De onuitsprekelijke zoetheid van het gelukzalige leven, het lezen zoekt het, de meditatie vindt het, het gebed vraagt het, de contemplatie smaakt het. Guigo de Kartuizer, De ladder van het Paradijs. |
Achtenveertigste editie
Je kan de uitzending via deze webpagina van Radio Maria herbeluisteren.
Je zal een keuze moeten maken voor een van de uitzendingen.
Op de pagina van je keuze vind je na een korte omschrijving onderaan op die pagina
de mogelijkheid om deze bijdrage via een podcast te herbeluisteren.
Programma "Mystieke Lectuur" presenteert sterke en diepe teksten van heiligen en van mystieke auteurs voornamelijk over de intieme (gebeds)relatie met God; Pareltjes vanuit onze rijke schat aan Christelijke spirituele traditie.
In de vorige editie lieten we Richard Rolle aan het woord met een tekst die handelt over een honingzoet gezang van de ziel. De tekst hebben we genomen uit zijn werk Het Vuur van de Liefde. Dit is het meest gekende van de talrijke trektaten van Richard Rolle, en het ontwikkelt het thema van het geestelijk leven als een gezang van de ziel die door de H. Geest gegrepen is. Hopelijk hebben deze woorden nieuwe elementen aangereikt om ons een helderder inzicht te verschaffen van de relatie die God men ons wenst te hebben. Een relatie namelijk waar ons hart ook vurig naar verlangt, maar dat diepe verlangen gaan we veelal proberen te blussen met andere dingen na te lopen. Dingen die wel steeds geschenken zijn van God, en tekenen van zijn liefde, maar geenszins hetzelfde zijn als God zelf en zijn liefde rechtstreeks te ontdekken in ons leven. Dat zal die mens volledig omvormen. Geleidelijk aan zal hij Godvormig worden, en op een heel andere manier in het leven staan. We zouden kunnen denken dat dit leidt tot een wereldvreemde houding, maar niets is minder waar. Die mensen nemen wel afstand van wat niet God zelf is, maar kijken met de ogen van God naar de wereld en staan er op die manier ook veel dichter bij.
In deze editie zullen we hoofdzakelijk een tekst lezen van Maur de l'Enfant Jésus (1617-1690), uit zijn Theologie chrétienne et mystique (hfdst. 20), maar aan het einde zullen we ook een paar kortere tekstjes nemen van Maria Petyt en van Johannes Evangelista van 's Hertogenbosch. Van beide auteurs hebben we in het verleden reeds gesproken en enkele teksten van hen gelezen en becommentarieerd.
Maur de l'Enfant Jesus is geboren in het Franse departement Sarthe (gelegen in de regio Pays de la Loire), en we weten zo goed als niets van zijn leven tot aan het moment dat hij in 1633 intreedt bij de Karmelieten te Rennes. Hij wordt er de beste leerling van Jean de Saint-Samson (1571-1636) (cf. Inwendig gebed nr. 22). In diens lijn zet hij de hervorming van de Karmel (de zogenaamde hervorming van Touraine) verder. Vanaf 1650 is hij overste en geestelijk leider, te Bordeaux en in Gescogne, en het blijkt dat hij daarvoor zeer geschikt is. Hij is een vriend van Jean–Joseph Surin (cf. Inwendig gebed nr. 15), en is verbonden met de kring van Madame Guyon. Zijn bijdrage aan de mystiek van de overgave en de pure liefde, die de Franse spiritualiteit van die periode domineert, is essentieel.
Om de brug te maken met onze vorige editie, hernemen we (als van gewoonte) een heel kort stukje tekst van de vorige editie van Richard Rolle.
Wie het mysterie van deze melodie beleeft zal houden van haar muziek, en terwijl hij in Jezus jubelt zal hij zijn als het vogeltje dat zingt tot het erbij sterft. |
De geschriften van Maur de l'Enfant Jesus tellen een tiental kleine traktaten, die voor het merendeel samengebracht zijn onder de titel L'Entrée à la divine Sagesse ("De intrede in de goddelijke Wijsheid"). Zijn Théologie chrétienne et mystique ("Christelijke en mystieke theologie") vormt er de kern van. Met een perfecte helderheid en diepte analyseert hij de evolutie die de ziel doormaakt vanaf het eerste aanzoek van Gods liefde tot aan het intieme voltrekken van het geestelijk huwelijk.
De thema's in het werk van Maur de l'Enfant Jesus zijn dezelfde als die van zijn meester Jean de Saint-Samson. Hij deelt diens mystieke kracht en radicaliteit: de mens is een "niets", maar met dit niets doet God alles. Volkomen overgave in Gods hand is dan ook de juiste houding van de geestelijke mens. Maur beschrijft de ultieme consequenties daarvan in de passage die we gaan lezen, en die een veilige handreiking is voor hen die God in de duisternis onderdompelt – niet om hen te testen, maar wel om ze in zijn armen te laten inslapen.
Goed om weten is eveneens dat Jean de Saint-Samson (de leermeester van Maur de l'Enfant Jesus, doordrongen was van de literatuur van de mystiekers van de lage landen: van bij ons dus. Niettegenstaande hij vanaf zijn 4 jaar blind was, bezocht hij vaak - als half bedelend organist in Parijs - het klooster van de Karmelieten op de Place Maubertt. Hij liet er zich door de novicen teksten voorlezen die daar toen zeer in trek waren, en hij becommentarieerde die voor hen. De anonieme auteur van de Evangelische Peerle en andere mystieke auteurs van bij ons waren daar toen in heel sterk in de belangstelling. In 1606 treedt hij zelf in bij de Carmelieten, en zijn geestelijke onderrichtingen op schrift gesteld door zijn medebroeders, worden gekenmerkt door mystiek en soberheid.
Luisteren we nu maar naar een eerste paragraafje van de tekst van Maur de l'Enfant Jesus:
1. Geestelijke duisternis is zonder enige twijfel, net zoals de lichamelijke duisternis, bedoeld voor de rust. Zij die voor- of achteruit willen gaan zolang de duisternis duurt lopen het evidente risico de weg kwijt te raken. Volgens mij is dat precies de oorzaak dat men zoveel onrust ziet verschijnen bij sommigen, onrust die hen ongelooflijk veel moeite berokkent, vermits ze niet meer weten wat gedaan, en ook niet meer weten hoe ze de innerlijke rust kunnen terugvinden, omdat ze zozeer in de war zijn door hun verkeerd gedrag en hun al te grote ijver, dat ze niet meer weten waar ze staan. |
par 1. Het thema van de duisternis (de befaamde 'nachten van de ziel' bij Johannes van het Kruis) ligt in de lijn van wat Gregorius van Nyssa (cf. Inwendig gebed nr. 33) hierover schrijft, in verband met de ervaring van Mozes op de Sinaï: de mens die onmachtig wordt wanneer God beslag op hem legt, wordt omgevormd in Hem. Precies daardoor ontvangt deze mens Gods licht en energie, en geeft dit ook door (Mozes wordt degene die God toont, precies wanneer hij met Hem verenigd is). De strijd aanbinden is hier vechten tegen zichzelf; de nachten van de ziel zijn slechts pijnlijk (of wekken "onrust ... [ en ] ongelooflijk veel moeite" op) in de mate dat de mens weerstand biedt aan deze zalige omhelzing.
Laten we nog even Maur de l'Enfant Jesus aan het woord met een stukje uit het eerste paragraafje dat we daarnet gelezen hebben:
Geestelijke duisternis is zonder enige twijfel, net zoals de lichamelijke duisternis, bedoeld voor de rust. Zij die voor- of achteruit willen gaan zolang de duisternis duurt lopen het evidente risico de weg kwijt te raken. |
Luisteren we maar naar het vervolg van die tekst die handelt over; de geestelijke duisternis die maakt dat ze niet meer weten waar ze staan en die hen onrustig maakt en onzeker...
2. De reden hiervoor is dat datgene wat ze in deze innerlijke gesteltenis doen louter voortkomt uit hun eigen wil en hun eigen beweging, en dat ze willen gaan zonder te weten waarheen. Immers, God die hen zowel aantrok als verlichtte, heeft zich teruggetrokken uit het gezicht en het gevoel. En zo komt het dat, wanneer ze zich hoe dan ook in beweging willen brengen naar Hem toe, ze het vanuit zichzelf doen. Maar aangezien men onmogelijk bij Hem kan komen tenzij Hijzelf daartoe trekt, is het niet verwonderlijk dat ze op een dwaalspoor raken. |
par 2. De oerzonde (of anders gezegd: de "erfzonde") bestond erin dat we ons leven in eigen handen wilden nemen, zowel op het gebied van het geestelijke als op alle andere domeinen. Daaruit ontstaat de gedachte dat wij iets aan God moeten geven (datgene wat wij doen "uit eigen wil en eigen beweging") in ruil voor wat Hij ons geeft. Op zich is dit nauwelijks een bezwaar zolang het geestelijk leven op een zekere afstand van God blijft, die "zowel aantrekt als verlicht" door zijn gaven. Maar wanneer God "zich terugtrekt uit het gezicht en het gevoel" en ons dichter tegen zich aan drukt, moeten we leven in het loutere geloof, "zonder zich hoe dan ook in beweging te willen brengen naar Hem toe".
Dit vraagt een volledige overgave die geworteld is in geloof, hoop en liefde. Een overgave aan God, opdat Hij ons stuurt en leidt.
Maar wanneer we dus als doel hebben om onze eigen wil uit te werken, zonder Gods wil te zoeken, dan raken we verward in die duisternis. Maar als we Gods wil zoeken en in groot geloof ons vertrouwen stellen in God die ons leidt, dan kunnen we die duisternis overwinnen. Luisteren we maar wat Maur daarover te vertellen heeft:
3. Deze duisternis is bedoeld voor de rust, en daarom moeten degenen die zich daarin bevinden rustig in vrede blijven, totdat de goddelijke zon – die door haar afwezigheid de duisternis veroorzaakt heeft – deze weer verdrijft door een geheel nieuwe komst. Ze worden aangevallen door duizend soorten vrees, omwille van de duisternis, en door oneindig veel twijfels en ingebeelde gedachten die hen trachten te verwarren. Daarom is het nodig dat ze onwankelbaar blijven in het geloof en het vertrouwen op de oprechte trouw van God, die niets zal toelaten dat hen zou kunnen schaden. Het is eveneens nodig dat ze meer waarde hechten aan het verlies van alle dingen en van zichzelf, zonder een uitweg te zien, dan aan het vervuld zijn van alle heerlijkheden en rijkdommen van het paradijs. |
4. Zo hangt dan ook precies daarvan heel het geluk van de ziel af. Wanneer men zich hier niet verliest en deze (om zo te zeggen) oneindige ontbering niet uithoudt, treedt men nooit binnen in het heiligdom waar God zich, zonder terughoudendheid en zonder enige helpende activiteit van het schepsel, meedeelt aan de ziel. Daarom is het absoluut noodzakelijk als niéts te beschouwen wat zich ook moge aandienen om de ziel uit die woestijn en verlorenheid weg te trekken, alsook al hetgeen haar rust daar probeert te verstoren. Eén ding zal voldoende zijn voor deze mens, namelijk zijn totale overgave in de handen van God: dat hij Hem al zijn belangen heeft toevertrouwd en hem niets meer rest dan te worden zoals God hem hebben wil, zonder op zijn wegen iets anders voor ogen te willen houden, of het nu slechter, beter of meer volkomen is. |
We hernemen een klein stukje van het begin van deze passage, want het is goed om niet voorbij te gaan aan de betekenis van de duisternis waarover hier sprake:
Deze duisternis is bedoeld voor de rust, en daarom moeten degenen die zich daarin bevinden rustig in vrede blijven, totdat de goddelijke zon – die door haar afwezigheid de duisternis veroorzaakt heeft – deze weer verdrijft door een geheel nieuwe komst. |
Laten we deze tekst van Maur toch even onder de loupe nemen.
par 3-4. Onmachtig gemaakt, maar in de armen van Degene "die niets zal toelaten dat ons zou kunnen schaden", moeten we alleen maar "rustig in vrede blijven". Tegenstribbelen betekent "oneindig veel twijfels en ingebeelde gedachten" bestendigen. Wanneer we ons echter "totaal overgeven in de handen van God" doet Hij ons "worden zoals Hij ons hebben wil", en dat is: "binnentreden in het heiligdom waar God zich zonder terughoudendheid meedeelt een de ziel", terwijl we het onechte geluk – dat we meenden zelf te kunnen fabriceren – verliezen, negeren en als een kwade droom vergeten. Dit is het meest beslissende punt in het spirituele leven.
Naast die gelukkige nacht die Maur hier beschrijft, worden er ook andere beelden gebruikt om deze realiteit ter sprake te brengen. Zo is er ook een zekere (duistere) mist of nevel waarvan een heel aantal mystiekers gewach maken. Luisteren we even naar wat Maria Petyt hierover te vertellen heeft:
De Beminde verzoekt mij eveneens dat ik mij zou gedragen als een stille, zuivere en heldere lucht, die zonder mengeling van enige dampen of nevels doorstraald kan worden door het licht van de Zon, om op die manier zonder enig obstakel haar stralen, warmte en invloeiïng te ontvangen. Want daarvoor moet mijn ziel eveneens van elke onzuiverheid of vermenging, van enige onvolmaaktheid, enige gehechtheid aan de schepselen of het gewillig stilstaan bij iets dat buiten God is gevrijwaard zijn, zodat zij vrij en onbelemmert bewaard zou worden om de stralen van de Goddelijke inlichtingen en inwerkingen zonder enige bemiddeling te kunnen ontvangen. |
Maria Petyt was een vlaamse mystica uit de 17e eeuw die nagenoeg onbekend is gebleven tot voor kort. Een aantal jaar geleden werd een hertaling in hedendaags Nederlands uitgegeven van haar eigen biografie. Die biografie is een eerste stuk uit een vierdelig verzamelwerk, het bevat stukken die ze aan haar Geestelijk Directeur schreef toen die door een nieuwe benoeming elders woonde.
Michaël van Sint Augustinus, een Carmeliet, was haar geestelijk directeur. Hij zal het verhaal van haar leven na haar overlijden uitgeven en zelfs vertalen naar het Latijn. Deze vertaling stuurde hij naar Rome. We weten wel niet goed waarom, maar wellicht om een procedure van zaligverklaring op te starten.
Daar werd nog een stuk van dit werk teruggevonden, maar door knaagdieren een stuk vernietigd. Er schiet echter genoeg over om te zien dat het de vertaling is van dit verzamelwerk.
Michaël van Sint Augustinus heeft dit werk volgende titel gegeven:
Het leven van de weerdige moeder Maria (a Sancta Teresia, alias) Petyt, Deel 2, hoofdstuk XV.
We lezen hieruit een stukje over de hinder die we kunnen ervaren om helder en klaar te zien in onze spirituele nachten.
De mist, die ze eveneens regelmatig een duistere of donkere mist noemt. Ze merkt dat deze blijkbaar verband houden met onzuiverheden die er nog zijn. Om helder te zien moeten deze uit de weg worden geruimd. Een aantal hoofdstukken verder deelt ze ons mede wat er gebeurt als die zuiverheid wordt bereikt, en alle nevels verdwenen zijn in haar ziel. Luister maar hoe ze het beschrijft:
Zie, terstond is de nevel verdwenen die door de vermelde fouten in mijn ziel waren opgerezen. Daar verscheen zoiets als een klare dag inwendig in mij. Ik werd in alles vertroost, versterkt, verzekerd en gerust gesteld betreffende enige twijfel over het voorgaande. En zoals het gewoonlijk gebeurt als er enige nevel in de ziel opkomt, dan word ik bevreesd dat ik in alles bedrogen ben, en ook u eerwaarde (haar geestelijke vader) bedrieg. Maar als het licht weer schijnt, dan kom ik terstond tot rust en wordt alle vrees (en twijfel) verjaagd. |
Dit komt uit "Het leven van de weerdige moeder Maria (a Sancta Teresia, alias) Petyt", Deel 2, hoofdstuk XCII.
We geven hier een stukje van de beschrijving van Maria Petyt over deze nevels in de oorspronkelijke versie weer, wellicht haar dialect.
Den Beminden versoeckt van my oock, dat ick my draghe ende soude zijn, als een stille, suyvere, ende klaere locht, die sonder menghelinghe van eenighe dompen oft nevel, bequaem is, om doorstraelt te worden van’t licht der Sonne, sonder eenigh beletsel ontfanghende haere straelen, wermte, ende invloeyinghe; want al-even-eens moet myne Ziele van alle onpuerheyt, oft menghelinghe van eenighe onvolmaecktheden, van aenhangh der creaturen, oft ghewilligh letten op jet, dat buyten Godt is, vry ende onbelemmert bewaert worden, om de straelen der goddelijcke inlichtinghen ende inwerckinghen sonder eenighe vermiddelinghe te konnen ontfanghen. |
Een ander geestelijk auteur die ons kan helpen om dit aspect van ons geestelijk leven beter te begrijpen, is Johannes Evangelista van 's Hertogenbosch (de Sint-Jan-van-het-Kruis van de lage landen zoals hij soms ook genoemd wordt).
We hebben in vroegere edities van Mystieke Literatuur eveneens reeds teksten van hem gelezen en overwogen.
Even kort ons geheugen opfrissen: Geerhard Verscharen, geboren in 's Hertogenbosch rond 1588, begint zijn noviciaat te Gent in 1613, waar hij de kloosternaam Joannes Evangelista krijgt. Reeds in 1620 wordt hij benoemd in een klooster te Leuven en aangesteld als novicemeester voor de vlaamse provincie. Hij wordt er snel een gezocht geestelijk directeur. Naar het einde toe van zijn leven verblijft hij in Tervuren aan de grens met het Zoniënwoud, waar hij een nieuw capucijnerklooster opricht. Hij schreef er zijn boeken terwijl hij contact hield met zijn Leuvense vrienden, en met de jonge religieuzen die er hun geestelijke vorming vervolmaakten. Na Tervuren keert hij terug naar Leuven in 1633, waar hij blijft tot aan zijn dood op 2 november 1635. Hij sterft er tijdens de pestepidemie die in Leuven woedde van 1634-1636. De pestlijders verzorgen en de doden begraven waren enkele van die risicovolle taken die de capucijnen vanuit hun franciscaanse spiritualiteit typisch behartigden in die tijd. Het was dus wellicht geen toeval dat een capucijn als Johannes Evangelista tijdens die epidemie besmet raakte en er jammer genoeg een van de slachtoffers van werd.
Het boek waarvan we nu een stukje lezen: "Het Ryck Godts inder Zielen oft binnen u lieden", geeft heel veel beelden die de auteur gebruikt om de diepere zin van heel wat aspecten van het spiritueel leven te schetsen. Hij reikt er ook een mooi beeld aan dat de innerlijke rust van Maur de l'Enfant Jésus beter helpt te plaatsen in die nacht.
Mist, nevel of het duister gaat hij vergelijken met een beeld van een glas water met wat aarde in vermengd. Dat is het wat we van hem voorgeschoteld krijgen.
Gezien [ de ziel van ] de mens (waar wij het over hebben) inwendig [ dus ] te vergelijken is met water dat met aarde is vermengd. Dat water is dan duister en donker, en onbekwaam om in zich het licht van de zon te ontvangen die er van buitenaf op schijnt. Van deze duisternis kan het op geen enkele andere manier worden bevrijd dan door (lang genoeg) stil te staan. Want (als het een tijdje stilstaat,) dan wordt het stilaan helder in zichzelf, gezien de aarde - die met het water vermengd was - van zelf naar de bodem zinkt en het water - dat op zich helder is - alleen boven blijft. Dan kunnen de stralen van de zon door het water schijnen en men ziet daar (helder) tot helemaal op de bodem. |
Zo gaat het ook met de mens die zich ... voor God heeft afgewend van alle geschapen dingen, en die door God geheel omgeven wordt, maar in zichelf nochtans in het duister tast omdat zijn geest met de natuur en de zinnen vermengd is. Die (natuur en de zinnen) verduisteren hem met hun werkzaamheid en onwetendheid en beroven hem van het doordringen van het goddelijk licht en van het genieten van de goddelijke tegenwoordigheid, die zich niet openbaren kan zoals in de heldere ongemengde grond. Van deze duisternis kan hij niet bevrijd worden dan door inwendige vrede en rust. ... In deze heilige rust en vrede zullen dan de natuur en de zinnen die lichamelijk en aards zijn ... vanzelf neerdalen en de geest alleen boven komen ... [ de geest ] die van nature helder is en bekwaam om het goddelijk licht te ontvangen. Deze helderheid zou men niet [ met eigen werkzaamheid ] kunnen bewerkstelligen, maar men zou daardoor de geest nog meer met de natuur vermengen en de ziel nog duisterder maken. Men kan het vergelijken met het water dat met aarde vermengd nooit helder wordt als men erin zou [ blijven ] roeren. Daarom moet alles achterwege gelaten worden dat niet bijdraagt tot het volharden in die inwendige vrede. |
Deze tekstjes komen uit het zestiende hoofdstuk van het werk Het Rijck Godts inder zielen, van Johannes Evangelista van 's Hertogenbosch.
In onze hectische en materialistische consumptiemaatschappij, is echte innerlijke rust veelal ver te zoeken. De rust waarvan sprake, zegt niet dat we niet mogen bewegen. We moeten ook bewegen, maar hier gaat het over de innerlijke gemoedsrust, waarin het bezinksel van materiële en kwade verlangens niet door passies en egoistische neigingen opgezweept worden. Want als die opgezweept worden, dan beroven ze ons van onze ontvankelijkheid en capaciteit om Gods licht en liefde te zien, te ontvangen, eigen te maken en door te geven.
Ziezo, we zijn weer stilaan aan het einde gekomen van deze editie waarin we hoofdzakelijk gelezen hebben uit werk van Maur de l'Enfant Jésus (1617-1690), namelijk uit het 20e hoofdstuk van zijn Theologie chrétienne et mystique). We hebben eveneens aan het einde een paar kortere tekstjes gelezen van Maria Petyt en van Johannes Evangelista van 's Hertogenbosch. We raakten hierbij vooral het thema aan van de nacht van de ziel. Niet dat het ons schrik moet aanjaagen, maar juist dat die nacht een gelukkig moment is, waarop de ziel vanuit haar vertrouwen in de Heer die haar leidt en bevrijdt, tot rust moet komen om voorbij die duisternis in het klare licht van Gods liefde thuis te komen.
In de volgende editie gaan we het hebben over de veel gestelde vraag: "God, of een indruk van God?" bij Walter Hillon (+ 1396). Hij zegt ons in zijn werk De ladder Van de Volmaaktheid, dat we niet elke geest mogen vertrouwen, maar dat we de geesten moeten onderzoeken om te zien of ze wel van God komen... (zie 1 Joh 4,1). Jawel, de echtheid van een geestelijk leven zo duidelijk mogelijk onderscheiden, is altijd een wezenlijke zorg van de christelijke traditie geweest.
Deze en andere edities van "Mystieke Lectuur", zowel als vele andere inspirerende mystieke teksten kan je vinden via de website van de Vereniging zalige Jan van Ruusbroec. Met het korte adres: "jvr.4god.be" te schrijven in de adresbalk van je internet browser, kom je op de website terecht. De vier van 4god is het getal 4 en niet het geschreven woord; het is te begrijpen in de zin van vieren in de gebiedende wijs. Ik herhaal het adres even: jvr.4god.be.
U kan ook steeds een hele reeks van de vroegere uitzendingen via internet herbeluisteren op de webpagina "Mystieke Lectuur" die jullie kunnen vinden op website van Radio Maria.
_____________
Samenstelling en commentaar ivm Maur de l'enfant Jésus werd uitgewerkt door Père Max Huot de Longchamp, en vertaald door Pater Rob Faesen, s.j.
© Association St.-Jean-de-la-Croix, Mers-sur-Indre (Franse) – Oude Abdij, Drongenplein 27. 9031 Drongen
_____________
U luisterde naar het programma Mystieke Lectuur, waar we deze keer stil zijn blijven staan bij een teksten van Maur de l'Enfant Jésus, die handelt over een Gelukkige nacht van de ziel!. Samen met Maria Petyt en Johannes Evangelista van 's Hertogenbosch moedigt hij ons aan om God met groot geloof en vertrouwen in ons aan het werk te laten, en dit zonder onze rust en vrede erbij te verliezen.
Hopelijk mogen we jullie weer verwennen op onze volgende editie van Mystieke Lectuur.
Vorige | Inhoud | Volgende |
| |||
Jan van Ruusbroec, VANDEN BLINCKENDEN STEEN, p.32, v13-16.
| |||
Hartelijk dank voor het bezoek aan onze webstek !
Wie het apostolaat van de vereniging op prijs stelt en wil steunen, Onze website maakt geen gebruik van cookies, wij willen geen inbreuk doen op uw privacy.
|