De onuitsprekelijke zoetheid van het gelukzalige leven, het lezen zoekt het, de meditatie vindt het, het gebed vraagt het, de contemplatie smaakt het.


Guigo de Kartuizer, De ladder van het Paradijs.

Korte inleiding in teksten van Ruusbroec de Wonderbare

In elk mens werkt de genade Gods naar ieders ontvankelijkheid

Mystiekers, ervaringsdeskundigen aan het woord

Even proeven van de Spirituele rijkdom van weleer


Kennismaking 24

Dat het bestaan van God buiten kijf staat, en niet in vraag wordt gesteld, zien we bij onze wonderbare mystieke auteur Jan van Ruusbroec heel duidelijk in volgende tekst. "Bijgevolg moeten wij ten eerste onze blik op God richten en zien hoe Hij uit vrije goedheid alle mensen zonder onderscheid, zowel goede als kwade, niemand uitgezonderd, tot de ening (=sterke vereniging) met Hem roept en uitnodigt. Ten tweede moeten wij beschouwen hoe de goedheid Gods uitvloeit in alle mensen, die Gods roep beantwoorden. Ten derde moeten wij klaar en duidelijk in onszelf ondervinden en begrijpen, dat wij één leven en één geest met God kunnen worden als wij onszelf op alle gebied verzaken en de genade Gods involgen tot in het hoogste waar zij ons brengen wil; want de genade Gods werkt ordelijk in elke mens, naar de mate en de wijze van zijn ontvankelijkheid."

God nodigt dus iedere mens zonder onderscheid uit tot die sterke liefdesrelatie met Hem. Maar als we aan Gods roep beantwoorden, dan kan Hij zijn goedheid niet indijken. En zelfs dat is niet alles! Zoals we reeds in het staartje van deze passage en in het vorige penseeltje reeds een voorsmaak van hebben gekregen, beperkt het zich geenszins tot een handel van genadegaven, maar heeft het alles tot doel om "één leven en één geest met God" te worden. Maar "om Gods genade in te volgen tot in het hoogste waar zij ons brengen wil", moeten we "op alle gebied aan onszelf verzaken".

Dat laatste vinden de meesten onder ons er jammer genoeg teveel aan... En toch is die houding maar heel normaal. Als wij alles van God hebben gekregen voor we er ons van bewust waren, en dat we nog zeer weinig bewust zijn van alles wat Hij voor ons doet om ons het leven mogelijk te maken en ons in leven te houden, waarom kunnen we dan niet veel beter alles verder in vertrouwen aan Hem overlaten? Hij heeft ons immers uit het Niet geschapen, en weet beter dan wij wat we nodig hebben. Ruusbroec spreekt ons over dit basisvertrouwen en deze fundamentele overgave. Begrijp hem echter wel goed! Dat vertrouwen en die overgave doet niets af van onze eigen verantwoordelijkheid die we als mens in deze wereld dragen. Maar daarbij moeten we het niet egoïstisch voor onszelf doen, maar uit liefde tot God en tot onze naaste.

Vorige Inhoud Volgende


Ende hier-ave comt ongheduer van minnen. Want dat uutvloyende gherinen Gods stoect ongheduer, ende eyscht ons werc, dat es : dat wij minnen die ewighe Minne. _-oOo-_ En hiervan komt het onstuimig ongeduld van minne. Het uitvloeiende aanroeren Gods verwekt ongedurigheid en vordert van ons werkzaamheid, nl. dat wij de eeuwige Minne beminnen.

Jan van Ruusbroec, VANDEN BLINCKENDEN STEEN, p.32, v13-16.

Hartelijk dank voor het bezoek aan onze webstek !

Wie het apostolaat van de vereniging op prijs stelt en wil steunen,
kan dit via een storting op haar bankrekening: BE63 0018 9649 6308

Onze website maakt geen gebruik van cookies, wij willen geen inbreuk doen op uw privacy.