De onuitsprekelijke zoetheid van het gelukzalige leven, het lezen zoekt het, de meditatie vindt het, het gebed vraagt het, de contemplatie smaakt het. Guigo de Kartuizer, De ladder van het Paradijs. |
Zevenendertigste editie
Je kan de uitzending via deze webpagina van Radio Maria herbeluisteren.
Je zal een keuze moeten maken voor een van de uitzendingen.
Op de pagina van je keuze vind je na een korte omschrijving onderaan op die pagina
de mogelijkheid om deze bijdrage via een podcast te herbeluisteren.
Programma Mystieke Lectuur presenteert sterke en diepe teksten van heiligen en van mystieke auteurs voornamelijk over de intieme (gebeds)relatie met God; Pareltjes vanuit onze rijke schat aan Christelijke spirituele traditie.
Welkom beste luisteraars. In deze uitzending gaan we verder met de nieuwe serie die we vorige keer hebben aangevat. Daarbij richten we ons specifiek op het bidden of het innerlijk gebed als christen..., en we gaan hiervoor bij de Heiligen in de leer.
We hebben vorige keer gezegd dat we geschapen zijn in gebed, en dat we daardoor eveneens geschapen zijn om te bidden, om met God verbonden te zijn. We gaan dit thema verder uitwerken in deze en de volgende edities van "Mystieke Lectuur".
Dat we geschapen zijn in gebed, en dat we geschapen zijn om te bidden is wellicht een gewaagde uitspraak, die misschien wat uit de lucht gegrepen lijkt. Waar komt zulk een uitspraak dan wel vandaan? We gaan dit proberen te ontdekken aan de hand van enkele teksten die ons beter zullen helpen te verstaan wie God is en wie wij eigenlijk zijn.
Om over het gebed te spreken zullen we bij ervaringsdeskundigen ons licht opsteken. We gaan m.a.w. in deze uitzendingen voor het bidden - naar de mooie uitdrukking - bij de heiligen in de leer.
Sint-Paulus richt zich in zijn brieven veelal tot de heiligen van de gemeentes waartoe hij de brieven stuurt. Dit laat ons ook aanvoelen wat dit wil zeggen. We zijn allen geroepen tot heiligheid, en in de mate dat we dat echt willen nastreven, geeft God ons daartoe de genade.
Straks hernemen we een stukje uit de brief van Willem van Saint-Thierry aan de kartuizers van de Godsberg, een klooster in de Franse Ardennen dat kort na het concilie van Reims in 1131, werd opgericht.
Maar we nemen nog heel even de tijd om naar een paar kernachtige beschrijvingen van Lodewijk van Granada te luisteren en ze in ons hart te laten nazinderen. We zijn deze in onze vorige editie reeds tegengekomen met uittreksels uit zijn boekje over het innerlijk gebed en de meditatie.
Bidden voor de ziel is het verblijven in de aanwezigheid van God, terwijl God verblijft in haar aanwezigheid. Hij die haar aankijkt, en zij die Hem aankijkt. Dat zicht is veel rijker en vruchtbaarder dan het schouwspel van alle sterren van de hemel...; Bidden is een Pasen voor de ziel... ; Bidden is een heilzaam geneesmiddel voor de zwakheden van elke dag, een heldere spiegel waarin we God, de mens en alle dingen zien..." |
In een van de meest gelezen boeken uit de middeleeuwen antwoordt Willem van Saint-Thierry op de universele vraag "Wat is bidden?" het volgende:
Bidden is de genegenheid die de mens ervaart voor God als hij zich aan Hem hecht; het is als een heilig en huiselijk gesprek met Hem, een rustpauze van de geest terwijl die zijn licht ontvangt, terwijl Hij geeft dat we (van) Hem kunnen genieten, zo lang Hij het ons toestaat. |
Willem van Saint-Thierry, is afkomstig van het toenmalige bisdom Luik. Hij werd Abt van de Benedictijnerabdij van Saint-Thierry in de Marne in Frankrijk. Hij was zeer goed bevriend met Sint-Bernardus van Clairvaux, van wie hij eveneens zijn biograaf was. Hij was theoloog en mystieker. Het stukje dat we net hebben gelezen is genomen uit zijn brief aan de kartuizers van de Mont-Dieu, een kartuizerij in de buurt van Reims. In deze brief komt zijn groot verlangen om een teruggetrokken leven te leiden heel sterk naar voor. Niet om weg te lopen of te vluchten van de realiteit of van zichzelf, maar uiteraard om alle nodige aandacht te kunnen schenken aan de uitnodiging van God om met Hem intiem verbonden te zijn.
Laten we nog even zijn woorden overwegen.
Als we ons in ons innerlijk geben hechten aan God, ervaren we een genegenheid. Dat huiselijk en heilig gesprek met God is een rustpauze voor de geest. Een rustpauze omdat het een genieten inhoudt, maar die eveneens bij het ontvangen van Gods licht een zekere activiteit of althans ontvankelijkheid veronderstelt. Het is van dat licht dat we kunnen genieten, in zekere zin zoals we kunnen genieten van het licht en de warmte van de zon.
Met Theresa van Avila die zeker Willem van Saint-Thierry gelezen heeft, horen we een antwoord op dezelfde vraag. Maar ze zal haar antwoord op een ietwat andere manier formuleren. Ziehier wat zij zegt:
Bidden is niets anders dan een handel van vriendschap, een regelmatig en intiem onderhoud met Hem waarvan we weten dat Hij ons bemint. |
De heilige Theresa van Avila, werd geboren in 1515 en overleed in 1582. Ze heeft samen met de heilige Johannes van het Kruis de orde van de Karmel hervormd in de zestiende eeuw. Haar geschriften hebben de mystieke theologie dermate ingrijpend beïnvloed, dat zij door paus Paulus VI in 1970 als eerste vrouwelijke heilige werd uitgeroepen tot kerkleraar.
Een handel van vriendschap, dat een regelmaat bezit. Vriendschap onderhouden vraagt een regelmaat, anders verliest men de ander uit het oog en vermindert de vriendschapsband. Een heel belangrijk aspect hiervan is dat men ontdekt en weet dat God ons bemint
Zoals jullie hebben kunnen merken, zijn het genuanceerde definities die we hier hebben gehoord. Bidden is eerst en vooral een liefdevolle verbondenheid met God. Een gehechtheid die ons ertoe brengt om ons met Hem te onderhouden; om zijn liefde te ontdekken en ervan te genieten. Het is een gehechtheid die ons helpt om aan het elan, dat ons naar Hem toe draagt, en waarvan we aanvoelen dat het heel ons welzijn betekent, de vrije loop te laten.
Om nog beter tot het hart van het bidden door te dringen, willen we even teruggaan tot de wortel van het woord adorare in het latijn: Os ad ora (de woordjes oris en os betekenen de mond of het aangezicht) letterlijk betekent os ad ora dus mond op mond, of van aangezicht tot aangezicht. Het verwijst exact naar de situatie waarin Adam tot leven komt in het boek Genesis, hoofdstuk 2, vers 7:
God boetseerde de mens met de klei van de grond, en Hij blies zijn levensadem in zijn neus, en de mens werd een levend wezen. |
Anders gezegd, kwam de mens al biddend tot het bestaan: het is op die manier dat hij zijn diepste evenwicht vindt, en dat diepste evenwicht, dat is zijn roeping. Terzelfder tijd kunnen we alles wat God verwezenlijkt verklaren door Zijn goddelijke wil om (altijd en overal) innig met ons verbonden te zijn. Daaraan beleeft Hijzelf nog meer deugd dan wij.
De heilige Johannes van het Kruis, Het Hooglied citerend zegt ons in zijn boek de Levende Vlam hierover het volgende:
We moeten beseffen dat als de ziel God zoekt, zijn Veelgeliefde haar nog veel intenser zoekt! En als ze hem haar liefdevol verlangen toestuurt, ... Hij haar "de geur van zijn balsem stuurt, met dewelke hij haar aantrekt en haar laat lopen tot bij hem". Dat wil zeggen, zijn bezieling, en zijn goddelijke aanraken. |
De heilige Johannes van het Kruis, werd geboren in 1542 en is overleden in 1591. Hij liet zich overtuigen door Theresa van Avila om ook de mannelijke tak van de Carmel te hervormen. Mocht dat niet gelukt zijn, zou hij eerder ingetreden zijn bij de Kartuizers. Hij werd een belangrijke figuur binnen de reformatie van de Karmel in Spanje tijdens de 16e eew.
Luisteren we nogmaals naar de woorden van de zalige Willem van Saint-Thierry:
Bidden is de genegenheid die de mens ervaart voor God als hij zich aan Hem hecht; het is als een heilig en huislijk gesprek met Hem, een rustpauze van de geest terwijl die zijn licht ontvangt, terwijl Hij geeft dat we (van) Hem kunnen genieten, zo lang Hij het ons toestaat. |
God zoekt ons veel intenser dan wij Hem ooit zoeken. Op duizend en één manieren wekt hij in ons het verlangen op naar Hem, dat eerst en vooral de zijne is. Aan dit verlangen willen we gedurende deze leertijd de vrije loop geven. We gaan het beleven als het aankomen van onze Veelgeliefde. Het is goed om hierin te beseffen dat het rechtvaardig is om dit verlangen van God in te willigen. Met welk recht zouden we het hem wel weigeren?
Dit goddelijke aanzoek zal helemaal niet lastig zijn, maar zeer voorkomend, zacht en zoet. Luisteren we maar naar de woorden van François Malaval hieromtrent:
Er zijn gedienstige vrienden, Philothée, die afzien van plichtplegingen en plechtigheid ten opzichte van hun vrienden. Men neemt geen tijd om hen bestudeerde en hinderlijke beleefdheid te bewijzen. Ze stellen zichzelf uit eigen beweging voor en laten zich in alle vrijheid zien. Zo is het ook met God, die ons met meer ijver en geloof zoekt, dan dat wij Hem zoeken; enkel in de wereld gekomen om in ons te wonen... |
God denkt onophoudelijk aan elk van ons, alsof wij er alleen zijn. Het is ook veel correcter voor ons om steeds aan Hem te denken alsof Hij er alleen is. |
Welke verblinding van de mensen, Philothée, die nog niet begrepen hebben dat zij enkel voor God geschapen zijn, en daardoor durven ze het eigenaardig vinden dat we altijd aan God denken noch dat we buiten God geen huislijkheid of gemeenzaamheid hebben... |
Het gezelschap van God verontrust en hindert nooit. Het is noch lastig, noch bitter, noch hinderlijk. En als we het met ons meedragen door onze ongedwongen gemeenzame gedachten, dan heeft Hij de goedheid zich in te laten met alles wat we doen, en hij verlaat ons nooit in onze bezigheden noch van onze onbeduidende conversaties... |
De gedachte van God is geen last, het is een wind die ons draagt, het is een hand die ons ondersteunt en ons omhoog heft, het is een licht dat ons leidt, het is een Geest die ons bezielt ofschoon we niet voelen wat Hij in ons verricht. |
François Malaval, die dit schreef werd geboren in 1626 en is overleden in het jaar 1719. Hij werd heel vroeg, in zijn kinderjaren, blind. Hij was een Frans theoloog en mysticus. Zijn werk: Pratique facile de la contemplation zal hem zeer bekend maken. (Het stukje dat we net hebben voorgelezen komt uit het tweede hoofdstuk van het tweede deel van dat werk.)
Met dit alles voor ogen willen we hier eveneens een kleine aanbeveling meegeven voor ons eigen bidden:
Alle keren dat ik een gebestijd aanvang, begin ik met het besef van de liefde die God heeft voor mij. Een goed gemaakt kruisteken, een Onze Vader rustig gebeden of een korte tekst kunnen mij hierbij helpen; maar het is nutteloos om verder te gaan zolang ik me er niet bewust van ben dat ik daar ben voor een liefde-afspraak.
Indien je wat tijd kan maken om te bezinnen, probeer dan sterker bewust te worden van de grote liefde van God voor u.
Vele spirituele teksten vragen een zekere verwerkingstijd, een tijd om werkelijk tot ons te kunnen doordringen. Ze geven slechts geleidelijk aan hun rijkdom vrij en hebben tijd nodig om te kunnen doordringen en te bezinken in ons hart. We worden in de christelijke spirituele traditie vaak vergeleken met herkauwers. Zij hebben verschillende magen om dingen zo goed mogelijk te kunnen verteren en er zoveel mogelijk alle goedingsstoffen uit te kunnen halen. We raden daarom iedereen aan om zoveel als mogelijk de geestelijke teksten die jullie speciaal aanspreken niet alleen te lezen of te aanhoren, maar ze regelmatig en rustig te herlezen of te herbeluisteren. Dit geldt niet alleen voor teksten uit de Heilige Schrift, maar ook voor sterke teksten van Heiligen en Mystiekers die zo doordrongen waren door het lezen en bemediteren van de Heilige Schrift, dat ze het Woord van God op hun manier zijn gaan verwoorden in hun geschriften. Dergelijke teksten lees en herlees ik dus rustig; ik onderbreek mijn lectuur als God met me begint te "spreken", dat wil zeggen, als de liefde van God voor mij vrijwel vanzelfsprekend wordt, ... en ik herneem de lectuur als die evidentie vervaagt.
Luisteren we nu naar zo een stukje waarvoor we tijd zullen nodig hebben om het te overwegen en eigen te maken:
Overweeg de eeuwige liefde die God u toedraagt, want reeds lang voordat onze Heer Jezus Christus voor u geleden heeft aan het kruis, wierp zijn goddelijke majesteit u in zijn soevereine goedheid en beminde u tot het uiterste. Maar wanneer begon Hij u te beminnen? Hij begon toen Hij God begon te zijn. En wanneer begon Hij God te zijn? Nooit, want Hij is het altijd geweest, zonder begin en zonder einde, en Hij heeft u ook van in de eeuwigheid bemind; het is daarom dat hij u zijn gunsten en genadegaven heeft voorbereid die Hij u schenkt. |
Het tekstje dat we zonet hebben gehoord werd genomen uit de Inleiding tot het devote leven van Sint Franciscus van Sales (1567-1622). Hij werd bisschop van Genève, maar door de protestantse reformatie uit zijn bisdom verjaagd, komt hij in Annecy terecht waar hij zijn bisschopszetel zal vestigen. Hij was een model van de katholieke contrareformatie; stichter van de Visitaite met de Heilige Jeanne de Chantal. Hij was eerst en vooral een groot geestelijk leider, maar even doortastend in zijn contacten met het grote publiek, en werd er zeer door geliefd.
We willen nu een stapje verder zetten. Laten we ons bidden aanschouwen als een wandeling van liefde.
Om verder te proberen een beter zicht te krijgen op wat het gebed dan wel is, blijven we nog even in het aards paradijs. Toen de mens geschapen werd in gebed, ging hij dat beleven door het cultiveren van de tuin waarin God hem heeft gezet. En laten we het onmiddellijk duidelijk onderlijnen: deze tuin is in de eerste plaats onze ziel, oord namelijk van diens vereniging met God:
Wie een gebedsleven aanvangt, moet zich bewust zijn dat hij daarmee op een ondankbare grond geheel bedekt met onkruid, het onderneemt om een tuin aan te leggen waarin de Heer zijn welbehagen vindt. Het is Zijn eigen Majesteit die het onkruid uittrekt, en die de goede gewassen moet planten. We zien het met andere woorden aan als een feit dat, als een ziel besloten heeft om haar te wijden aan het gebed, ze er zich al in oefent. Het is nu aan ons om als goede tuiniers en met de hulp van God te zorgen dat die planten groeien. We moeten hen begieten met de grootste zorg; dan, verre van zich te laten verwelken, zullen ze bloemen dragen, wiens beste geur de Heer zal behagen. Dikwijls zal Hij voor zijn plezier deze tuin bezoeken, en zal Hij er zijn vreugde in vinden te midden van zijn deugden. |
Dit laatste stukje tekst komt uit de Autobiografie van Heilige Theresa van Avila (hst.11).
Het verwijst - zoals we reeds suggereerden - naar het culitveren of bewerken van de tuin die onze ziel is. We moeten niet produceren, maar cultiveren, genieten van wat God ons gegeven heeft en er Hem mee eren.
Laten we opmerken dat als de mens de tuin bewerkt, het God is die "het onkruid uittrekt, en die de goede gewassen plant": bidden veronderstelt eigenlijk geen grote inspanningen, maar een klein beetje zorg en vooral veel liefde. Als we willen bidden, mogen we zeker zijn dat het moeilijkste reeds gedaan is; dat het onkruid al uitgetrokken is, en dat we inderdaad reeds Christus toebehoren. Het zou trouwens zeer jammer zijn dat we ons van die opbouwende ontmoetingen met Hem zouden onthouden!
Maar, zegt ons de Heilige Theresa van Avila, deze tuin is ook te vergelijken met een kasteel, waarin zich een prachtig liefdesverhaal afspeelt. Luister maar hoe Teresa haar beschrijving aanvat:
Om te spreken over het bidden, heb ik het idee gehad onze ziel te vergelijken met een kasteel, geheel gemaakt met één enkele diamant of met een heldere kristal, waarin veel kamers zijn, zoals er ook veel woonplaatsen zijn in de hemel. Want als we er goed over nadenken, mijn zusters, is de ziel van de rechtvaardige een paradijs waarin God zegt dat Hij zijn geneugten vindt... Dit kasteel heeft vele woonplaatsen, de enen van boven en de anderen beneden, nog anderen aan de zijkant; in het centrum, in het midden van dat alles bevindt zich de belangrijkste, waar de grootste geheime zaken plaatsvinden tussen God en de ziel. Laten we zien hoe we dit slot kunnen binnenkomen. Het ziet ernaar uit dat ik gekke dingen zeg. Als dat kasteel de ziel zelf is, dan is het duidelijk dat ze er niet binnen moet dringen. Toch moeten jullie begrijpen dat er heel uiteenlopende manieren bestaan om er te zijn. Heel wat zielen bevinden zich op de rondgang van het slot, waar de wachters zich ophouden, en zijn niet geïnteresseerd om binnen te gaan. Ze weten niet wat er zich in zulk een kostbare plaats bevindt, noch wie ze bewoont, en evenmin uit welke plaatsen ze is opgebouwd. Jullie hebben zeker al gelezen in enkele boeken die over het gebed handelen dat men de ziel aanraadt om bij haarzelf binnen te gaan. Het is wel degelijk daarover dat dit gaat. |
Wellicht verwondert het niemand dat deze beschrijving uit het eerste hoofdstuk van het eerste deel van het "Kasteel van de ziel" van Teresa van Avila komt.
Het beeld dat ze gevonden heeft om ons op weg te zetten is duidelijk: onze ziel met al haar mogelijkheden, intelligentie, gevoeligheid, voorstellingsvermogen, zal zich geleidelijk aan wennen aan het leven in de aanwezigheid met God. Is dit dan geen sprookje? Neen, maar een leerschool van het goddelijk leven van de mens. Het zal dan ook volstaan om ons te laten leiden door de Meester, Schepper en Heer van deze plaatsen.
Als ik tijd neem om te bidden begin ik met wat tijd om te bezinnen. Daarbij plaats ik mezelf in de tegenwoordigheid van God.
Om ons te laten leiden, moeten we ons aanbieden aan de ingang van de tuin of aan de poort van het kasteel, m.a.w. ons plaatsen in de tegenwoordigheid van God. We kunnen best beginnen met de eerste middelen die Sint-Franciscus van Sales heeft aangewezen, en eindigen met de laatste. We kunnen daar een paar dagen over doen om elk ervan uit te proberen. Op die manier kunnen we nagaan welke manier voor ons best uitkomt, zonder uit te sluiten dat we af en toe een van die andere manieren eveneens aan kunnen wenden.
Luisteren we maar naar wat Sint Franciscus van Sales, in zijn Inleiding tot het devote leven, Hst. II, par. 2 ons aanbeveelt.
Het eerste (middel om zich in de tegenwoordigheid van God te zetten) bestaat uit een levendig en aandachtig bewustzijn van de alomtegenwoordigheid van God. Dat wil zeggen dat God in alles en overal aanwezig is en dat er noch plaats of ding bestaat in deze wereld waar Hij niet beminnelijk aanwezig zou zijn... Want zelf als we goed beseffen dat Hij tegenwoordig is aan alle dingen, als we er niet aan denken is het alsof we het niet wisten. Daarom moeten we voor het bidden onze ziel opwekken tot een aandachtig denken en overwegen van deze aanwezigheid van God... | |
Het tweede middel om zich in deze heilige aanwezigheid van God te plaatsen is om te bedenken dat God zich niet alleen bevindt op de plaats waar je bent, maar dat Hij heel in het bijzonder in je hart en in het diepst van uw geest is. Hij geeft het zijn levenskracht en bezielt het van zijn goddelijke tegenwoordigheid. Daarbij is Hij als het hart van uw hart, en de geest van uw geest... | |
Het derde middel bestaat erin te overwegen dat onze Redder in zijn mens-zijn vanuit de hemel kijkt naar alle mensen van de hele wereld, en op een bijzondere manier naar alle christenen, en nog meer speciaal naar hen die aan het bidden zijn. | |
De vierde manier bestaat erin zich eenvoudigweg in zich onze Zaligmaker in zijn heilige mensheid voor te stellen alsof Hij heel dicht bij ons was... | |
Maak dus gebruik van een van deze vier middelen om uw ziel in de tegenwoordigheid van God te plaatsen voor je gaat bidden. Je moet ze niet allen samen willen aanwenden maar slechts een tegelijk, en dit kortstondig en in alle eenvoud. |
Sint Franciscus van Sales, Inleiding tot het devote leven, II, 2
Luisteren we tot slot nog naar een andere aanbeveling die ons hierbij eveneens een stukje op weg kan helpen:
Als de eerste stap van het gebed erin bestaat om bewust te worden van Zijn liefde voor mij, en de tweede in het bewust worden van zijn daadwerkelijke aanwezigheid nabij mij en in mij. Nutteloos is het dan om verder proberen te gaan zolang er duizend en een dingen door mijn hoofd gaan en me beletten om me te interesseren aan die aanwezigheid. Bepaalde dagen zal ik heel zeker alle tijd van mijn gebed nodig hebben om deze aanwezigheid te vinden... maar bestaat er feitelijk wel een ander gebed dan deze? Bestaat er een betere manier om lief te hebben dan het zoeken om lief te hebben zelf?
Laten we om te beginnen het gebed leren te aanvaarden dat God me nu geeft: dit gebed dat God me geeft is namelijk het goede, ja zelfs het beste, gezien het van Hem is.
De teksten die we hebben voorgelezen komen voor een deel uit een werkje van Pater Max de Longchamp, "Oraison à l'école des Saints", vertaald als "Bidden... bij de Heiligen in de leer". Het is een bescheiden poging om enkele belangrijke aspecten van onze hoge roeping en ons groot liefdesavontuur met God te pogen onder woorden te brengen.
Wenst u deze teksten graag nog eens rustig achteraf door te nemen, dan kan je via de website van Radio Maria, op de pagina van Mystieke Lectuur" de link vinden naar de uitgeschreven versie van deze uitzendingen. U kan ook steeds deze uitzendingen herbeluisteren via de internetpagina Mystieke Lectuur op de website van Radio Maria.
Het boekje "Bidden, ... bij de heiligen in de leer" kan eveneens worden besteld via Radio Maria of via de Vereniging zalige Jan van Ruusbroec. Het kan een mooi geschenk zijn voor mensen die jullie dierbaar zijn en die jullie willen helpen op deze heilzame weg die God ons aanreikt.
_____________
U luisterde naar het programma Mystieke Lectuur, waar we deze keer stil zijn blijven staan bij een zeer belangrijk aspect van ons mens-zijn, namelijk "Het innerlijk gebed, onze eenheid en verbondenheid met God, of nog anders gezegd: onze geestelijke levensweg."
Tot de volgende keer!
Vorige | Inhoud | Volgende |
| |||
Jan van Ruusbroec, VANDEN BLINCKENDEN STEEN, p.32, v13-16.
| |||
Hartelijk dank voor het bezoek aan onze webstek !
Wie het apostolaat van de vereniging op prijs stelt en wil steunen, Onze website maakt geen gebruik van cookies, wij willen geen inbreuk doen op uw privacy.
|