De onuitsprekelijke zoetheid van het gelukzalige leven, het lezen zoekt het, de meditatie vindt het, het gebed vraagt het, de contemplatie smaakt het. Guigo de Kartuizer, De ladder van het Paradijs. |
Mystiekers, ervaringsdeskundigen aan het woord
Men zal het wellicht niet verwacht hebben, maar Ruusbroec was zeer kritisch voor de lauwheid van de christenen van zijn tijd, en klaagt die ook aan. Men verwacht wellicht van een mystieker om met zijn neus in de wolken te zitten, en niet te zien wat er hier op aarde gebeurt. Niets is minder waar. Ruusbroec ziet heel scherp de mooie kanten van het leven, maar hij schijnt met de ogen van God de mensen in hun zwakheid en zondigheid goed te doorzien. Voornamelijk in het boek "Van het geestelijke tabernakel", het lijvigste werk dat hij schreef, geeft hij een eerder lange en scherpe aanklacht tegen deze misbruiken van de mensen in het algemeen, maar ook van velen binnen de Kerk. Neen, hij hekelt niet alleen de mensen die leiding geven. Op elk niveau ziet hij dat mensen niet Gods wil behartigen zoals Jezus en zijn apostelen dat hebben voorgeleefd.
Over de aantrekkingskracht van het aardse goed op alle mensen schrijft Ruusbroec het volgende:
"Alle dieren die onder de aarde wonen, zoals muizen en mollen, waren onrein in de ogen van de joden en zij mochten die niet eten. Deze dieren zijn voor ons het symbool van rijke en hebzuchtige vrekken. Want zulke mensen zijn bedolven onder aardse goederen en zoals de mollen hebben zij wel goede oren, maar hun ogen zijn stekeblind. Zij komen wel de mis volgen, de sermoenen beluisteren en het woord Gods aanhoren, maar ze willen niet begrijpen dat men tijdelijke dingen versmaden moet om de eeuwige te verkrijgen. Aldus is hun gezicht volkomen blind." Maar toch schijnen ze niet geheel blind te zijn, want "Wat ze wel zien, is dat heel de wereld buigt voor het aardse goed: paus en bisschoppen, priesters en prelaten. Wereldlijke en geestelijke heren buigen allen de knie voor het wereldse goed..." En doordat de rijken alles verkrijgen door het geld, ook in de Kerk, "krijgen ze een vermetel vertrouwen, beginnen hard te wroeten en maakt grote hopen van aards goed, zoals mollen plegen te doen..."
Het besluit van Ruusbroec is dan ook streng: "Maar is hij in ongerechtigheid gestorven, dan kunnen alle levenden samen hem niet redden uit de pijnen van de hel. Gaf men dan al zijn bezittingen aan de armen, het zou hem geen zier baten." Maar ook hier moedigt de wonderbare ons niet aan om te oordelen over anderen. "Daarom moet iedereen zijn eigen leefwijze onderzoeken en orde op zaken zetten, zolang hem daartoe de tijd wordt gegund."
Vorige | Inhoud | Volgende |
| |||
Jan van Ruusbroec, VANDEN BLINCKENDEN STEEN, p.32, v13-16.
| |||
Hartelijk dank voor het bezoek aan onze webstek !
Wie het apostolaat van de vereniging op prijs stelt en wil steunen, Onze website maakt geen gebruik van cookies, wij willen geen inbreuk doen op uw privacy.
|