De onuitsprekelijke zoetheid van het gelukzalige leven, het lezen zoekt het, de meditatie vindt het, het gebed vraagt het, de contemplatie smaakt het. Guigo de Kartuizer, De ladder van het Paradijs. |
Eerste editie
Je kan de uitzending via deze webpagina van Radio Maria herbeluisteren.
Je zal een keuze moeten maken voor een van de uitzendingen,
en na een korte omschrijving vind je onderaan op die pagina
de mogelijkheid om de podcast te herbeluisteren.
Beste luisteraars. Welkom op deze uitzending van Radio Maria. In deze uitzendingen zetten we de relatie die we hebben tot God in de aandacht. God is Iemand met wie wij interageren.
Als je een beetje vertrouwd bent met de Bijbel, is de Bergrede bij Matteus u wellicht niet onbekend, waar Jezus het volgende zegt: "Maar als je bidt, ga dan je binnenkamer in, doe de deur dicht, bid tot je Vader, die in het verborgene is; en je Vader, die in het verborgene ziet, zal het je lonen" (Mt. 6, 5). Van Jezus zelf getuigen de evangelisten dat Hij zich terugtrok op een eenzame plaats, en daar meestal lange tijd bleef bidden.
Op een andere plaats, een beetje verder in de bergrede zegt Jezus: Gaat binnen door de nauwe poort; want de weg die naar de ondergang voert is wijd en breed, en velen zijn er die hem inslaan. Hoe nauw toch is de poort en hoe smal de weg die voert naar het leven, en weinigen zijn er die hem vinden. (Mt. 7, 13-14)
Deze weg is smal, en de poort is nauw, en toch is hij niet onbereikbaar voor ons. Zelfs als hij door weinigen gevonden wordt, is die voor niemand onbereikbaar. We zoeken echter op de verkeerde manier, ja we zoeken langs de verkeerde kant.
We zouden kunnen zeggen dat we het in deze catecheses gaan hebben over het gebed. Want dat is eigenlijk die weg die leidt tot de verbondenheid met God die ons roept.
We willen tijdens deze catechetische momenten in het bijzonder tijd nemen om sterke teksten van onze rijke Christelijke traditie te lezen. Deze teksten handelen heel speciaal over het innerlijk leven, een leven in verbondenheid met God. Ze handelen m.a.w. over ons geestelijk of spiritueel leven.
Doorgaans hebben we de neiging om vooral commentaren te gelezen over Kerkvaders, Heiligen en mystiekers, maar zelden nemen we de teksten van henzelf ter hand. Veelal hebben we schrik dat we niet zullen begrijpen wat ze eigenlijk willen zeggen. Toch hoeven we daar echt niet bang voor te zijn.
Het is waar dat we deze literatuur moeten leren lezen. Het is niet voldoende van geletterde mensen te zijn om deze teksten echt te begrijpen. Maar jullie kennen zeker het gezegde: "Al doende leert men". Om te leren zwemmen moet men in het water springen, in theorie leert men het nooit... Bij deze teksten moeten we hetzelfde doen. We moeten ze beginnen te lezen om erin thuis te komen.
We moeten bidden dat de heilige Geest ons wil verlichten en er ook op vertrouwen dat Hij ons geschonken is van Godswege, en dat Hij ons wil helpen om te komen tot de volheid van de kennis zoals de brief aan de Efeziers zo mooi zegt: Moogt gij in staat zijn met alle heiligen te vatten, wat de breedte en lengte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die alle kennis te boven gaat. Moogt gij de volheid bereikten die de volheid van God zelf is. (Ef. 3, 18-19)
Er is een groeiproces, waardoor we veelal niet onmiddelijk doordringen tot de volheid ervan, maar als we ons erop toeleggen in geloof, hoop en liefde, dan komen we door Gods genade stilaan tot die volheid.
In zijn afscheidsrede spreekt Jezus meerdere malen over de heilige Geest, de Helper, die nà zijn heengaan zal komen om ons verder te onderrichten en te begeleiden. Luisteren we naar wat Jezus daar op het hart drukt van zijn Apostelen: "Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het nu niet verdragen. Wanneer Hij echter komt, de Geest der waarheid, zal Hij u tot de volle waarheid brengen; Hij zal niet uit zichzelf spreken, maar spreken al wat Hij hoort en u de komende dingen aankondigen (Joh. 16, 12-13).
Met deze belofte mogen we zeker zijn dat we geholpen zullen worden op deze onderneming, om dieper door te dringen in het mysterie van Gods onbegrijpelijke, overgrote liefde voor ons.
We hebben allemaal wel al gehoord van Sint-Augustinus(354-430). Hij werd geboren in 354 als zoon van een heidense vader en van de vrome heilige Monica (die heel hard heeft gebeden voor zijn bekering). Hij was een berber uit het huidige Algerije, en thevens de beroemdste, meest gelezen en meest becommentarieerde Kerkvader van de Latijnse Kerk. Na een stormachtige jeugd en een voorstreffelijke opleiding van retor in het laat-Romeinse Rijk, bekeerde hij zich in 386 (op +/- 32 jarige leeftijd) (door de prediking van Sint-Ambrosius). In het jaar 395 (als hij +/- 41 jaar oud is) wordt hij bisschop van Hippo. Zijn immens oeuvre - geschreven op het moment dat de invallen van de barbaren het einde van de Oudheid betekenen - luidt de Middeleeuwen in en zal de westerse theologie en spiritualiteit beheersen.
Augustinus heeft ook dingen gezegd en geschreven waarmee we onze binnenkamer beter kunnen begrijpen. Hij zei dat het verlangen naar God het diepste verlangen is in het mensenhart. God zelf heeft het in ons gelegd. Luisteren we hoe Sint Augustinus van Hippo het op een heel bevattelijke manier heeft verwoord: "Gij hebt ons naar U toe geschapen en onrustig is ons hart tot wij in U geborgen zijn."
Ook schreef Sint-Augustinus in zijn beroemde "Belijdenissen" (boek X, XXVII,38): "Laat heb ik jou liefgehad, o schoonheid, zo oud en zo nieuw, laat heb ik jou liefgehad. Je was binnen en ik was buiten; en daar zocht ik je, en ik rende, wanstaltig als ik was, op de schone dingen af die door jou gemaakt zijn. Je was bij mij, maar ik niet bij jou. Ik werd ver van je gehouden door dingen die niet hadden bestaan als ze niet in jou hadden bestaan."
"Jij was binnen en ik was buiten, en daar zocht ik je... Je was bij mij, maar ik niet bij jou." - Hoe waar is dat niet voor elke mens. Hoeveel meer kans bestaat er niet voor ons, om (met alle mogelijkheden en middelen die wij ter onzer beschikking hebben) met alle schone dingen die God gemaakt heeft, onszelf te verliezen en voorbij te rennen aan onszelf, en daardoor ook aan Hem die dit alles heeft gemaakt.
Bij dit aspect van ons Christelijk spiritueel leven dat niet aan de buitenkant te vinden is, maar in het diepste van ons hart, zou ik een tekst van de anonyme auteur van De Evangelische Peerle bij laten aansluiten.
Deze auteur heeft heel veel mooie dingen geschreven. Een uitgave van haar hoofdwerk, De Evangelische Peerel is aan een heruitgave toe. De Jezuiet Pater Jos Alaerts heeft zich de laatste tijd toegewijd om dit naar het hedendaags Nederlands te vertalen. Deze vertaling zal normaal kortelings verschijnen.
De anonieme auteur spreekt in het 45e hoofdstuk van het tweede deel van De Evangelische Peerel over een verborgen wegje, waarvoor zovele mensen ver lopen zoals Sint-Augustinus gedaan had, tot hij ontdekte dat hij niet naar buiten moest kijken maar naar binnen.
"Wie immers vanbinnen kan wonen en in staat is aan de dingen van buiten geen belang te hechten, die zoekt niet naar tijd of plaats, naar het hebben van vrome oefening of vrije inkeer; hij ziet de hele tijd met de innerlijke ogen van het hart de God der Goden in Sion. En in die innerlijke, eenvoudige inkeer vindt men het verborgen wegje waarvoor zo menig mens ver loopt. Daar wordt de rijke schat verkregen waarvoor menigeen zware en harde boetedoening verricht. En daar wordt de edele en vrije wetenschap van de geest geleerd, waarvoor zoveel grote filosofen en dichters zich hebben ingespannen. Zij hebben vele jaren geleerd over de natuurwetenschappen, met inzet van al hun vernuft en verstand in de geschapen dingen zoals de loop van de hemel en de planeten, om hun natuurlijke loop en ordening te onderzoeken en te leren kennen. En daarvoor hebben zij zich overgegeven aan afzondering en eenzaamheid. Zij maakten tabula rasa in hun verstand en bewustzijn, hebben dat onderwerp in zich opgenomen, en gestaag overdacht hoe zij het zouden leren kennen en waarnemen. In dat overdenken hebben zij kennis verworven en vonden zij zoveel genoegen en vreugde dat ze alle tijdelijk goed, vrienden en familie opgaven. En het was hen niet onaangenaam dat onderwerp dag en nacht te onderzoeken. Zo begrepen zij de hele ordening van de hemel, hoe precies hun loop was tot op de minuut. Dit had tot gevolg dat zij vrij en ongehinderd, zonder enige inspanning, die wetenschap hebben bezeten. Maar veruit de edelste, ongeschapen wetenschap die door geen natuurlijk verstand te vatten is, bleef hen verborgen." |
"Och, als zij dat hebben gedaan voor de aardse wetenschap, hoeveel te meer moeten wij ons dan afzonderen, ons ontdoen van alles en ons begeven naar de eenzaamheid: om de meest edele wetenschap over de innerlijke, natuurlijke loop te leren, om te begrijpen waartoe de natuurlijke adem van ons lichaam geneigd is en waarvoor dit laatste geschapen is. En we zullen nog verder doorgaan tot de sterrenhemel, namelijk onze ziel met al haar vermogens en neigingen, en zien waarvoor ze geschikt zijn en hoe nu hun loop en schikking is, en waar hun natuurlijke stek en werk ligt. We zullen dat overdenken en overwegen om het te leren kennen en vanuit die kennis zo’n grote liefde tot God te krijgen, dat het ons ’s nachts en overdag niet onaangenaam zou zijn wat wij daarvoor hoeven te doen of te laten, als we maar op een duidelijke wijze het edele goed mogen leren kennen waarvoor wij geschapen zijn en waartoe de planeten – de vermogens van onze ziel – geneigd zijn, en of het inderdaad hun loop is of dat er iets bepaalds wordt afgewezen, dingen die voor ziel of lichaam onheil of onvrede konden meebrengen." |
De anonieme auteur van De Evangelische Parel geeft ons een eenvoudig voorbeeld dat nog altijd zeer actueel is. Hoeveel energie zetten mensen niet in wat hen drijft, en zeker als het over hun carrière gaat. Ze hebben er soms alles voor over. Ja alles, dat ze zelfs vergeten stil te staan bij het leven dat ze gekregen hebben. Wat hebben wij ervoor over als het gaat over onze uiteindelijke bestemming? Het leven dat God voor ons bereid heeft?
Als we dat kleine wegje gevonden hebben en er ons op wagen, dan ontdekken we God en zijn onmetelijke liefde.
Over de kracht van de liefde zullen we nu nog enkele teksten van de Heilige Augustinus onder de loupe nemen.
Nu lezen we een stukje genomen uit de 34e preek preek van Sint-Augustinus.
"Niemand is zonder liefde. De vraag is alleen wat men bemint. Men vraagt ons niet om niet lief te hebben, maar om te kiezen wat we zullen beminnen. Maar hoe zullen we kiezen, als we niet zelf eerst gekozen zijn? Want we beminnen niet als we niet eerst zelf bemind zijn. Luister naar de apostel Johannes: "Wij beminnen, omdat hij zelf ons het eerst heeft liefgehad."((zie 1 Joh. 4,19)) Als je zoekt vanwaar het komt dat de mens God liefheeft, zal je alleen vinden dat God ons het eerst heeft liefgehad. Degene die we beminnen heeft zichzelf gegeven, hij heeft datgene gegeven waardoor wij hem kunnen liefhebben. Wat hij daarvoor gegeven heeft, wordt door de apostel Paulus helder verwoord: De liefde van God is in onze harten gestort. En vanwaar komt dat? Van onszelf? Zeker niet. Maar hoe dan? Door de Heilige Geest die ons gegeven is.((zie Gal. 4,6)) ..." (Augustinus (354-430), Preek 34.) |
Dit stukje tekst raakt een algemene vaststelling die we allen kunnen maken, en wel: dat ieder mens wil liefhebben. Augustinus geeft daarvoor als verklaring, dat elke mens bemind is door God en dat het eerste effect van de liefde juist hierin bestaat, dat ze doet beminnen. Het is aan ons om deze liefde die in ons hart wordt opgewekt te oriënteren; het is aan ons om ja of neen te zeggen aan onze uitverkiezing door God, door al dan niet te leven "van de Heilige Geest die ons gegeven is." In dit antwoord ligt heel ons geluk of heel ons ongeluk, want tenslotte neemt God zijn gaven niet terug en houdt Hij niet op ons te beminnen en, door ons te beminnen, onze liefde op te wekken.
We lezen nu een tweede deeltje over de kracht van de liefde genomen uit de "Belijdenissen" XIII, paragraaf 8.
"Het gewicht van de begeerte stort ons in de afgrond, terwijl de kracht van de liefde ons optilt, Heer, door uw Geest die zweefde boven de wateren.((zie Gen. 1,2)) ... Wij worden verzwolgen en tezelfdertijd komen we weer boven: onze affecties, onze liefdes, de onzuiverheden van onze geest dompelen ons onder omdat ze ons hechten aan de zorgen. Maar de heiligheid draagt ons naar u omdat ze ons hecht aan de veiligheid die van boven komt, zodat ons hart wordt opgericht naar u, daar waar uw Geest zweeft over de wateren, en wij komen tot de hoogste rust, nadat onze ziel door de wateren zonder substantie is getrokken." ((zie Ps. 123,5)) |
In het geven van zijn commentaar op het scheppingsverhaal, ziet de Heilige Augustinus in de komst van de Geest over de oorspronkelijke chaos het beeld van de genade die de mens verheft tot God, volgens een wet die tegengesteld is aan de wet van de natuur. Het woord begeerte (dat ons met zijn gewicht in de afgrond stort) betekent hier het verlangen van de mens voor zover het door de zonde afgekeerd is van God.
We lezen nu een volgend stukje over de kracht van de liefde, genomen uit hetzelfde hoofdstuk als daarnet (de "Belijdenissen" Sint Augustinus, hoofdstuk XIII, paragraaf 9). Hier moeten we ons wel even mentaal aanpassen aan een visie op de wereld van zijn tijd, die heel anders was als onze - eerder wetenschappelijke hedendaagse - kijk erop. Luisteren we even naar Augustinus.
"Een lichaam streeft door zijn gewicht naar zijn plaats; het gewicht trekt het niet zozeer naar beneden maar naar de eigen plaats: het vuur wil naar boven en de steen naar beneden. Door hun gewicht worden ze naar hun eigen plaats gedreven. De olie die in het water gegoten wordt komt naar boven, en het water dat in de olie gegoten wordt zinkt eronder. Het gewicht van elk van hen drijft hen naar de eigen plaats. Zolang de dingen niet op hun plaats zijn, zijn ze zonder rust. Maar zodra ze hun plaats gevonden hebben, vinden ze rust. Het gewicht dat mij meesleept is mijn liefde en zij is het die me overal brengt waar ik gebracht word: uw genade doet ons ontvlammen en verheft ons, wij branden en wij gaan vooruit, klimmend in ons hart terwijl we het lied van de Trappen zingen. Uw vuur, uw goede vuur doet ons branden en voortgaan, want we gaan naar de vrede van Jeruzalem: Wat een vreugde wanneer men me zei: we gaan op naar het huis van de Heer!((Ps. 121,6)) De goede wil zal ons daar een plaats geven, om niets anders meer te willen dan daar eeuwig te blijven." |
"Amor meus, pondus meum! Het gewicht dat mij meesleept, is mijn liefde!" Deze befaamde uitspraak maakt gebruik van een gegeven uit de antieke kosmologie, volgens dewelke de vier elementen waaruit het universum bestaat (vuur, lucht, water en aarde) spontaan ernaar streven om hun "eigen plaats" te bereiken (locus, dat ook het centrum, in de betekenis van zwaartepunt vertaald kan worden), waar ze hun rust zullen vinden. De hele westerse geestelijke traditie zal deze idee overnemen. Jan van het Kruis spreekt bv. over God als het "centrum van de ziel". Dit dynamisme dat de mens naar God brengt (zoals Jezus zegt: "Laat de kleine kinderen naar mij komen"), laat Augustinus toe om de fundamentele geestelijke houding van de christen te bepalen als inkeer, het van binnenuit ontvangen van een God die mij "meer nabij is dan het intiemste in mij", naar een andere beroemde uitdrukking van de Belijdenissen (III, 6).
De allusie op het lied van de Trappen (Ps. 121,6) verwijst naar de psalmen 120 tot 133 die gezongen worden door de vrome jood op weg naar Jeruzalem: het christlijk leven dat doorheen de wederwaardigheden van het bestaan door de genade gedragen wordt, is een pelgrimsliturgie die ons leidt tot de rust in God (het Jeruzalem als "stad van vrede").
Hiermee is natuurlijk niet alles gezegd over de kracht van de liefde, noch over Sint-Augustinus. De schat van onze Christelijke spirituele traditie is zo groot dat er in een mensenleven onvoldoende tijd is om al die rijkdom te lezen, laat staan te doorgronden. Maar laat ons dat toch zeker niet doen wanhopen of ontmoedigd worden, maar laten we met veel ijver en gezonde nieuwsgierigheid ons in die waardevolle teksten verwijlen.
Vooraleer af te sluiten wil ik jullie hier nog een klein pareltje meegeven, dat het overdenken meer dan waard is. In Augustinus' commentaar op de eerste Brief van Johannes krijgen we zijn befaamd geworden formule: ama, et fac quod vis: 'heb lief, en doe wat je wilt'. Luisteren we even naar de paar zinnen rond deze mysterieuze uitspraak:
"Het is enkel vanuit de wortel van de liefde bekeken dat men een onderscheid kan maken tussen de handelingen van de mensen. Vele dingen kunnen goed lijken maar nochtans niet uit de wortel van de liefde voortkomen. Ook doornstruiken hebben bloemen: sommige handelingen kunnen hard en brutaal lijken - en toch worden ze ingegeven door het verlangen iemand op te voeden." "Ziehier dus een eenvoudig voorschrift dat ik je meegeef, eens en voor altijd: heb lief, en doe wat je wilt." "Indien je zwijgt, zwijg dan uit liefde; als je spreekt, spreek uit liefde; indien je iemand terechtwijst, doe het uit liefde; waar je vergeeft, vergeef je uit liefde. Zorg ervoor dat zich in de grond van je hart de wortel van liefde bevindt: en uit die wortel kan enkel het goede bloeien." |
Ziehier beste luisteraar, een eerste bijdrage van mij aan van het programma "Catechese" van Radio Maria.
Vorige | -Inhoud- | Volgende |
| |||
Jan van Ruusbroec, VANDEN BLINCKENDEN STEEN, p.32, v13-16.
| |||
Hartelijk dank voor het bezoek aan onze webstek !
Wie het apostolaat van de vereniging op prijs stelt en wil steunen, Onze website maakt geen gebruik van cookies, wij willen geen inbreuk doen op uw privacy.
|