De onuitsprekelijke zoetheid van het gelukzalige leven, het lezen zoekt het, de meditatie vindt het, het gebed vraagt het, de contemplatie smaakt het. Guigo de Kartuizer, De ladder van het Paradijs. |
vijfde zondag van de Vasten
Kort gezegd, Jezus verwoordt op deze zondag de logica van het Evangelie, de logica van Zijn eigen leven, de logica van ieder christenleven: "wie verliest, wint!" Dat zint ons helemaal niet, want
de natuur is sluw, en zij sleept er velen mee, zij verleidt en misleidt hen; en zij heeft nooit een ander doel dan zichzelf. Maar de genade gaat door in eenvoud, houdt zich ver van al wat kwaad lijkt en legt geen valstrik; zij doet alles zuiver en alleen voor God, in wie zij rust als in haar doel.
De natuur werkt voor eigen rekening en ziet het voordeel dat zij uit een ander zou kunnen halen; de genade echter kijkt eerder niet naar wat voor haar van nut en gepast zou kunnen zijn maar naar wat voor velen voordelig zou kunnen zijn. De natuur krijgt graag eer en respect, terwijl de genade iedere eer en alle glorie trouw toekent aan God.
De natuur vreest ontsteltenis en misprijzen; doch de genade verheugt zich beledigd te worden om de naam van Jezus (cfr Hand 5,41).
De natuur houdt van niets doen en van rust voor het lichaam, terwijl de genade niet ledig kan zijn, maar zich graag aan het werk zet.
De natuur wil opvallende en mooie dingen hebben, terwijl de genade genoegen heeft in eenvoudige en nederige dingen; grove dingen staan haar niet tegen en zij staat niet weigerachtig tegenover gedragen kleren.
De natuur interesseert zich voor tijdelijke waarden, zij verheugt zich in wat zij op aarde wint, zij is bedroefd om wat zij verliest en ergert zich over een kleine belediging. Maar de genade heeft aandacht voor de eeuwige waarden, zij hecht zich niet aan de tijdelijke, zij maakt zich geen zorgen om wat zij verliest en reageert niet op harde woorden, want zij heeft haar schat en haar vreugde in de hemel, waar niets vergaat.
De natuur handelt helemaal voor wat voor haar winst is en voordeel, zij kan niets belangloos doen maar wil vergoeding van haar weldaden, zij hoopt evenveel of meer te verkrijgen, of enige lof of gunst; en zij verlangt dat men veel belang hecht aan wat zij doet of geeft. Terwijl de genade niets tijdelijk zoekt en geen ander loon vraagt dan God alleen als beloning; en zij wenst geen andere noodzakelijke bezittingen hier beneden dan wat zal kunnen dienstbaar zijn om de hemelse te verkrijgen.
Dit is nog iets voor een klein of groot gewetensonderzoek!
Inderdaad, ik voel in mijn vlees de wet van de zonde die ingaat tegen de wet van mijn geest en die mij tot slavernij leidt door aan de zinnelijkheid te gehoorzamen op heel wat vlakken; en ik kan niet weerstaan aan mijn hartstochten als Uw heel heilige genade niet vurig in mijn hart wordt ingestort.
Één enkele oplossing:
God mijn Heer, Gij die mij naar Uw beeld en gelijkenis geschapen hebt, verleen mij deze genade waarvan U mij heeft laten zien hoe groot en noodzakelijk ze is voor het heil, zodat ik mijn natuur zou overwinnen die mij tot zonde en naar de ondergang leidt.
Thomas a Kempis, Navolging van Jezus Christus
Waar staan wij op onze boeteweg? En waar staan wij meer precies, op het einde van deze vasten, met de viering van het boetesacrament?
Echt geestelijke personen, levendig doordrongen van hun nietigheid, ellende en zwakheid, zijn niet ontmoedigd noch terneergeslagen, zelfs niet verwonderd over hun vallen. Zij leren zich daardoor beter kennen, zich steeds dieper vernederen, zich zo wantrouwen dat zij niets meer van zichzelf verhopen, om nog slechts hun vertrouwen te stellen in God alleen, niets anders verwachtend dan Zijn goedheid alleen.
Jean-Pierre de Caussade, Traité sur l’Oraison du Coeur (Verhandeling over het gebed van het hart)
Vier weken van vasten zullen ons bewust gemaakt hebben "van onze nietigheid, ellende en zwakheid" en nu rest ons "ons vertrouwen te stellen in God alleen, niets anders verwachtend dan Zijn goedheid". Dat was ongetwijfeld de zielentoestand van de zondares uit het Evangelie op het ogenblik dat Jezus haar redt van een dodelijke kastijding: belijdenis van de zonde en barmhartigheid van God zijn onafscheidelijk bij elke boetedoening.
Belijdenis van de zonde:
De zonde is alleen beschamend wanneer wij ze doen, maar eens bekeerd door belijdenis en boete, is zij eerbaar en heilzaam. Berouw en belijdenis zijn zo mooi en verspreiden zo een goede geur, dat zij de lelijkheid en de stank van de zonde verwijderen. Simon de melaatse zei dat Maria Magdalena een zondares was; maar Onze Lieve Heer zegt dat niet en spreekt nog slechts over de reukwaren die zij vergiet en de grootheid van haar liefde. Als wij heel nederig zijn, zal onze zonde ons oneindig mishagen omdat God erdoor beledigd wordt maar onszelf beschuldigen van onze zonde zal zoet en aangenaam voor ons zijn omdat God erdoor geëerd wordt: het is een soort opluchting aan de dokter goed uit te leggen welke ziekte ons kwelt.
Barmhartigheid van God:
Als je bij je geestelijke vader bent gekomen, beeld je dan in op de Kalvarieberg te zijn aan de voeten van de gekruisigde Jezus Christus, van wie het kostbare Bloed van overal stroomt om je te wassen van je ongerechtigheden; want al is het strikt genomen niet het Bloed van de Verlosser, het is niettemin de verdienste van Zijn vergoten Bloed dat de boetelingen rond de biechtstoelen overvloedig bevloeit. Open dus goed je hart om er de zonden te laten uitkomen door de biecht; want in de mate dat zij eruit komen, zal de kostbare verdienste van het goddelijke Lijden er binnengaan om het met zegen te vervullen.
Heilige Franciscus van Sales, Introduction à la vie dévote (Inleiding tot het devote leven)//
En nu, "ga heen en zondig van nu af niet meer!"
Verheffen wij na ons vallen, onmiddellijk de moed en hoop bij het zien van een God die machtig en barmhartig genoeg is om ons zelfs te midden van ons vallen, de kostbare schat te laten vinden van de ware nederigheid, die het fundament en de behoedster is van alle deugden, met een volledig wantrouwen van onszelf en een volmaakt vertrouwen op God - de twee polen van het geestelijke leven.
Jean-Pierre de Caussade, Traité sur l’Oraison du Coeur
De heilige Augustinus zegt ons dat de grootheid van Maria niet zozeer is dat Zij de Moeder van God was - wat niet van Haar afhing - dan dat Zij ten volle Zijn leerlinge geweest is. Zo biedt het hoogfeest van de heilige Jozef dat wij vandaag vieren, het portret van de leerling die wij in deze vastentijd proberen te worden.
Vooreerst is aanvaarding van Gods wil het voetstuk van ieder mogelijk christenleven:
Al telde hij koningen onder zijn voorvaders en al stamde hij van deze vorsten af, die God zelf op de troon geplaatst had, toch leidt Jozef zonder er zich over te beklagen, een laag en onaanzienlijk bestaan en vraagt hij geen andere weg dan degene die voor hem gebaand werd. Armoede leek hem niet beschamend wanneer het God is die ze heeft toegelaten. Het werk van zijn handen was voor hem voldoende om voor God een leven te leiden dat Deze voor hem bestemd had om Hem te dienen, en hij beschouwde in zijn levensstaat niet de omwentelingen van een wonderlijke bestemming, maar de beschikkingen van een wijze en aanbiddelijke Voorzienigheid.
Esprit Fléchier, Panégyrique de Saint Joseph (Lofrede op de heilige Jozef)
De nederigheid van Jozef is vervolgens het voetstuk van iedere mogelijke heiligheid:
Trouwens, Jozef betekende niets in Nazareth, en Nazareth betekende op zich al zo weinig. Hij had er geen enkele bevoegdheid; en naast het feit dat hij zijn omgeving voortdurend stichtte, had hij er geen enkele functie. Hij ging helemaal niet door voor een belezen iemand, nog minder voor een geleerde en heel waarschijnlijk was hij als mens noch het ene noch het andere. Omdat hij wijs, discreet en goed was, werd hem hooguit soms verdriet toevertrouwd of werd hem raad gevraagd. Kortom, je merkt dat hij in de volle zin van het woord een discrete man uit het volk was en onopvallend. Maar hoe beviel hem die onopvallendheid! Hoeveel rust vond zijn ziel daarin en hoeveel heerlijke genoegens, zijn hart! Wanneer hij er tenminste aan dacht; want dikwijls, meestal, dacht hij daar zelfs niet aan.
Charles Gay, Sermon pour la fête de St. Joseph
Ten slotte beleefde Jozef de liefde voor de Maagd Maria tot het uiterste, anders zou men nooit christen kunnen zijn:
De heilige Jozef, die gelukkiger was dan andere mannen, verenigde zich door de Maagd Maria met God; door zijn bruid te beminnen, hield hij van de Moeder van zijn God. Hij zag in Haar alleen wat hem aan vroomheid inspireerde. Haar woorden verhieven hem tot God, Haar blik heiligde zijn hart, Haar matigheid regelde al zijn handelingen, en Haar schoonheid wekte door een eeuwigdurend wonder alleen maar kuise gedachten in zijn geest: de schoonheid van de Maagd Maria, die nooit met de zonde onderhandeld heeft, was op een gelukkige manier vermengd met de genade, liet eerbied na, inspireerde schroom, verspreidde ik weet niet welke invloed van heiligheid, wekte kuise verlangens op, en zuiverde de ogen van wie naar Haar keek, bracht de gedachten die men op Haar had kunnen laten rusten terug bij God.
Esprit Fléchier, Panégyrique de Saint Joseph (Lofrede op de heilige Jozef)
Het lijkt een tegenstelling en toch is het waar, het is de meest juiste waarheid, dat van al degenen die God dienen, zij het meest vrij zijn, en zelfs de enigen die echt vrij zijn, die zich in alles laten leiden door de geest van God, en die de heilige Paulus om die reden kinderen van God noemt.
Ware vrijheid is de bekwaamheid te doen wat men wil, wat veel meer is dan doen waarin men zin heeft, en wat neerkomt op eender wat te doen. Zijn goesting volgen, is afzien van te willen: een dier volgt zijn goestingen, de mens wil wat hij doet, en hij wil door de beslissing van zijn verstand. De rede is het goddelijke in ons, de Griekse logos die ook het Woord van God is, en die ons met Jezus associeert. Leven volgens zijn verstand, is leven als kind van God, leven volgens zijn goestingen is terugvallen op het dierlijke: "De mens blijft in zijn rijkdom niet wonen: als een stom beest komt hij aan zijn eind." (Ps 49,13).
De meesten van hen die oprecht christen zijn, doch zwak en laf in de uitoefening van hun plicht, zijn niet vrij. De gelegenheden slepen hen mee; zij bezwijken voor de minste bekoring; menselijk opzicht beheerst hen; zij willen het goede en duizend hindernissen leiden hen daarvan af; zij hebben een afkeer van de zonde en hebben de kracht niet ervan weg te gaan. Wel, het is geen vrijheid het goede dat men wil, niet te doen en het kwaad dat men niet wil, wel te doen.
Hoe overgaan van goesting en verslaving, naar rede en vrijheid?
Wat is dan nodig opdat de mens deze onvolmaaktheid van zijn vrijheid zou corrigeren en om de vrijheid van God zo veel mogelijk te benaderen? Hij moet tot God bidden dat Hij hem zou leiden bij de keuze van zijn handelingen, dat hij de stem van de genade in zich zou horen, dat hij ze zou volgen en er zich aan zou overgeven. Op die manier doet hij wat God wil; hij doet wat God hem ingeeft; hij wapent zich tegen ieder verkeerd gebruik van zijn vrijheid.
Dan voelt men zich werkelijk helemaal onafhankelijk van al wat God niet is, en geniet men heerlijk van de vrijheid van Zijn kinderen. Men heeft medelijden met de ellendige slaven van de wereld; men prijst zich gelukkig met hun ketens gebroken te hebben. Rustig op de oever, ziet men hen meegesleurd door de hoge golven van die zee vol ongerechtigheid, bewogen door duizend winden uit alle richtingen, en altijd op het punt schade te lijden door de storm. Men geniet een diepe rust, men is meester van zijn verlangens, men is meester van zijn daden, omdat wat men wil doen wat men doet. Wat is dan vrij zijn, tenzij het zijn zelf?
Er is meer, men is vrij ten opzichte van zichzelf; men is niet meer afhankelijk van zijn verbeelding noch van de onstandvastigheid van zijn wil; men is standvastig en onwrikbaar in zijn besluit, vast in zijn gedachten, beslist in zijn principes, geregeld in al zijn handelingen.
Jean-Nicolas Grou, Manuel des âmes intérieures
Christenen, wij eisen op zonen van Abraham te zijn; en aan ons evenals aan Abraham, vraagt God slechts één ding: het meest absolute vertrouwen in Zijn beloften.
Men moet het geloof van Abraham navolgen en altijd op weg gaan zonder te weten waarheen. Men loopt slechts verkeerd als men een doel naar eigen keuze voor ogen houdt. Wie alleen de wil van God wil, vindt haar overal, waar de Voorzienigheid hem ook brengt, en bijgevolg loopt hij nooit verkeerd. De rechte weg is die van de zelfverloochening, opdat God alleen alles zou zijn, en wij niets. Ik hoop dat Hij die de kleine vogels voedt, zorg zal dragen voor u. Gelukkig degene die zoals Jezus Christus niets heeft om zijn hoofd op te leggen! Als men zich overgeleverd heeft aan de inwendige armoede, moet men dan de uitwendige vrezen? Wees trouw aan God en God zal trouw zijn aan Zijn beloften.
François de La Mothe-Fénelon, Lettre 183
Doch, er zijn dagen waarop God ons schijnbaar het onmogelijke vraagt, zoals Hij aan Abraham vroeg Hem zijn zoon te offeren. Moeten er grenzen zijn aan ons geloof?
Arme Isaak, troost u! Het brandhout dat voor u klaargemaakt wordt, wordt gelegd door Degene die u het leven gaf. Die gewapende hand, dat besluit u te doden, heel die menselijke voorbereiding, al die bloedige beschikkingen, moeten op uw ziel niet zo veel indruk maken uit vrees en ontsteltenis; bedenk eerder dat gij de zoon van Abraham bent en dat hij uw vader is.
Een goede vader zou slechts gedachten van liefde en weldaden voor zijn dierbaar kind kunnen hebben. Isaak, kijk naar het hart van Abraham en wend uw ogen af van zijn arm! Bewonder het gewicht van de liefde en wees niet bang van de zware slag.
Kijk dus niet, o diepbedroefd kind, naar uw rampzalig avontuur, noch naar de netten en strikken waarin ge gevangen zit. Kijk naar uw vader en laat hem doen. Wacht rustig de uitwerking af van zijn welgevallen. Moge zijn wil u genoeg zijn, aangezien hij niet anders dan heel goed kan zijn, want het is de wil van een heel goede vader voor een heel goede zoon.
Louis Chardon, La Croix de Jésus (Het kruis van Jezus)
En indien Abraham niet gehoorzaamd had, zou de heilsgeschiedenis gestopt zijn en zouden wij niet verlost zijn:
Zoals Abraham een zoon had in zijn ouderdom, zo moest Christus komen in de ouderdom van de wereld: op het ogenblik waarop alles veroudert, verjongt Hij u. De schepping, de kosmos, al wat vergankelijk is, ging zijn ondergang tegemoet, en de rampen konden alleen maar toenemen; dan is Hij u komen troosten te midden van die pijnen en u een eeuwige rust komen beloven. Hoed u, u te willen vastklampen aan deze oude wereld en niet te willen verjongen in Christus, Hij die u zegt: de wereld gaat voorbij, de wereld veroudert, de wereld verdwijnt, de wereld raakt buiten adem door de leeftijd, maar wees voor niets bang, uw jeugd zal zich vernieuwen zoals die van de adelaar.
Heilige Augustinus, Homilie 81
(Vlees derven - in de bisdommen waar dit van toepassing is)
Wat is er storend aan Jezus? Het proces van Jezus stapelt de voorwendsels op om Hem te veroordelen: rivaal van Caesar, opstandeling, godslasteraar, slechte relaties, enz. Wat in Jezus eigenlijk onverdraaglijk is, is wat Adam en Eva ook niet verdroegen: dat God en de mens slechts één zijn, dat God onze Vader is en wij Zijn kinderen, dat wij naar Gods beeld en gelijkenis zijn. Dat is allemaal onverdraaglijk omdat het onze ideeën en ons gedrag te veel overhoop haalt: wij zouden ons moeten bekeren.
Zolang wij hier beneden zijn, is het enige verlangen van God in ons hart te komen en er te heersen, doch niet voor Zijn eigen geluk: wat heeft Hij van ons nodig om gelukkig te zijn? maar voor ons geluk, niet alleen in de eeuwigheid maar al van in dit leven; want het is zeker, zowel gezien vanuit het verstand als het geloof en de ervaring, dat er buiten God voor de mens geen geluk bestaat.
Wat doet God om ons dat geluk te geven? Hij staat onophoudelijk aan de deur van ons hart: Hij klopt aan met inzichten, goede ingevingen, wroeging, opdat wij het goede zoeken en het kwade vluchten. Indien wij aandachtig waren, indien wij ons dikwijls zouden inkeren, zouden wij merken dat Hij daar ieder ogenblik aanklopt en dat als wij Hem niet horen, het is omdat wij ons niet in staat stellen Hem te horen.
Wanneer iemand tenslotte de deur opent nadat Hij langer of korter aangeklopt heeft, komt God binnen; Hij neemt bezit van het hart: Hij vestigt er Zijn Rijk en gaat er niet meer weg tenzij men Hem verjaagt. Hij komt geestdriftig binnen, met een vreugde die haar gelijke niet heeft: Hij komt binnen met alle schatten van Zijn genaden, vastbesloten om ze mateloos aan de ziel mee te delen, als zij even trouw is als Hij vrijgevig is.
Jean-Nicolas Grou, Manuel des âmes intérieures
Ons bekeren? Daar dient de vasten voor:
Zucht en beklaag u dat je nog zo lichamelijk en werelds bent; zo weinig verstorven wat de hartstochten betreft en zo geneigd naar verkeerde verlangens; zo weinig waakzaam wat de zintuigen betreft, zo dikwijls in de ban van je zinloze verbeelding; zo vlug om te verslappen en om je te ontspannen, zo lui voor een inspanning en vroomheid ; zo nieuwsgierig naar nieuws en wat aangenaam is om zien, zo traag om van nederigheid en vernedering te houden; zo gretig om te bezitten, zo gierig om te geven, zo hard om voor jezelf te houden; zo lichtvaardig in het spreken, zo weinig ingekeerd voor stilte; zo gul om te eten, zo doof voor het Woord van God; zo vlug om te rusten, zo traag om te werken; zo aandachtig voor futiliteiten, zo verstrooid tijdens godsdienstoefeningen; zo gehaast om aan te komen, zo nalatig bij het wachten; zo gemakkelijk verstrooid, zo zelden ingetogen; zo vlug kwaad, zo weinig bezorgd voor de anderen; zo geneigd tot oordelen, zo heftig om je te verdedigen; zo blij als alles goed gaat, zo zwak als alles slecht gaat; zo dikwijls vol van mooie beloften, die echter zelden daden worden.
Thomas a Kempis, Imitation de Jésus-Christ
Ongerechtigheid is te verkiezen boven wanorde: hoeveel onrechtvaardige wetten, compromissen met ons geweten, slachtoffers over wie niet gesproken wordt, ellende die wij zouden kunnen verlichten ... en wij verkiezen het hoofd te draaien en de andere kant op te kijken. Kortom, hoeveel lafheid in ons leven! Morgen zal het feest van Palmzondag ons Jezus tonen die door de menigte toegejuicht wordt, en vrijdag zullen dezelfde mensen Zijn dood opeisen. Met hetzelfde goede geweten.
Wel! Laten wij ons goed geweten onderzoeken, niet om te doen alsof men fouten rechttrekt of mee te doen met de mode van de schuld op zich te nemen, maar om de lafheden in ons leven op te sporen die hetzelfde zijn als het plegen van verraad tegenover Christus.
Lafhartige en onwaardige christenen, door u is het christendom verachtelijk en miskend; door u wordt de naam van God gelasterd bij de heidenen; jullie zijn niet méér dan een steen des aanstoots aan de deur van Gods huis om degenen die Jezus Christus komen zoeken, te doen vallen! Maar wie zal een einde kunnen maken aan de schade aan onze kerken, en de waarheid weer overeind zetten die op openbare plaatsen met de voeten getreden wordt? Hoogmoed heeft de dijken doen breken en gronden onder water gezet; alles is in verwarring gebracht; pracht en praal noemt zich beleefdheid; de meest dwaze verwaandheid, fatsoen; de dwazen slepen de wijzen mee en maken hen aan zich gelijk; de mode die zo duur is door haar veranderlijkheid en wispelturige overdrijvingen, is een tirannieke wet waarvoor men alle andere opoffert.
Eenvoud, bescheidenheid, soberheid, de rechtschapenheid van onze vaderen, hun onschuld, hun schroom, gaan door voor strikte en strenge deugden uit een te onbeschaafde tijd. Onder het voorwendsel van comfort is men slap geworden ter wille van zinnelijk genot en verhard voor deugd en eer. Dagelijks en in het oneindige vindt men nieuwe behoeften uit om de meest verfoeilijke hartstochten te rechtvaardigen.
Is dat dan christen zijn? Laat ons elders heen gaan, waar we niet meer gedwongen worden zulke leerlingen van Jezus Christus te zien! Oh, Evangelie! Is het dat wat u leert?
François de La Mothe-Fénelon, Sermon pour l’Épiphanie (Homilie voor de Openbaring des Heren)
Deze vasten die ten einde loopt, zal ons misschien de ogen geopend hebben voor heel wat lafheid in ons leven; men kan niet eindeloos akkoord gaan met iedereen, christen zijn wanneer het niet stoort en heiden voor de rest van de tijd.
Waarom stemmen wij ons niet overeen met onze heilige roeping? Waarom zo vasthouden aan de wereld? Waarom haar niet verlaten, tenminste wat onze genegenheid voor haar betreft, en minachten wat zij hoogacht, hoogachten wat zij minacht, haten wat zij bemint en beminnen wat zij haat? Waarom na zoveel aansporingen van de genade, nog luisteren naar de lafheid die ons weerhoudt, de wisselvalligheid die verandert, de luiheid die zich niet wil hinderen en de eigenliefde die zich verafgoodt?
André Hamon, Méditation pour l’Épiphanie
Jezus wordt toegejuicht door dezelfde mensen die enkele dagen later Zijn dood zullen opeisen; ons christenleven juicht Jezus toe en onze zonden doen Hem sterven. Het lijden van Jezus staat in deze tegenstelling die eigen is aan heel de heilsgeschiedenis, en daarenboven aan heel de mensheid. De Goede Week vieren veronderstelt dat men zich erkent als acteur van dit drama:
Kom, laat ons samen de Olijfberg beklimmen; laat ons Christus tegemoet gaan. Hij keert vandaag uit Bethanië terug en gaat geheel vrijwillig Zijn heilig en gelukzalig lijden tegemoet om het mysterie van ons heil te voltooien. Laten wij degenen die Hem voorgingen, nadoen. Laat ons niet, zoals zij, olijftakken op Zijn weg uitspreiden, kleren of palmtakken. Wij zijn het, die ons voor Hem moeten verlagen, zoveel wij kunnen, door nederigheid van hart en rechtschapenheid van geest, om het Woord te ontvangen dat komt, zodat God plaats in ons vindt, Hij die door niets kan bevat worden.
Zo zullen wij de weg naar Christus voorbereiden: wij zullen geen kleren of zielloze takken uitspreiden, boomtakken die weldra gaan verwelken en die de blik slechts korte tijd verheugen. Onze kleren, dat is Zijn genade of eerder Hij helemaal met wie wij ons bekleden: "U allen die het doopsel met Christus verenigd heeft, u heeft u met Christus bekleed." Het zijn wijzelf die ons als kleren onder Zijn voetstappen moeten uitspreiden. Door onze zonde waren wij eerst "rood als purper" maar het doopsel van heil heeft ons gereinigd en wij zijn daarna "wit als wol" geworden. In de plaats van palmtakken, moeten de trofeeën van de overwinning gegeven worden aan Hem die over de dood gezegevierd heeft. Ook wij zeggen op deze dag, met de kinderen die met palmtakken zwaaien die ons leven symboliseren: "Gezegend de Komende in de naam des Heren!"
Heilige Andreas van Kreta, Homilie voor Palmzondag
Wij zullen Jezus deze week stap voor stap volgen. Maar in welke gesteltenis van hart en geest?
Moeten wij een louter affectieve liefde voelen voor Onze Lieve Heer op het kruis? Moeten wij wenen uit medelijden? Oh nee, de Verlosser vraagt van ons niet alleen een affectieve liefde die ons tranen laat storten of die ons zoveel verlangens geeft die echter geen uitwerking hebben – de hel is vol van die verlangens! IJdel zijn die gevoeligheden, die wij nochtans zouden willen hebben alsof ons welzijn ervan afhing; ze moeten noch verlangd noch gezocht worden. Dat is voor zwakke geesten die van gevoelens afhangen en gewoonlijk slechts dienen om onze tijd te verliezen. Het is effectieve liefde die Onze Lieve Heer vraagt en het is deze liefde die Hij ons samen met de affectieve liefde getoond heeft op het kruis, beide liefdes met elkaar verenigend.
Heilige Franciscus van Sales, Homilie van 28 maart 1614