter tot ons te laten doordringen hernemen we het eerste deel van deze paragraaf in het Nederlands van onze anonieme Auteur.

Mer sullen wi hiertoe comen, dat wi aldus in duechden overgeset worden, dat is, in Christum, die selver die duechde is, so moeten wi onse consciëncie suveren, ende die gebreken uuttrecken, ende ondersoecken alle die crachten ende affectien, ende ons .v. sinnen inwendich ende uutwendich, daer dye wortelen der sonden also diep onder verborgen liggen. Ende als si dan gesuyvert ende gereynicht is in dat bat des lijdens ons Heren, so moet men daerna nerstich zijn om die duechden daer weder in te planten.

Want ook al zou iemand geen zonde hebben begaan: als hij niet streefde naar een deugdelijk leven, viel hij onmid- dellijk in alle zonden. Daarom zal men dus ijverig zijn om de deugden te verkrijgen en daarmee gewapend te zijn tegen alle zonden – niet alleen de zonden waarin we reeds gevallen zijn maar ook die waarin we konden vallen. svgµ

Alle vermogens en neigingen van ons mens-zijn moeten we onderzoeken. De hogere vermogens van de mens zijn de wilskracht, het verstand en de herinnering. De lagere vermogens zijn daar nauw mee verwant: verbeeldingskracht, geheugen en fantasie.

Onze vijf zinnen, zijn onze vijf zintuigen, en datgene waar die ons naar doen neigen. Maar de schrijfster onderstreept dat ons onderzoek diep moet gaan, want zowel op inwendig als uitwendig vlak kan de zonde daarin schuil gaan.

Ze spreekt van een ijver die we aan de dag moeten leggen om de deugden te verkrijgen. Ze zijn eveneens een geschenk van God, dat ons wapent tegen alle zonden. Toch hebben we nog andere wapens ter onzer beschikking. Luisteren we nu naar wat volgt:

Nu moeten wij vooreerst gewapend zijn met waarachtig geloof, om vastbesloten in God te geloven en om alles waartoe men is verplicht voor waar te houden. De eerste zonde immers die ons eerste ouderpaar bedreef was onzekerheid van het geloof. Daarom zullen wij ons de 12 artikelen van het h. christelijk geloof inprenten tegen alle dwaling en ongeloof, en alles vastbesloten voor waar houden wat de universele, h. christelijke kerk gelooft. Vervolgens zullen wij de 10 geboden van God in ons koesteren, om God niet opnieuw ongehoorzaam te zijn. En tegen de 7 doodzonden de 7 gaven van de H. Geest, tegen de 6 zonden in de H. Geest de 7 sacramenten. Tegen de 9 vreemde zonden de 8 zaligsprekingen. En de 7 werken van barmhartigheid en de 12 vruchten van de H. Geest tegen alle zonden.

De laatste tijd zijn velen onder ons niet zeer vertrouwd met de artikelen van het h. christelijk geloof, de 10 geboden van God, de gaven van de H. Geest, de 7 sacramenten, de werken van barmhartigheid en de vruchten van de H. Geest. We kunnen ze hier jammergenoeg niet allen gaan uitspitten, maar wel uitnodigen om uw catechesemappen nog eens uit de kast te halen, of op internet eens na te vlooien waarmee we ons kunnen wapenen tegen het kwaad. Het kwaad namelijk dat ons leven grondig kan toetakelen, en waartegen we op de dag van ons doopsel beloofd hebben ons te zullen verzetten, en het zelfs niet in ons leven binnen te laten komen.

Als we dat doen, willen we vervolgens het voorbeeld van Jezus Christus volgen. Luisteren we maar naar wat volgt:

Dan zal een mens ook trachten gelijkvormig te worden aan het beeld van Christus. Maar om in staat te zijn daartoe te komen moet hij eerst wat kennis hebben van God, en hoe God in ons is. En daaruit komt kennis van onszelf voort. Vervolgens moet hij zijn geestelijk abc op de juiste wijze aanleren en kennen. Hij moet namelijk op de hoogte zijn van al zijn vermogens en neigingen, alsook van zijn geweten en zijn 5 zinnen, in- en uitwendig: samen vormen ze 24 letters waarmee men alle geestelijke en goddelijke dingen verstaat. Van deze letters moet men ook kennen en weten waar zij in de mens zijn en waartoe [89r] zij geschapen zijn, waarin zij ontrouw zijn geweest, waarin zij herschapen zijn en waarin zij staande blijven.

... daaruit komt kennis van onszelf voort. Vervolgens moet hij zijn geestelijk abc op de juiste wijze aanleren en kennen. Hij moet namelijk op de hoogte zijn van al zijn vermogens en neigingen, alsook van zijn geweten en zijn 5 zinnen, in- en uitwendig: samen vormen ze 24 letters waarmee men alle geestelijke en goddelijke dingen verstaat. svgµ

Laten we deze woorden nog een herbeluisteren in de vorm waarin onze anonieme auteur het heeft neergeschreven:

Ende dan sal een mensche daerna staen, dat hi medeformich worde den beelde Christi. Mer sal hi hiertoe comen connen, so moet hy eerste wat kennisse van God hebben ende hoe dat God in ons is. Ende hieruut coemt kennisse onsselfs. Ende daerna moet hi zijn geestelike a/b/ te recht leeren ende connen, dat is, hi moet kennen alle zijn crachten ende affectien ende zijn consciëncie ende zijn .v. sinnen inwendich ende uutwendich, dye te samen .xxiiii. letteren maken, daermen alle geestelijcke ende godlijcke dingen mede verstaet.

Het is allemaal goed en wel om al deze dingen op te sommen, maar hoe moet dat practisch in zijn werk gaan? Wie maakt ons daarin wegwijs? Heel wat zaken die ze opsomt zien er ons nogal duister uit. Het is raar dat ze van 24 letters spreekt die als het ware een alfabet vormen. Wij hebben meer dan 24 letters in ons alfabet, maar het Hebreeuws heeft er wel maar 24. Of dat nu al dan niet daar iets mee te maken heeft, is niet zo belangrijk. Het helpt ons niet veel vooruit om op dat spoor te gaan zoeken. Laten we veeleer verder lezen wat ze ons hierover nog te vertellen heeft:

De school waar men dit geestelijk abc moet leren bevindt zich in de grond van de ziel: hier woont in onze innerlijkheid de hemelse meester, de eeuwige Wijsheid; hier gaan alle doctors naar school die door de eeuwige Wijsheid onderwezen worden. Ze kunnen immers geen doctors in de godgeleerdheid worden als ze niet door de Geest van God zijn onderricht. In deze school leert men de juiste kennis om God te dienen en hem in geest en waarheid te aanbidden. En er wordt elke dag nieuwe kennis en innerlijkheid onderwezen. Ook al leefde men duizend jaar, men zou hier nog heel nieuwe waarheid opdoen. We zullen verlangen lang te leven zodat wij in staat zijn om onszelf te leren sterven op de goede manier, en om grondig te leren zien hoe wij volgens de goddelijke waarheid behoren te leven. Maar als wij dat nu niet leren, zullen wij in het vagevuur moeten branden tot wij het grondig weten.

De school waar men dit geestelijk abc moet leren bevindt zich in de grond van de ziel: hier woont in onze innerlijkheid de hemelse meester, de eeuwige Wijsheid; hier gaan alle doctors naar school die door de eeuwige Wijsheid onder- wezen worden. Ze kunnen immers geen doctors in de godgeleerdheid worden als ze niet door de Geest van God zijn onderricht. svgµ

Laten we nu niet verwonderd zijn dat hier sprake is van het vagevuur. De Kerk leert ons dat het een tijd en een plaats van zuivering is, waarin we de gelegenheid krijgen om ons verder te zuiveren en voor te bereiden om God op een juiste manier te kunnen ontmoeten. Het is eigenlijk geen straf, maar een genade, zodat we - als het ware - toch nog op de boot kunnen springen als die al vertrokken is. Toch is het beter om ons hier en nu reeds grondig te zuiveren met alle middelen die God ons heeft gegeven, zodat we die tijd van loutering niet meer nodig hebben en moeten doormaken.

We mogen niet denken dat we zware inspanningen moeten leveren om de weg van het ware leven te vinden. De leerschool moet je ook niet ver gaan zoeken, ze is eigenlijk in de grond van onze eigen ziel aanwezig. In deze school leer je God en jezelf terdege kennen, en hoe je God in geest en waarheid mag aanbidden en dienen. In die school zijn we trouwens nooit volleerd, zelfs al leefden we 1000 jaar, dan nog zouden we er steeds nieuwe dingen bijleren.

Laten we aangespoord door deze mooie tekst ons voornemen om deze inkeer in de grond van onze ziel vastberaden en terdege aan te pakken, wetende dat we dit alles verkrijgen door een eenvoudig naar binnen gekeerd leven, door liefdevolle aspiratie en door bidden. Laten we bidden dat God ons helpt om niet uit het oog te verliezen dat alle goeds en het invloeien van God van binnenuit komt en niet van buitenaf.

Ziezo, we zijn aan het einde gekomen van deze editie van Mystieke Lectuur. We hebben het hoofdstuk 6 en 7 volledig doorgenomen. Namelijk Over het tooien van die drie delen die in de mens tot eenheid moeten komen, en over de manier waarop wij de zonde zullen uittrekken en deugden planten.

Hoe wij God en onszelf leren kennen zullen we de volgende keer aanpakken.


De vertaling die ik gebruikte is van de hand van Pater Jos Alaerts. Later werd deze samen met Dirk Boone herzien en uitgegeven bij Averbode/Erasme in 2020.


Vergeet niet dat deze en andere edities, zowel als vele andere inspirerende mystieke teksten (en de nodige uitleg erbij), te vinden zijn via de website van de Vereniging zalige Jan van Ruusbroec. Met het korte adres: "jvr.4god.be" te schrijven in de adresbalk van je internet browser, kom je op de website terecht. De vier van 4god is het getal 4 en niet het woord vier voluit geschreven; het is te begrijpen in de zin van vieren in de gebiedende wijs. Ik herhaal het adres even: jvr.4god.be.

U kan ook steeds een hele reeks van de vroegere uitzendingen van "Mystieke Lectuur" herbeluisteren via internet. De webpagina "Mystieke Lectuur", die jullie vinden op website van Radio Maria geeft er toegang toe, alsook via de website van de Vereniging zalige Jan van Ruusbroec: "jvr.4god.be", door te klikken op de afbeelding van Mystieke Lectuur in de kantlijn.

Tot de volgende keer.

U luisterde naar het programma Mystieke Lectuur, waar we deze keer verder hebben gelezen uit de "Evangelische Peerle", een belangrijk werk in de christelijke spirituele literatuur.

Vorige Inhoud Volgende


Ende hier-ave comt ongheduer van minnen. Want dat uutvloyende gherinen Gods stoect ongheduer, ende eyscht ons werc, dat es : dat wij minnen die ewighe Minne. _-oOo-_ En hiervan komt het onstuimig ongeduld van minne. Het uitvloeiende aanroeren Gods verwekt ongedurigheid en vordert van ons werkzaamheid, nl. dat wij de eeuwige Minne beminnen.

Jan van Ruusbroec, VANDEN BLINCKENDEN STEEN, p.32, v13-16.

Hartelijk dank voor het bezoek aan onze webstek !

Wie het apostolaat van de vereniging op prijs stelt en wil steunen,
kan dit via een storting op haar bankrekening: BE63 0018 9649 6308

Onze website maakt geen gebruik van cookies, wij willen geen inbreuk doen op uw privacy.