De onuitsprekelijke zoetheid van het gelukzalige leven, het lezen zoekt het, de meditatie vindt het, het gebed vraagt het, de contemplatie smaakt het.


Guigo de Kartuizer, De ladder van het Paradijs.

Catechese over het onvervangbaar gebed bij de H. Jean Eudes

Heilige Jean Eudes over het onvervangbaar gebed"

Achtste editie

Mystieke lectuur voor Radio Maria België

Je kan de uitzending via deze webpagina van Radio Maria herbeluisteren.
Je zal een keuze moeten maken voor een van de uitzendingen,
en na een korte omschrijving vind je onderaan op die pagina
de mogelijkheid om de podcast te herbeluisteren.


Vorige keer luisterden we naar teksten van de Heilige Geertrui van Helfta en van Louis Chardon. Deze van de heilige Geertrui handelden over "Het goed benutten van de ziekten". En deze van Louis Chardon spraken over, "een intens aanwezige God...".

Deze keer snijden we een klein stukje aan van de Heilige Jean Eudes die enorm veel heeft geschreven. Behalve La Vie et le Royaume de Jésus dans les âmes chrétiennes (of in het Nederlands, over het leven en het Rijk van Jezus in de christelijke zielen) - wat een samenvatting is van zijn missiepreken - vermelden we zijn werken over de Heilige Harten van Jezus en Maria, veertig jaar voor de verschijningen van Paray-le-Monial. De tekst van vandaag handelt over het onvervangbaar gebed!

Laten we nu even stilstaan bij wie onze auteur was: Jean werd geboren in een zeer christlijk landbouwersgezin van het kleine dorp RI (in de Orne). Na zijn studies bij de Jezuïeten treedt hij in bij de Oratorianen van Bérulle en Condren. Als onvermoeibaar predikant in het westen van Frankrijk (hij preekte niet minder dan 110 missies in dat hele gebied), hij was de toevlucht van alle armen, vriend van Jean de Bernières, biechtvader van Maria des Vallées, is hij een typisch vertegenwoordiger van het mystieke Normandië van de 17e eeuw. Hij stichtte twee congregaties, waaronder de Eudisten die zich ten dienste stelden van de priesteropleiding. Hij was de mening toegedaan, dat eerst de clerus moest worden hervormd en daarna, of daardoor ook de leken. Daartoe richtte hij seminaries op. Zijn invloed op de Franse clerus, (maar ook elders) zal zich door de eeuwen heen laten gevoelen.

We lezen hier nu teksten van de Heilige Jean Eudes die handelen over het onvervangbaar gebed.

Het eerste paragraaf dat we lezen uit de tekst van Jean Eudes halen we uit zijn werk "Leven en Koninkrijk van Jezus", II, 11.

Het heilig gebed moet beschouwd worden als een van de voornaamste grondslagen van het christelijk leven en de christelijke heiligheid, want het hele leven van Jezus Christus was niets anders dan een voortdurend gebed. Dat moeten wij voortzetten en vorm geven in ons leven, als iets dat heel belangrijk en absoluut noodzakelijk is: de aarde die ons draagt, de lucht die wij ademen, het brood dat ons in stand houdt, het hart dat in onze borst klopt, zij zijn niet zo onontbeerlijk voor de mens om menselijk te leven als het gebed nodig is voor een christen om christelijk te leven.

"Het hele leven van Jezus Christus was niets anders dan een voordurend gebed" zegt ons Johannes Eudes: dat alleen zou moeten volstaan om ons te doen bidden, omdat het christelijk leven nooit iets anders is dan het leven van Jezus in ons. Waartoe dient het gebed? Tot niets, tenzij om Jezus te laten leven in ons. En dat leven van Jezus in ons, is veel belangrijker om als christen te leven dan al wat we nodig hebben om als mens te leven in deze wereld.

Niet alleen trekt Jezus regelmatig de bergen in of naar eenzame plaatsen om alleen te gaan bidden, maar ook zien we hem als hij de Blijde Boodschap verkondigt en de problemen van de mensen voorgeschoteld krijgt zich tot God de Vader richten in gebed. Dat mag ons tot voorbeeld strekken, want als Hij dit nodig achtte voor zichzelf, die nochtans een bevoorrechtte relatie had met zijn en onze Vader, hoeveel te meer moete wij de nood hiertoe inzien en dit voorbeeld navolgen.

Toch zien we daarom Jezus niet op zijn knieën zitten als een beeld, onbewogen voor de noden van de mensen om hem heen. Hij vlucht wel regelmatig de menichte mensen die hem het leven soms onmogelijk maken, maar niet om zijn taak te ontvluchten, maar wel om beter de wil van de Vader te kunnen vervullen. Hij is steeds in volledige eenheid met zijn Vader, waar Hij ook is en wat Hij ook doet.

De heilige apostel Paulus drukt ons op het hart om eveneens in alle omstandigheden, altijd en overal te bidden. "Bidt zonder ophouden. Dankt God voor alles. Dit is het wat God van u verlangt in Christus Jezus." (1 Tess. 5, 17-18) Hier gaat het dan ook over die innige verbondenheid met God de Vader, aan wie we ook vragen opdat zijn heilige Wil zou geschieden hier op aarde zoals in de hemel.

Na zijn eerste bemoediging om het gebed au serieux te nemen, volgen we onze auteur weer verder in zijn werk "Leven en Koninkrijk van Jezus" als volgt verder:

... Het gebed is een deelname aan het leven van engelen en heiligen, aan het leven van Jezus Christus en zijn zeer heilige Moeder, en aan het leven van God zelf en de drie goddelijke Personen. Want het leven van engelen en heiligen, van Jezus Christus en zijn zeer heilige Moeder is niets anders dan een voortdurend gebed en een voortdurende contemplatie: hun leven is zonder ophouden vervuld van het schouwen, verheerlijken en liefhebben van God, en ze houden niet op Hem in onze plaats te vragen wat wij nodig hebben. En het leven van de drie goddelijke Personen is voor eeuwig vervuld van een wederzijds schouwen, verheerlijken en liefhebben. Dat is wat er eerst en vooral aan de gang is in het gebed.

Als leven van Jezus in ons is het gebed even goed deelname aan het leven van de Drie-eenheid, en van de engelen en heiligen. Het is dus geheel bovennatuurlijk, en vraagt alleen onze vertrouwende overgave aan Hem die we door ons geloof aanwezig weten in de stilte, ook al kan onze natuur daarvan niets waarnemen. "Schouwen, verheerlijken en liefhebben": elk "gebed" komt daarop neer, namelijk het eenvoudig geluk van goddelijk te leven.

Dat bovennatuurlijk leven van het Rijk Gods, is het leven dat we reeds ontvangen bij het doopsel, de wedergeboorte namelijk uit water en geest. Het is daarover dat Jezus het heeft als hij Nikodemus 's nachts op bezoek krijgt.

Jezus antwoordde Nikodemus toen als volgt: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als iemand niet wedergeboren wordt kan hij het Rijk Gods niet zien." Nikodémus daarop zei tot Hem: "Hoe kan een mens geboren worden als hij al oud is? Kan hij soms in de schoot van zijn moeder terugkeren en opnieuw geboren worden?" Jezus antwoordde: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg U; als iemand niet geboren wordt uit water en geest, kan hij het Rijk Gods niet binnengaan. Wat geboren is uit het vlees is vlees, en wat geboren is uit de Geest is geest. (Joh. 3, 3-6)

Het is dat bovennattuurlijk handelen van God in ons leven, die transformatie die Hij in ons bewerkstelligt, dat ons boven onze menselijke uitdagingen en moeilijkheden tot dat geluk van goddelijk leven brengt. En dat gelukkig goddelijk leven gaat Johannes Eudes nu in dit paragraafje verder beschrijven.

Dat is de volkomen zaligheid, het opperste geluk en het ware aards paradijs. Want precies door die goddelijke praktijk wordt de christelijke ziel verenigd met haar God die haar middelpunt, doel en opperste goed is. Daar is het waar zij Hem bezit en waar zij door Hem bezeten wordt. Daar is het dat zij Hem de verschuldigde eer bewijst, hulde brengt, haar aanbidding en liefde aanbiedt, en dat zij van Hem verlichtingen, zegeningen en talloze bewijzen van zijn buitensporige liefde voor haar ontvangt. Daar is het ten slotte dat God z'n grootste genot vindt in ons, volgens dit woord van Hem: 'Mijn zaligheid is het, onder de kinderen der mensen te verblijven'. En daar laat Hij ons bij ervaring weten dat het ware genot en de volkomen voldoening in God te vinden zijn, en dat honderd, ja duizend jaren van bedrieglijke genietingen van de wereld niet opkunnen tegen een moment van de echte heerlijkheid die God laat smaken aan iedere ziel die haar volkomen voldoening vindt in een omgaan met Hem door middel van het heilig gebed.

Als mens kunnen we de zaligheid van het Paradijs smaken, wanneer wij blijven bidden. Daarover moet men zich niet verwonderen, want "Gods zaligheid is het, onder de kinderen der mensen te verblijven" (Deze passage komt uit het boek der Spreuken 8,31). Maar vreemd genoeg: alleen zij aan wie het gegeven is dat te beleven, merken het; van buiten af wordt een leven van gebed als een verkwist leven beschouwd, als vervelend en eentonig. Maar wie van beiden is in feite het gelukkigst: degene die zich in "de bedrieglijke genietingen van de wereld" werpt of de heilige die alleen maar van God en voor God leeft?

In het Evangelie horen we Jezus heel regelmatig waarschuwen voor de bedrieglijke genietingen van de wereld. Het schijnt er goed uit te zien, zoals de vrucht van de verboden boom van de kennis van goed en kwaad in het Aarts Paradijs, maar schijn bedriegt: het komt alles behalve zijn beloftes na. Ja integendeel, het ondermijnt en verbreekt onze relatie met God, en brengt ons zo tot de dood. Want het is enkel in God dat het leven écht leven is, leven voor altijd. Weg van God is er geen echt geluk noch echt leven te vinden. Het is door die goddelijke praktijk van het gebed dat de christelijke ziel met haar God verenigd wordt, die haar middelpunt, doel en opperste goed is. Niets weegt op tegen een moment van de echte heerlijkheid die God laat smaken aan iedere ziel die door middel van het heilig gebed haar volkomen voldoening vindt in de omgang met God.

Het Matteusevangelie vertelt ons wat Jezus tegen zijn leerlingen zei: 'Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het behouden. Wat heeft een mens eraan de hele wereld te winnen als hij er het leven bij inschiet? Wat zou een mens niet overhebben voor zijn leven?' (Mt. 16, 25-26)

Laten we nu weer onze aandacht geven aan het vierde paragraaf van de tekst van Johannes Eudes om te zien wat hij ons nog meer wil meegeven.

... Het gebed is de ware en specifieke taak van de mens en de christen. Want de mens is alleen maar geschapen voor God, om met Hem in gemeenschap te leven; en de christen is alleen maar op deze aarde om er voort te zetten wat Jezus Christus gedaan heeft, toen Hij er verbleef. Daarom spoor ik u aan, zoveel als ik kan, en bezweer ik u in Gods naam, u die dit leest: ontneem onze zeer beminnelijke Jezus zijn voldoening niet, want Hij verwaardigt zich toch zijn genoegen te vinden in het verblijven en omgaan met ons door middel van het heilig gebed... Beschouw dit als het eerste, voornaamste, noodzakelijkste, dringendste en gewichtigste van al uw bezigheden, en maak u zo veel als mogelijk vrij van andere, minder noodzakelijke dingen.

Waar steken wij zoal onze energie niet in? Wie of wat is voor ons het belangrijkste in ons leven? Welke plaats krijgt God en onze Heer Jezus Christus in ons leven? Komt Hij na al de rest pas aan zijn trekken, als we er minstens wel toe geraken, of krijgt Hij de ereplaats in ons leven? Alles wat op een hogere plaats staat in ons leven dan de plaats die we aan God toebedelen, zijn afgoden. Al die afgoden gaan ons in verlegenheid achterlaten als we daar onze hoop en vertrouwen op hebben gesteld, daar waar God ons nooit in verlegenheid zal achterlaten als we Hem de ereplaats geven in ons leven.

Het gebed is de ware en specifieke taak van de mens en de christen. Want de mens is alleen maar geschapen voor God, om met Hem in gemeenschap te leven. Zo gauw dat we dat begrepen hebben en in praktijk brengen in ons leven, dan vervullen we de wil van God onze Vader. Die wil waarvoor we bidden in het Onze Vader dat die zou mogen geschieden met de woorden die de Heer Jezus Chistus ons heeft geleerd.

"Ontneem onze zeer beminnelijke Jezus zijn voldoening niet" drukt Johannes Eudes ons verder nog op het hart. Wanneer het gebed ons vervelend en eentonig lijkt (de natuur zal het inderdaad nooit anders zien), laten we dan denken dat wij daar niet zijn voor onszelf maar voor Hem, en dat zal alles weer op z'n juiste plaats zetten. Wat wij er dan wel van voelen heeft in feite geen enkel belang (zoals Henry Chapman het schreef in zijn brief van 14 januari 1925): "We moeten het gebed van troosteloosheid verlangen, een gelukkig gebed: we moeten alles nemen zoals het komt. Want onze vereniging met God bestaat in het volbrengen en aanvaarden van zijn wil, ogenblik na ogenblik, de hele dag door. Niets anders is van belang" (Henry Chapman, 1865-1933, Brief van 14 januari 1925).

Ziezo, vooralleer we deze bijdrage afronden nemen we de tekst van de heilige Johannes Eudes nogmaals in zijn geheel door, om die nog beter tot ons te laten doordringen.

Het heilig gebed moet beschouwd worden als een van de voornaamste grondslagen van het christelijk leven en de christelijke heiligheid, want het hele leven van Jezus Christus was niets anders dan een voortdurend gebed. Dat moeten wij voortzetten en vorm geven in ons leven, als iets dat heel belangrijk en absoluut noodzakelijk is: de aarde die ons draagt, de lucht die wij ademen, het brood dat ons in stand houdt, het hart dat in onze borst klopt, zij zijn niet zo onontbeerlijk voor de mens om menselijk te leven als het gebed nodig is voor een christen om christelijk te leven.
... Het gebed is een deelname aan het leven van engelen en heiligen, aan het leven van Jezus Christus en zijn zeer heilige Moeder, en aan het leven van God zelf en de drie goddelijke Personen. Want het leven van engelen en heiligen, van Jezus Christus en zijn zeer heilige Moeder is niets anders dan een voortdurend gebed en een voortdurende contemplatie: hun leven is zonder ophouden vervuld van het schouwen, verheerlijken en liefhebben van God, en ze houden niet op Hem in onze plaats te vragen wat wij nodig hebben. En het leven van de drie goddelijke Personen is voor eeuwig vervuld van een wederzijds schouwen, verheerlijken en liefhebben. Dat is wat er eerst en vooral aan de gang is in het gebed.
Dat is de volkomen zaligheid, het opperste geluk en het ware aards paradijs. Want precies door die goddelijke praktijk wordt de christelijke ziel verenigd met haar God die haar middelpunt, doel en opperste goed is. Daar is het waar zij Hem bezit en waar zij door Hem bezeten wordt. Daar is het dat zij Hem de verschuldigde eer bewijst, hulde brengt, haar aanbidding en liefde aanbiedt, en dat zij van Hem verlichtingen, zegeningen en talloze bewijzen van zijn buitensporige liefde voor haar ontvangt. Daar is het ten slotte dat God z'n grootste genot vindt in ons, volgens dit woord van Hem: 'Mijn zaligheid is het, onder de kinderen der mensen te verblijven'. En daar laat Hij ons bij ervaring weten dat het ware genot en de volkomen voldoening in God te vinden zijn, en dat honderd, ja duizend jaren van bedrieglijke genietingen van de wereld niet opkunnen tegen een moment van de echte heerlijkheid die God laat smaken aan iedere ziel die haar volkomen voldoening vindt in een omgaan met Hem door middel van het heilig gebed.
... Het gebed is de ware en specifieke taak van de mens en de christen. Want de mens is alleen maar geschapen voor God, om met Hem in gemeenschap te leven; en de christen is alleen maar op deze aarde om er voort te zetten wat Jezus Christus gedaan heeft, toen Hij er verbleef. Daarom spoor ik u aan, zoveel als ik kan, en bezweer ik u in Gods naam, u die dit leest: ontneem onze zeer beminnelijke Jezus zijn voldoening niet, want Hij verwaardigt zich toch zijn genoegen te vinden in het verblijven en omgaan met ons door middel van het heilig gebed... Beschouw dit als het eerste, voornaamste, noodzakelijkste, dringendste en gewichtigste van al uw bezigheden, en maak u zo veel als mogelijk vrij van andere, minder noodzakelijke dingen.

Deze keer luisterden we naar teksten van de heilige Jean Eudes die enorm veel heeft geschreven. Behalve La Vie et le Royaume de Jésus dans les âmes chrétiennes - samenvatting van zijn missiepreken - vermelden we zijn werken over de Heilige Harten van Jezus en Maria, veertig jaar voor de verschijningen van Paray-le-Monial. De tekst van vandaag handelt over het onvervangbaar gebed!

Jean Eudes werd geboren in een zeer christlijk landbouwersgezin van het kleine dorp RI (Orne). Na zijn studies bij de Jezuïeten treedt hij in bij de Oratorianen van Bérulle (cf. Oraison nr. 49) en Condren (cf. Oraison nr. 37). Als onvermoeibaar predikant in het westen van Frankrijk (hij preekte niet minder dan 110 missies in dat hele gebied), hij was de toevlucht van alle armen, vriend van Jean de Bernières (cfr. Oraison nr. 38), biechtvader van Maria des Vallées, is hij een typisch vertegenwoordiger van het mystieke Normandië van de 17e eeuw. Hij stichtte twee congregaties, waaronder Eudisten die zich ten dienste stelden van de priesteropleiding. Zijn invloed op de Franse clerus, (maar ook elders) zal zich door de eeuwen heen laten gevoelen.

Volgende keer staan we stil bij een tekst van Madeleine Morice (1736-1769), uit een verslag van 20 november 1766 aan M. Vavasseur. Ze spreekt ons over "Een liefde die alles neemt...".

Madeleine werd geboren in een kinderrijk Bretoens boerengezin. Haar korte leven (+/- 33 jaar) heeft ze doorgebracht in de Morbihan, als dienstmeisje in een kasteel. Vanaf haar kinderjaren was ze begenadigd met indrukwekkende mystieke verschijnselen (met name de stigmata). Tot aan haar achtentwintigste jaar kon ze lezen noch schrijven. Daarna schreef ze enkele teksten, op vraag van haar geestelijke leiders. Daarin herkent men een sterke invloed van de grote missionarissen uit het westen van Frankrijk: de heilige Jean Eudes en L.M. Grignon de Montfort. In haar teksten zien we dat de uiterst radicale en verticale overgave uitstekend het hoofdthema van de mystici van de achttiende eeuw weergeeft.

U luisterde naar dit catechetische programma, waarin we gelezen hebben uit teksten van de heilige Jean Eudes, die ons zeer helder verwoorden hoe onontbeerlijk ons gebed wel is.

Wat konden we uit zijn teksten opsteken? Zeker en vast dat we Jezus zijn voldoening niet mogen ontnemen, ook wanneer het gebed ons vervelend en eentonig mocht overkomen. Laten we niet vergeten dat het een heel privilege is om een persoonlijk gesprek te mogen voeren met God, schepper van hemel en aarde, en dat zijn Zoon, de Koning van het heelal mens geworden is om ons te bevrijden uit onze ballingschap in zonde en dood! Dat zal ons dan helpen beseffen dat wij daar (in het gebed, er) niet zijn voor onszelf maar voor Hem. Dat zal ons helpen om alles in ons leven weer op z'n juiste plaats zetten.

Vorige Inhoud Volgende


Ende hier-ave comt ongheduer van minnen. Want dat uutvloyende gherinen Gods stoect ongheduer, ende eyscht ons werc, dat es : dat wij minnen die ewighe Minne. _-oOo-_ En hiervan komt het onstuimig ongeduld van minne. Het uitvloeiende aanroeren Gods verwekt ongedurigheid en vordert van ons werkzaamheid, nl. dat wij de eeuwige Minne beminnen.

Jan van Ruusbroec, VANDEN BLINCKENDEN STEEN, p.32, v13-16.

Hartelijk dank voor het bezoek aan onze webstek !

Wie het apostolaat van de vereniging op prijs stelt en wil steunen,
kan dit via een storting op haar bankrekening: BE63 0018 9649 6308

Onze website maakt geen gebruik van cookies, wij willen geen inbreuk doen op uw privacy.